De Slechtvalksage van De Mortel ~ seizoen 2007.
-------------------------------------------------
De sagen lift mee op ware gebeurtenissen seizoen na seizoen.
Ik heb er mijn fantasie op los gelaten op komische wijze....
Copyright ~ Els van de Donk-Pennings.
-----------------------------------------------------------------------------------
Slechtvalksage seizoen 1.
Pa en Ma Slechtvalk.
Het viel Pa Slechtvalk al op dat Ma Slechtvalk op de betonnen dakrand van de Toren af en toe zorgelijk voor zich uit zat te staren. Zo ook die vrijdagmiddag 2 maart 2007.
Pa dacht: hier moet ik het mijne van weten.
Hij ging knusjes naast haar op de dakrand zitten. Het zonnetje scheen heerlijk. Er woei wel een fris windje. Maar dat was geen probleem.
Net als Ma maakte hij van zijn veren een dik verenpak.
"Ma", begon hij.
"Ja, Pa",
"Je kijkt de laatste tijd wat zorgelijkjes om je heen".
"Dat klopt, Pa."
"Wat gaat er onder die veertjes van je om?"
"Tja, hoe zal ik het zeggen", begon Ma een beetje schuchter.
"Vertel het me maar gewoon, we hebben geen geheimen voor elkaar."
"Da's waar. Zie je die twee dingen weer, hier en in ons nest. De mensen noemen dat webcams."
"Ik zie ze weer, ja. Vorig jaar waren die er ook alle twee," herinnerde Pa haar er aan.
"Ja maar, jij weet toch alles. Jij kunt zelfs de krant lezen. Dan weet je dat ze sinds vandaag weer aan staan".
" Dat weet ik, Ma. Ik weet ook dat jij zelfs frites kan bakken. De friteuse staat buiten op de bovenste ring keurig af te koelen. Jij weet ook veel".
"Als al die mensen, die geen twee poten hebben, maar twee benen, ons nu al kunnen zien, waar moeten wij dan ongeziens....eh......het "je-weet-wel" doen, Pa ?".
"Ma, waarom fluister je nu ineens?"
"Die camera's luisteren ons ook af, Pa!"
"Da's waar, Ma"
Beiden keken om zich heen. Er viel een stilte.
"Ma", verbrak Pa deze stilte met eveneens een fluistering in zijn stem.
"Ja, Pa", fluisterde Ma terug.
"Ook ik vond het een probleem. En ik heb er reeds maatregelen voor genomen!"
" Daar weet ik niets van, Pa!" was Ma verbaasd, maar zij bleef alért in haar gefluister!
"Ik wilde je niet ongerust maken, lieve Ma".
"Ach, je bent een schat, wist je dat!"
"Ja, dat wist ik.....Zoals je weet, ben ik goed bevriend geraakt met Sperwer","begon Pa Ma uit te leggen. Ma knikte.
"Ik heb hem ons probleem uitgelegd. Hij is meteen voor ons op onder-zoek uitgegaan.
Hij heeft alles hier verkend, en de nodige pauze's gemaakt.
Het was een enerverende zoektocht voor hem.
Hij is ook even neergestreken op de rand van een houten schot, wat de mensen schutting noemen."
"Waar was die schutting?", onderbrak Ma Pa.
" Daargings aan de horizon, wat de mensen Helmond noemen."
"Een schutting langs een groenstrook in Helmond, wat bij de mensen Tuin genoemd wordt?" wilde Ma weten. Pa knikte.
"Woont daar niet sterverslaggeefster....?"
"Ja, daar!"
"Vertel verder, Pa!"
"Er is daar genoeg groenvoorziening in dat gebied, waar wij, zonder webcam....je weet wel...."
"O,Pa....", en Ma kroelde knus tegen Pa aan.
"Weet je wat, we vliegen er samen nu even heen. Sperwer heeft de door hem gevonden voor ons 'je-weet-wel-plekje" mij al laten zien".
"Kom, Pa, 'k kan niet meer wachten!" was Ma nu heel blij.
Beiden kozen het hoge luchtruim richting Helmond.
Ergens aldaar streken zij neer, om spoedig dicht tegen elkaar kroelend, te genieten van dit knusse plekje zonder webcams.
Wie weet wat dit voor gevolgen kan hebben.
Beiden waren Sperwer er ontzettend dankbaar voor!
Pa fluisterde op dat knusse plekje tot Ma: "Als de mensen, die geen twee poten maar twee benen hebben, weer onze kids willen zien, mogen ze dat best.
Ons mooiste nestplekje is nog altijd daar boven op de Gemerttoren, maar dan moet Dos ons wel met rust laten en zijn eigen stek gaan zoeken!".....
Hoe komt het dat deze gebeurtenis nu toch in mijn Dagboek staat?
Dat komt..... ..... en omdat ik het zo'n mooi verhaal vind!
Maar uit Liefde en uit Respect voor Pa en Ma heb ik hun "je-weet-wel-plekje" niet verraden.....
Els - 3 maart '07.
----------------------------------------------------------
Pa en Ma Slechtvalk.
Een koude wind blies rondom de Toren. Ma Slechtvalk zat ineen gedoken
in de nestkast. Haar veren wapperden in de harde bries. Koesterend
lagen haar vleugels gespreid omwille van de drie eitjes die onder haar
blond gespikkeld buikje lagen.
Plotseling hoorde ze buiten Pa's bekende roep. Hé, wat fijn hem weer
te horen. Blij riep ze tot hem terug: " Joehoeoeoe.....ik ben hier nog
steeds, hooooorrrrr!"
Met een klap streek Pa ogenblikkelijk op het nestrooster neer. Met het
welbekende typische slechtvalkloopje, genaamd waggeltje, ging hij naar
de nestkastopening. Ze keken elkaar het daarop volgende ogenblik
liefdevol aan.
Ma zei toen tegen Pa: "Je doet het toch maar goed, hé, een prooitje
vangen voor mij!" "Dat weet ik, mijn lief wijfje. Mijn mannelijke plicht
zegt mij dat. En ach, dadelijk vang ik weer een lekker hapje. Ik doe
dat ook graag voor je met mijn stoere lijfje!" zei Pa met enige trots.
"Jij bent mijn binky!" gniffelde Ma.
"Dat weet ik", bevestigde Pa. Hij voegde daar met een zwoel zweempje
aan toe: "En jij bent mijn morteltje". "Och, Pa", zei Ma kirrend en
zichtbaar gevleid.
"Lig je nog steeds goed, Ma? Anders wil ik het wel even overnemen van
je" vroeg Pa.
"Ja, hoor. Ik lig hier fijn. Dankje Pa", was Ma hem dankbaar en ze
schudde haar veren eens goed op. "Ik kan ze voort moeilijker alleen
laten, Pa" "Daar heb ik de laatste tijd ook last van, Ma. Maar mijn
mannelijke plicht zegt mij ook dat ik prooitjes moet vangen voor jou."
Ma knikte vertederend.
"Pa...",zei Ma vervolgens.
"Ja, Ma",
"Herinner je je nog van een tijdje terug, dat jij met een prooitje kwam,
en op het moment dat je het aan mij moest geven er toen...eh....als
een slechtvalkspeertje ermee vandoor ging?!" Ze keek haar stoere vent
voorzichtig aan.
"Och Ma, waarom vraag je me dat nu", werd Pa nerveus.
"Mijn binky toch, ik wil gewoon weten waarom dat gebeurde".
"Wil je het echt weten?" probeerde Pa nog een Snelle Loop-poginkje.
"Ja, Pa!", vond Ma.
Pa keek van Ma naar buiten, en van buiten weer naar Ma. Tijd rekken noemen de mensen dat.
"Goed dan.... Ik eh....bleef toen best wel een tijdje weg" begon Pa
ietwat slechtvalk-onzeker. Ma knikte.
"Je weet ik ben een stoere goede prooitjes-vanger. Maar eh.....toen
...eh....ging het helemaal verkeerd!"
"Verkeerd?!" schrok Ma. "Ja. Maar je moet beslist weten het gaat
nooit verkeerd, behalve die ene keer!"
"Dat weet ik, Pa. Jij bent mijn binkerige, stoere, knuffelige prooitjes-
vanger!" zei Ma.
"Zó is dat" bevestigde Pa en toen durfde hij het Ma te vertellen.
"Ik zie een rond duifje vliegen. Ik dacht: echt iets voor mijn morteltje!
Dus ik er achteraan met een vaart van wat de mensen noemen, 340
kilometer per uur!"
"Hoe weet jij dat jij zo hard vloog?" vroeg Ma verbaasd. " Omdat ik
voort veel van die niet tweepoters, maar tweebeners weet", antwoord-
de Pa. Het antwoord bevatte weinig logica, maar dat ontging Ma.
"En verder!" Ma hing aan Pa's snavel.
"Ik nader de ronde duif, zag toen pas hoe rond ie was, werd wild
enthousiast...en dat had ik beter niet kunnen worden, want ik greep het
duifje verkeerd, en viel met duifje en al naar beneden!"
"Aaahhhhh!" schrok Ma.
"Ik val langs een hek neer, met het duifje tussen mijn snavel. Een
duifteentje priemend in mijn stoere neusgat , een duifteentje in,...dat
wil je niet weten. Strompelend sjok ik verder. Schrik ik van een beest
die BOE riep en die rare vlekken op zijn lijf had, en stomme platen in
zijn oren had. Strompel ik nog verder terwijl ik mij van die duifteentjes
ontdoe. Schrik ik van een harig beest met van die rare kromme dingen
op zijn kop, en ik herken er het beest in waarvan de mensen vinden dat
die zo hoog boven het land staan. 'k Moest er niets van hebben, sloeg
mijn vleugels uit en steeg op. Toen wist ik dat ik nog kon vliegen en dat
ik het gered had. Ik nam een spurt en plots zie ik onder mij een of
andere gek met twee benen, met zo'n gek lang ding voor het oog,
voortdurend omhoog kijkend, en die ook dacht 340 kilometer per uur te
kunnen halen. Die gek valt overal over heen, strompelt, loopt overal
tegen aan, maar blijft maar doorgaan. Op dat moment besefte ik dat ik
beter was dan de tweebeners en werd ik weer mij zelve.
Toen ik bij de Toren aan kwam voelde ik wat een razende honger ik er
zelf door gekregen had. Ik zie jou op de dakrand bij ons idyllisch
nestkastje, landt op de rand, besef dat ik het aan jou moest geven
......Lief morteltje van me,....ik verrekte zo van de honger.....ik kon
het niet..... Ik...eh.... nam een spurt en wist niet hoe vlug ik in een
boompje moest belanden. Ook al wist ik dat niet, het lukte me wel en
vrat het ronde duifje met veertjes en al op! ......Kun je me het voor die
ene keer vergeven, mijn allerliefst morteltje-worteltje van me!?"
Verwachtingsvol keek Pa Ma aan.
"Och natuurlijk mijn binky, vergeef ik het je. Jij bent mijn kleine grote
stoere knuffel........ Ik kan jou wel OPVRETEN!"....
Pa is toen maar wat graag op de vlucht gegaan.....
Met kromme vingers tik ik dit voor mijn Dagboek neer, met stijve
gekromde kniëen gezeten op mijn bureaustoel, en met een geklutst
lijfje.....
Els - 23 maart '07.
---------------------------------------------------------
Pa en Ma slechtvalk.
In een aangenaam Lentezonnetje kwam Pa Slechtvalk met een enorm
kabaal het nestrooster opgestormd. Ma Slechtvalk die op de drie eitjes
in de nestkast zat schrok hier hevig van.
“Pa, wat is er aan de hand?” vroeg ze verontrust.
“Ma”, antwoordde Pa, “dit is te gek voor woorden. Dit wil je niet weten.
Maar je zult het wel moeten weten, want wij moeten ons nu zeer waak-
zaam gaan opstellen!”
“Deden we dat al niet? Je weet wat dat wijf Mien ons iedere keer aan
doet. Ze wil mij mijn binky afpakken. Ze wil hebben dat jij echtbreuk
pleegt. Ze hutselt met onze drie eitjes….”.
“Ma”, onderbrak Pa Ma, ”dit is zeker zo verontrustend te noemen!”
“Wat is er dan nog meer aan de hand? We hebben ook al in de clinch
gelegen met de Buizerds. Jij vliegt met een grote boog over die beesten
heen met die kromme dingen op hun kop. Jij hebt het niet op die
beesten met die vlekken op hun lijf!” was Ma’s stem gejaagd.
“En nu wemelt het hieronder bij de Toren van de mensen, je weet wel
met de twee benen, niet met de twee poten, die op het veld eieren aan
het verstoppen zijn!” riep Pa uit.
“Whaaaat?!” slaakte Ma.
“Dat bedoel ik dus!” zei Pa. Hij dook de nestkast in.
“Die mensen zijn nú….?!” vroeg Ma.
“NU!” bevestigde Pa Ma.
Ma kwam moeizaam, wat de mensen “hannesen” noemen, van de drie
eitjes af en posteerde zich voor de nestkastopening. Pa ging naast haar
zitten. Beide kopjes doken naar voren. Met hun scherpe ogen priemden
zij tussen de gaten van het nestrooster door, en zagen feilloos wat die
mensen met de twee benen, op het veld daar beneden aan het uitvreten
waren!
Er viel een pijnlijke stilte tussen Pa en Ma. Ze keken elkaar eens veel-
betekenend aan. Begrijpen doen ze elkaar altijd meestal heel goed, daar
kon wijf Mien niet tussen komen! Het linkervleugeltje van Pa, die langs
Ma’s bevederde lijfje zat ging naar de drie eitjes. Héél voorzichtig en
behoedzaam rolde hij hun kostbare bezit tussen hen in.
“Ze blijven met hun jatten van onze eitjes af!” onderbrak Pa de stilte.
Hij was daarmee heel duidelijk!
“Jatten…?” vond Ma blijkbaar niet helemaal duidelijk.
“Dat zijn die dingen bij mensen, die aan de dingen hangen die bij hun
borstkas hangen” antwoordde Pa Ma. Zijn blik verried dat hij vond dat
hij daarmee heel duidelijk was.
Ma durfde Pa nauwelijks te vragen, maar deed het toch:”Welke dingen
en aan welke dingen, Pa?”
“Waar bij ons de vleugels zitten, zitten bij mensen armen. Aan die
armen zitten jatten, ook wel door de mensen handen genoemd” legde Pa
Ma toch keurig uit.
“Klinkt dat laatste niet beter?” deed Ma nog een poginkje.
“Kan ik niet zeggen. Want kijk maar eens wat ze er mee doen! Het stikt
er van de eitjes!”
Beiden gluurden dodelijk ongerust naar beneden. Ze zagen hoe die
mensen met een mandje aan hun arm die boordevol eitjes lagen in allerlei
kleuren, over het veld kropen. Met hun jat haalden zij iedere keer
eitjes uit die mandjes om ze te verstoppen. Ze hadden er wel héél erg
veel voor over! Ze kropen zonodig als mollen over de grond, om eitjes
onder boomwortels te leggen, onder struiken, onder eendenkontjes(!?),
onder stenen van het dammetje van De Snelle Loop. En als er eentje
dorst had, waagden zelfs sommigen om met hun bek, wat bij mensen
veelal mond genoemd wordt, in die Snelle Loop te gaan hangen, alsof ze
er een loopje mee namen.
“Hoe is dit mogelijk?” riep Pa uit,"ze hebben de grootste lol. Hoor je
dat geschater niet? Dat heet bij mensen lachen. En ze hebben van die
zit-dingen bij zich. Eten ligt erbij. Ze vinden het een waar festijn!”
“Hebben ze daarom onze eitjes al die tijd met die cams in de gaten
gehouden?” vroeg Ma aan Pa.
“Ik weet het niet meer, morteltje van me.’k Kan niet meer denken.
Moet je daar zien…”,en Pa wees met zijn rechtervleugel naar beneden.
“Die vent staat allerlei aanwijzingen te geven, alsof het allemaal nog
niet duidelijk genoeg is…”, riep hij kwaad uit.
“Waar?”vroeg Ma Pa.
“Daar, rechts. Die vent die wat aan zijn kin heeft hangen. 'k Zie iets
wits..”
“O, die daar.”t Zullen wel veren zijn!....En, en , die ernaast staat,…die
vent heeft bijna helemaal geen veren..!”
Toen proestten Pa en Ma het uit. Het leken net mensen!
“En die daar….,”hikte Pa en wees weer naar beneden.
“Waar?” vroeg Ma Pa weer.
“Daar, pal onder de Toren…Da’s die gek weer met dat idiote ding voor
het oog. Kijk eens hoe ze ons in de gaten houdt….Die hoort bij die vent
die bijna geen veren op zijn kop heeft!”
“Jij bedoelt dat is dat mens die ons…..en die denkt 340…..?”
“Ja, die….”
Ze gierden het weer uit die twee.
“Moeten wij van zo’n stelletje iets te vrezen hebben?” vroeg Ma Pa, omdat het er allemaal zo idioot uit zag.
"Waar komen dan al die eieren vandaan? Ze hebben ook allemaal van die
gekke kleuren…”, dacht Pa als het ware hardop. Gelukkig kon ie toch
weer denken. Ze keken allebei eens heel goed. Ze zagen hoe die eieren
met die rare kleurtjes ook erg raar blonken in het lentezonnetje. Ze
hoorden er een raar onnatuurlijk knispertje aan.
“ ‘t Zijn NEPEITJES!!!!” schaterden Pa en Ma plots uit.
“Jatten kunnen ze met die jatten ook al niet….!” was de enigste logica
wat Pa Ma hieraan kon geven. “Ja, en eieren leggen kunnen ze al helemaal niet!” hikte Ma.
Toen kwamen Pa en Ma tot de conclusie dat er van mensen toch niets te
vrezen viel, omdat het er zo potsierlijk uit zag. Ze wisten dat de web-
cams rustig konden blijven zitten.
Ze wisten opnieuw weer dat ze in de nestkast konden blijven zitten,
want die waren toch maar mooi wel handig door die jatten van mensen
gemaakt! Ze concludeerden dat de eitjes op het wereldberoemde veld
verstopt werden uit eerbetoon voor hun drie eitjes, waar die twee-
voeters immers de grootste bewondering en respect voor hadden!
Ach,.... zij wisten dat immers allemaal al, die Fantastische Pa en Ma.
En die tweebener met dat ding voor haar oog, namen ze maar weer op
de koop toe.....
Els - 3 april '07.
---------------------------------------------------------
Het is wat.
Wat pappie Brom en mammie Brom niet konden weten, was, wat hen nu eigenlijk boven het kopje hing.
Het was Lente en pappie Brom vond: "Dat zullen onze kindertjes weten!"
En ach, hoeveel knuffelige maadjes hadden zij wel niet op de zonnige wereld gezet. Het waren er zoveel, dat zij het tellen verleerd hadden! En weer ach, wat kwamen daar knuffelige gebromde vliegjes uit.
Pappie en mammie Brom hadden een groot vlieg-gezinnetje, en het vloog er lustig op los.
Nou, ....lustig....., daar was pappie Brom het met zijn vliegdreumesjes niet mee eens.
Zij woonden genoeglijk nabij De Snelle Loop in De Mortel. Zo hadden de mensen, je weet wel , met die vliegenmeppers, dit bosrijke en landelijke gebied genoemd!
Deze zonnige Lentedag trommelde pappie Brom zijn vliegdreumesjes bij elkaar. Dat was een bijna niet te klaren klusje, dus mammie Brom hielp hem een pootje. Een aardig zwikje stond op een gegeven moment om pappie
en mammie Brom heen. Ze hoopten iedereen bij elkander te hebben omdat zij nu eenmaal inmiddels niet meer wisten wat een getal nu eigenlijk inhield.
"Lieve vliegdreumesjes van me, ik zie jullie al heel wat vliegcapriooltjes uit halen, maar het kan nog véél beter! Jullie weten vast wel dat ik mijn vliegconditie en vliegbehendigheid op peil hou, door razendsnel naar die
hoge toren hier te vliegen. Ik doe dat erg hoog. Ik neem ook een vlieg-spurtje er om heen, om mijn snelheid op pijl te houden. Ik ga het nest in van die vogels die daar op drie eitjes zitten, met een vaartje, in allerlei
buiteltjes, van je erin-eruit-erin-eruit, om mijn behendigheid op pijl te houden. En ach guttegut wat kijken die vogels mij altijd olijk na!" Pappie Brom lachte bij deze herinnering.
"Maar, pappie", onderbrak Vaartje, het maadje wat als eerste hun vlieg-dreumesje werd, "waarom is oom Hannes er dan nooit van teruggekeerd?"
"Omdat hij een hannes was!" antwoordde pappie Brom zijn intelligent vliegdreumesje. Ach, hij wist immers, dat zijn vliegdreumesjes al van begin af aan wisten, waar hij zijn vliegoefeningetjes hield.
"Nu wil ik jullie deze vliegoefeningetjes ook laten maken. Jullie vliegen nu dadelijk achter mij aan, terwijl mammie op ons vliegenhuisje past. Dit Lenteweertje is er zéér geschikt voor."
"Ja, maar, pappie....," vliegsputterde Vaartje nog tegen.Het vliegdreu-mesje kreeg een stompje van Maadje een mede-vliegdreumesje. Vaartje zweeg, en zeker toen ie de strenge blik van pappie Brom op hem gevestigd zag.
Vaartje was een vliegjongetje en Maadje was een vliegmeisje.
"Allemaal nu achter mij staan!" gaf pappie Brom een vliegsommeertje.
Ze gehoorzaamden heel braaf.
"Ik zeg nu niet: ik tel tot drie, want dat werkt bij ons niet meer. Ik zeg AF en dan vertrekken we!"
Iedereen stond in de vliegstartblokjes. Mammie Brom wenste hen succes.
Bij AF ging iedereen onder veel gebrom de hoogte in. Pappie Brom koerste regelrecht op die grijze toren af.
Hij ging die afgrijselijke hoogte in. De vliegdreumesjes volgden hem gedwee. Het was een hele vliegkaravaan. Een kameel kon een dergelijke karavaan in aantal niet bij elkaar krijgen, laat staan dat die met die twee bulten zou kunnen vliegen!
Vaartje zag het nest van die vogels opdoemen. Het waren vleeseters, dat wist ie. Die roekoevogels waren meestal het haasje, beter gezegd het duifje.
Pappie Brom vloog als eerste dat nest in, wat meer op mammies vliegkast leek, maar dan veel groter.
Als eerste kwam Pappie er ook weer triomfantelijk uit.
Toen vlogen al die vliegdreumesjes in één lange rij er ook in!
Die ogen van die vogel!! Ze schoten alle kanten op, ook dat kopje, bij al dat vliegverkeer!! Vaartje zette er een extra vaartje in, en was als eerste buiten.
"Goed zo, je doet jouw naam eer aan!" prees pappie Brom hem. Maar Vaartje zag dat compliment in het geheel niet zitten.
Al de vliegdreumesjes brachten het er goed van af, en kwamen een vliegervaring rijker weer bij mammie Brom thuis.
"Ze doen het uitstekend. We kunnen tevreden zijn. Dan doe ik zelf ook nog een oefeningetje" zei pappie Brom tegen mammie Brom, en weg was hij. De vliegdreumesjes kwebbelden honderduit tegen mammie Brom, na
deze voor hen spannende vliegdreumesje-vliegervaring.
Pappie Brom naderde het nest. Plots zag ie de vogel op die gaatjesplaats staan, gekoppeld aan het nest.
Hij wist dat de vogels slechtvalken genoemd werden door de mensen met die vliegenmeppers. Hij wist ook dat het mensenwoord "slecht" niet veel goeds betekende. Maar hij wist ook dat die mensen goed voor ze wa-
ren, dus "slecht" moest nu toch iets goeds inhouden.
Hij vliegsputterde de nestkast in, rakelings langs de vogel af. Dat laatste had hij beter niet kunnen doen!
Onhandig vloog ie terug en HAP deed de vogel! Dit kon niets slechts betekenen, maar wat dan wel?
Tollend en met een vliegend krijsje belandde hij in het groen nabij de toren, tussen de bloempjes.
Onthutst keek hij naar achter. Wat had pappie Brom opeens een plat achterkantje!! Hoe moest ie nu thuis komen?
Maar, hij moest wel , want hij wist hoe dat moest, dus deed ie dat ook.
"Pappie!" schrok mammie Brom, en wees naar pappie Brom's platte achterkantje. De vliegdreumesjes durfden niet te schrikken, want pappie was nu eenmaal pappie.
"Niets aan het pootje. Komt allemaal goed". Meer wilde hij niet kwijt.
Het werd hem nooit meer gevraagd.....
Maar waarom hoefde de vliegdreumesjes niet meer die vliegoefeningetjes te doen?
Waarom liet pappie Brom dat aan de andere vlieggezinnetjes over?
Waarom zullen de mensen met die vliegenmeppers nu vliegjes gaan zien met van die platte achterkantjes?
Omdat pappie en mammie Brom toch niet zodanig gehandicapt waren, om niet voor opnieuw ontelbare maadjes te kunnen zorgen. Alleen zouden die maadjes het met een plat achterkantje moeten gaan doen, want pappie
Brom's handicapje was bepalend geworden.....en omdat andere vlieg-
gezinnetjes wellicht brommend en wel ook.......
Gezwetssssssss???????? 't Zou best eens kunnen, maar het kan een antwoord geven op al die vliegenvragen.
En dat platte achterkantje is erg handig voor de vliegenmepper!
Els - 10 april '07.
---------------------------------------------------------
Pa en Ma Slechtvalk en hun drie kindjes.
Wat was het warm! April doet inderdaad wat het wil. Dat bleek vandaag
wel! Tevreden zaten Pa en Ma in het 's zomerse lentezonnetje in de
nestkastopening. Beneden diep onder hen stonden die beesten met die
kromme dingen op hun kop, door de mensen met de twee benen,
hooglanders genoemd, genoeglijk in het veld in het gras te happen.
"We hebben het weer gefikst, Pa", zei Ma tegen Pa.
"Dat hebben we zeker, morteltje van me", was Pa liefkozend tegen Ma.
"Waarom moest ik van jou eigenlijk tegen onze drie kindjes zeggen, dat
ze drie zonne-tjes geleden niet uit hun eitje mochten kruipen, binky van
me?"" vroeg Ma toen aan Pa. Het was iets wat haar vanaf drie
zonnetjes geleden al bezig hield. "Omdat het toen voor de mensen
vrijdag de dertiende was", antwoordde Pa Ma. Hij zei het met een
klankje alsof het antwoord een duidelijk slechtvalklogicaatje bevatte.
Maar Ma vroeg Pa toch: "Dit moet je me toch even uitleggen, stoer veertje van me..."
Vertederend keek Pa naar zijn morteltje.
"Bij de mensen is dat een ongeluksdag .Alles schijnt op die dag bij die
tweebeners verkeerd te gaan. En omdat we ons nestje aan hen te dan-
ken hebben, en omdat die eitjes in het veld verstopt werden door hen
uit liefde voor het paasei, vond ik, dat het beter was om onze drie
kindjes maar niet op die dag uit hun eitje te laten komen. Je weet maar
nooit, hé".
"Je bedoelt, op die dag zagen wij ook hoe die tweebener op het veld
achterna werd gezeten door die beesten met die gekke dingen op hun kop. En hoe die tweebener aan een van die kromme dingen bleef hangen
en een wasbeurtje kreeg in dat water dat zo snel loopt." wilde Ma een
extra duidelijkheidje.
"Dat bedoel ik, mijn worteltje-morteltje van me".
Tevreden keken ze om zich heen, omdat ze elkaar zo goed verstonden.
Plotseling wees Pa naar beneden, terwijl achter hen hun drie kindjes
weer ongedurig hun piepstemmetjes lieten horen. Ma keek langs Pa's
wijzende vleugel naar beneden.
" Zijn zij het weer?" vroeg Ma Pa. "Zij zijn het weer. Zij met dat
gekke ding voor het oog, en hij die bijna geen veren heeft".
" Wat moeten we daar nu weer mee?" vroeg Ma.
"Eigenlijk niks. Dat moeten we nooit. Hoewel we toch het een en ander
van ze kunnen leren. Kijk maar om je heen. Maar zij komen vast voor
onze drie kindjes", antwoordde Pa Ma.
"Wat ik bijvoorbeeld weet is dat, als er bij die mensen met de twee
benen een klein tweebenertje geboren wordt er een rond lekkernijtje
gegeten wordt wat ze beschuit noemen met muisjes erop. Trakteren
heet dat." legde Pa Ma uit.
"O ja? Wat weet jij toch veel van ze, Pa"
"Dat klopt, Ma....Hoe zou je het vinden als ik die tweebeners daar
beneden dat eens geef?"
"Dat zou leuk zijn, Pa. Maarre... hoe wil je dat doen?" vroeg Ma zich
af. Pa wees naar het nest van de mensen op het einde van het veld.
"Daar hebben ze het wel...Je ziet me wel weer verschijnen!".
En rrroefff deed Pa. Ma keek Pa enigszins verbaasd na. Ze sloeg haar
linkervleugel uit en schoof haar drie witte donsjes tegen haar blonde
buikje, nog net onder haar vleugel. Vertederend keek ze ze aan.
Pa vloog regelrecht op dat nest af. Met zijn doordringende ogen overzag
hij alles in een slechtvalkvaartje. Toen hij zich onbespied wist, landde
hij op een rand wat vensterbank genoemd werd, en waar een spiegelend
geval open stond, waar de mensen raam tegen zeiden. Hij rook daar
binnen allerlei lekkers. Hij hipte naar binnen, met een slecht hipje en
dook op een hoog ding af. Kast heette dat. Met een teennageltje wrikte
hij een houten paneel open. Kastdeurtje genoemd. Daar stond wat ie
moest hebben. Hij gristte de gladde beschuitbus met zijn sterke poot
eruit.
Toen maakte hij dat hij weg kwam! Pa wist dat dat bij mensen jatten
heette! Ma koesterde ondertussen haar drie kindjes en wachtte geduldig
op Pa. Het wachten was zij gewend. Dat was ook haar binky gewend. Zij
wachten zo vaak op elkaar. Vandaar dat haar stoere prooitjesvanger
plotseling weer op dat nestrooster stond.
"Hoe kan dit....?!" was Ma zéér verbaasd. Ze wees niet naar de
beschuitbus, maar naar de leven-loze muisjes, die Pa voor haar neer
legde.
"Ach, mijn liefeitjeslegstertje van me. Ik heb al zo vaak in de clinch
gelegen met Buizerd. Nu heb ik eens een ander worsteltje met hem
uitgehaald, en dat leverde deze muisjes op!" en Pa keek Ma
triomfantelijk aan.
"O, Pa, wat ben jij toch mijn lief stoer arnoldschwarzeneggertje!" kirde
Ma. Ze wist niet wat het betekende. Ze wist wel dat het stoer klonk!
Toen werkten ze samen heel snel.
In een mum van tijd lagen er een aantal beschuitjes met muisjes op het
nestrooster. Ze wilden het samen met hun drie kindjes ook zelf gaan uit
proberen.
"Ik breng er wel twee even naar die tweebeners beneden, die maar niet
genoeg van ons krijgen. Ze zullen er vast héél blij mee zijn"! zei Pa, en
weg was hij, met in elke poot een belegd beschuitje.
Stom verbaasd keken die tweebeners hem aan, toen hij voor hen de
twee belegde beschuitjes legde. Hij zag hoe ze als aan de grond vast
ge-nageld stonden. Een stomme mensenuitdrukking. Ze stonden niet vast
en mensen hadden geen slechtvalknagels!
Rrroeff... Pa was weer snel boven. Samen met Ma en hun drie witte
donzige kindjes tuurden ze door de gaatjes van het nestrooster naar
beneden, met een heel blij gevoel. Ze hadden voor de eerste keer de
tweebeners een gift gedaan! Daarom snapten Pa en Ma niet dat die
tweebeners naar die twee verrukkelijke belegde beschuitjes bleven
kijken en er plotseling vandoor gingen..........
Terwijl ik dit uit tik begreep ik niet goed waarom ik mijn computermuis niet meer kon vinden.....
PROFICIAT PA EN MA MET ZOIETS DRIEMAAL MOOIS!
Els - 16 april '07.
---------------------------------------------------------
Pa slechtvalk en zijn drie donsjes.
Wijlen Ma en haar drie donsjes ~ 16-4-2007.
Dit is een eerbetoon aan Ma.
Zij is verjaagd door een indringster, een Belgische valk een vrouw-
tje met ringnummer S2.
Daarbij is Ma, vreest men, helaas gesneuveld.
Het verhaal en de tekening lag al beslist lang klaar. Ik heb het
verhaal aangepast, maar de kern is hetzelfde gebleven.
De sage gaat verder, omdat zowel Pa als Ma voor drie lieve
witte donsjes hebben gezorgd, waarvan wij allen hopen, dat zij
zullen uitgroeien tot drie sterke mooie slechtvalken....
*************************************
Pa zat op de antenne bovenop de Toren. Het was warm voor april. Het zonnetje verhitte zijn bevederde lijf. Maar hij voelde dat niet.
Hij zat maar voor zich uit te staren, zorgelijk denkend aan zijn drie kleine kindjes.
Hij hoopte dat het goed was wat hij nu voor zijn drie donsjes gedaan had.
Hij wist dat hij van de mensen, de tweebeners, veel kon leren.....
In de nestkast lagen drie donzige slechtvalkkindjes gerieflijk te wezen.
Ze lagen in een echt mensenbedje met alle "toetertjes en belletjes"!
Zojuist hadden ze van hun lieve Pa weer eten gehad.
"Ons lieve Papaatje heeft nu aan alles gedacht. Wat denken jullie ervan?" vroeg er eentje aan de anderen.
"Ja, dat heeft hij, maar ik verlang toch weer naar de kiezeltjes", antwoordde het kleinste donsje.
"Toch vind ik het wel leuk wat ik in mijn snaveltje heb", bracht het grootste donsje naar voren.
"Dat noemen die tweebeners een speentje", wist het donsje die naast het speensabbelaartje lag.
"En ik weet dat dit een bed heet, waar we nu in liggen", wist het kleinste donskindje.
"Pa wil niets meer aan het toeval over laten", zei het grootste donsje weer, ietwat slissend vanwege dat speentje in diens snaveltje.
"Hoe weet jij dat?" vroeg het kleinste donskindje.
"Dat heb ik hem tegen dat vreemde vrouwtje horen zeggen", antwoordde het grootste donsje.
"Heb je nog meer gehoord?" vroeg het donsje die naast het speensabbelaartje lag.
Het grote donsje knikte. Het speentje in het snaveltje gaf een klein wiebeltje.
"Ik heb ook gehoord, dat Pa vindt, dat hij alles zal doen om het nóg beter te maken voor ons!"
Alledrie de donzige kopjes keken naar buiten. Het was daar waar de andere vogeltjes vrolijk floten, en waar de witte wolkjes aan de blauwe hemel plakten.
"Ik mis ons Ma!", zei het grootste donsje.
"Ja, wij missen haar ook", zeiden de anderen.
"Ma kon ons altijd zo lief onder haar blonde borstveertjes duwen, zodat we heel dicht bij haar waren, en zodat we haar mamawarmte voelden", zei het kleine donsje, met een snikje in haar slechtvalk-mini-keeltje.
Je hoorde daarop meteen twee andere mini-snikjes.
"Ma kon zich zo lekker opschudden, zodat we zeker een plaatsje hadden", zei degene die naast de kleinste lag.
"En ze kon altijd zo lief haar vleugeltje uit slaan, om ons naar zich toe te trekken. Ik mis dat vleugeltje zo erg...." zei de kleinste.
"Ik mis de kiezeltjes, ik mis Ma!... Ik mis ons oude nestje!" bracht het donskindje naar voren die naast het speensabbelaartje lag.
"Ik mis ons oude nestje ook!" zeiden de beide anderen.
Ze slaakten alledrie een slechtvalkzuchtje. Weer keken ze naar buiten, waar ze op de plaat met gaatjes het vreemde vrouwtje ineens zagen zitten. Ze was wel mooi, maar het was niet hun lieve Ma!
Plotseling een hoop kabaal. Pa knalde op het nestrooster neer met een vierkant zwart gevaarte in zijn robuuste snavel.
"Awel, meneerke, wa's da voor un ding?"vroeg het vreemde vrouwtje aan Pa. De drie donsjes vonden dat zij niet goed de slechtvalktaal kende.
"Dat noemen de mensen een televisie", antwoordde Pa en hipte er mee de nestkast binnen.
Hij strompelde meer, maar dat waren ze van Pa al gewend. Ma was handiger......Ach...MA....
Pa rommelde in de hoek van dat rare blinkende oog. Door zijn breed bevederde stoere lijf zagen ze niet wat ie allemaal rommelde. Het vreemde vrouwtje was naar voren gekomen en tuurde naar Pa. Ze durfde verder niets meer te zeggen.
Ze kon hem maar beter te vriend houden!
Opeens bewoog er van alles vanachter het glas van wat de tweebeners televisie noemden.
Onder een vleugel haalde Pa met zijn poot een blinkend schijfje wat hij in een gleufje schoof onder die teevee.
Zo werd dat ding ook weleens genoemd, als de tweebeners geen zin hadden om het televisie te noemen.
Plotseling zagen ze achter dat glas vogels vliegen.
"Slechtvalken!"sliste het grootste donskindje, vanwege het speentje.
"Nu goed opletten!" waarschuwde Pa hen. Ze zagen toen hoe die slechtvalken hun prooitjes in die blauwe lucht vingen.
Ze zagen plotseling een flits van een tweebenersvrouwtje die stralend witte doeken aan een lijntje hing en die zwijmelend naar een pak op een schijfje keek met drie poten eronder, waarop diezelfde doeken afgebeeld stonden.
"Níet hier opletten"waarschuwde Pa hen opnieuw.
Ze zagen in een flits hoe de veren van een tweebener recht overeind stonden, de tweebener er iets over heen spoot, en hoe er hele mooie veren ontstonden.
En Roeffff... weer de slechtvalken die prooitjes aan het vangen waren.
"Hier weer opletten! Dit is een reclameschijfje, zo noemen die tweebeners dat" waarschuwde Pa hen opnieuw.
De drie donskindjes bleven gehoorzaam kijken, totdat het achter dat glas zwart werd.
Pa drukte op een knopje en het bleef zwart.
"Nu ik het alleen moet doen, wil ik het prooitjes vangen nu al op deze manier jullie gaan bij brengen", zei Pa en keek zijn drie donskindjes een voor een aan. Wat hield hij toch veel van ze! Niets was teveel voor hem, als het om zijn kindjes ging.
Hij zag hoe zijn drie donsjes elkaar bedenkelijk aankeken.
"Is er iets mijn drie morteltjes van me?" vroeg hij. Er klonk een groot snikje in Pa's keel bij het koosnaampje "morteltjes".
"Lieve, lieve Pa......we weten dat jij je best voor ons doet. We weten dat wij ons best doen om het te gaan redden!!!.....Maar wij wij..wij-wij....willen ons oude nestje weer terug. We willen geen televisie
....liefst...geen tweebenersbedje...We willen onze kiezeltjes terug.
We willen weer slechtvalkjes zijn,....dan leren we alles nog beter....", sprak het kleine dappere donskindje.
Er viel een pijnlijke stilte. Het vreemde vrouwtje nam de wieken en steeg op en koos het blauwe luchtruim. Zij trok zich nu even liever terug.
Pa's ogen hadden plotseling een verdacht blinkertje.
Toen zei hij: "Ik doe wat jullie het fijnste vinden. Dit is misschien een beetje overdreven allemaal....
...Ik...eh... zal het weer voor jullie allemaal in orde maken....Ik...ik zal mijn best voor jullie blijven doen, mijn drie lieve....morteltjes".
Toen verliet hij de nestkast .Hij steeg op en ging opnieuw op de antenne zitten. Hij keek stilletjes om zich heen. Hij zag de tweebener met dat lange ding. Ze had het deze keer niet voor haar oog .Hij zag met zijn
vlijmscherpe ogen, dat daarvoor die tweebenersogen te hard blonken.
Pa slaakte een slechtvalkzucht.
"Ma wat mis ik je toch!.... Jij bent mijn morteltje,...waar je ook bent! Van jou zal ik altijd blijven houden!"
Pa zette zijn sirene aan. Het doorkliefde het wijdse luchtruim rondom de Gemerttoren, hopend dat zijn MORTELTJE hem kon horen.....
Ik trok me onder bij de Toren respectvol terug....
Els - 25 april '07.
---------------------------------------------------------
Pa slechtvalk en zijn twee donsjes.
Door voedselgebrek overlijdt het kleinste valkje.
S2 was gewond geraakt aan een poot bij het verjagen van Ma.
Ze "vocht" voor haar eigen voedsel die Pa voor de jongen aandroeg.
Pa was daarom niet bij machte om alles aan zijn drie jongen te kunnen
geven....
--------------------------------------------------------
De zon wist van geen wijken. Hij stond daar aan de strakblauwe hemel.
Twee slechtvalken zweefden heel hoog tegen al dat blauw aan.
De mensen, de tweebeners, noemen dat "op de thermiek" . Dat was zelfs voor Pa Slechtvalk een moeilijk begrip, terwijl hij toch al zo veel van die tweebeners af wist.
Pa werd weer achterna gezeten door het vreemde vrouwtje. Hij raakte er aan gewend.
Het leek wel of hij geen keus had!
Met een ruime boog zwierde Pa recht op de Toren af, om neer te strijken op die plaat met die gaatjes. Nestrooster hadden de mensen dat als naam gegeven.
Zijn twee donskindjes begonnen meteen te kwetteren, toen ze hun lieve Pa weer binnen zagen waggelen. Het vreemde vrouwtje landde op de dakrand links van de nestkast.
" Nog geen honger?" vroeg Pa aan zijn twee donsjes.
"Nee, hoor, je hebt ons strakjes al zoveel gegeven. Mijn bultje zit nog vol", antwoordde het grootste donsje en wees met zijn middelste teentje van zijn rechterpootje naar zijn bolle kropje.
"Goed zo! Maarre....wil je voortaan wijzen met een van jouw buitenste teentjes, dat is netter!" vond Pa om het grootste donskindje even een opvoedkundig lesje te geven.
"Dat zal ik doe, Pa!" Pa knikte tevreden.
"Pa, "
"Ja, mijn kleine morteltje",
"Ik vind het jammer dat we nu geen ringetjes krijgen van de tweebe-ners. Jij draagt ze ook , wij nu nooit....." merkte het kleinste donsje op.
" Ik vind dat ook best wel jammer. Jullie weten maar al te goed, dat ik best wel op die tweebeners gesteld ben geraakt. Zelf vind ik eigenlijk het dragen van die ringetjes ook erg leuk. Bij de tweebeners dragen de wijfjes nog meer versierinkjes!" begon Pa hen uit te leggen.
"O ja!" werden de twee donskindjes nieuwsgierig.
" Jazeker! Ze dragen hele slierten om hun nekjes. Ze hangen zelfs slierten aan hun mensenoren, waar zelfs ook dingetjes aan hangen. Sommige hebben zelfs ringen aan hun mensenneuzen hangen. Mijn snaveltje viel wagenwijd open toen ik zelfs een ringetje zag zitten op het knopje van het buikje van zo'n tweebenerswijfje.
Nee, dat gaat mijn slechtvalkverstandje toch te boven!"
" Dat is overdreven, Pa!" vonden ook zijn twee donskindjes.
"Maarre,..... ik weet wel een oplossinkje voor jullie. Als jullie zó graag ringetjes willen hebben....." glunderde Pa. Ach, ach, wat hield hij toch veel van zijn donskindjes!
"Maar dan moet ik even weg!" zei Pa.
"Alweer, Papaatje", vond het kleinste donsje niet echt leuk.
" Ik zal zo snel mogelijk terug zijn, mijn kropje". Een tweede troetel-naampje. Het klonk erg leuk!
"Dat is goed, Pa!" stemden de donsjes meteen in, want Pa maakte hen wel blij!
Pa waggelde het nestrooster weer op. "Tot straks!" zei hij en hij vloog weg. De twee donsjes hoorden hem iets tegen het vreemde vrouwtje zeggen. Ze verstonden hem niet, maar begrepen hem wel! Pa wilde dit alleen doen, want hij vloog alleen weg!
Pa vloog naar Helmond. Zo noemden de tweebeners al die nesten bij elkaar.
Daar zag hij het nest wat hij hebben moest. Toch wel gemakkelijk als je zelf ook de mens bespiedde, en zodoende het een en ander van hen te weten kwam.
Nu even het snaveltje op elkaar, en het er zonder meer op wagen. Niet nadenken. Want dan kwam er niets van terecht!
In één perfecte duik belandde Pa in dat nest. Er klonk een hoop gegil. Dat waren de keeltjes van de tweebeners. Die konden er ook wat van! Hij trok zich er niets van aan en nam ogenblikkelijk een vliegspurtje naar de hoek waar het het hardst blonk. Hap, deed zijn stoere snavel en griste een vierkant fel gekleurd geval van een blinkend ding af, glasplaatje noemen de tweebeners dat, en maakte hij vervolgens dat hij weg kwam! Binnen een paar seconden vloog hij weer in het blauwe luchtruim. Maar, och heden, had hij maar niet dat vierkante ding tussen zijn snavel zitten. Hij kreeg er zowat klembakkes van! Even de 340 kilometer-spurt nemen, vond Pa!
En dat redde gelukkig zijn rubuust snaveltje!
Klap, deden zijn sterke poten op het nestrooster.
"Je bent er al", riep het kleinste donsje verrukt uit.
"Jaaa, ....da's snel"! riep het andere donsje heel blij. Ze zagen hoe Pa vanwege zijn gehaastheid bijna de nestkast inkukelde. Hij had even een slechtvalk-nahijgje.
De twee donsjes wachtten geduldig op dat wat komen ging. Begerig keken zij naar dat felle ding dat in de nestkiezeltjes stond.
Eindelijk deed Pa er iets mee. Het bovenste dingetje kon omhoog. Dat deed het dan ook, dankzij Pa's linkerteennageltje van zijn rechterpootje.
"OOOOOOOO,......!!!!" riepen beide donsjes toen van opperste verbazing!
Het wemelde in het vierkante dingetje van de ringetjes!
"Dit is een sieradenkistje van de tweebeners. Ik heb het speciaal gehaald in een nest waar geen tweebeners wonen, maar waar ze alleen maar dingetjes meenemen. Sommige van die mensen zeiden er drogist tegen. En eentje zei zelfs "vat", en ze hadden het over gekruide dingen. Ik snapte dat niet, omdat ze zonodig moesten gillen". legde Pa hen uit. Vanwege de opvoeding vertelde hij hen maar niet dat de tweebeners dingetjes in hun handen hadden, waar flapjes uit kwamen en ronde schijfjes, dat geld
geld heette, en wat je eerst moest geven, voordat je iets mocht meenemen.
Hij graaide in het sieradenkistje, en haalde er de mooiste ringetjes met zijn rechterpoot uit. Allebei de donsjes kozen voor een ringetje met een steentje. Pa deed dat zelfs. Ze kregen er zelfs een slechtvalklachje van. Zo blij waren ze alledrie!
"Nu kies ik er nog twee uit", zei Pa. Hij tuurde in het kistje. De twee donsjes begrepen hieruit dat Pa er extra aandacht aan schonk. Toen pakte hij er twee uit. Eén ringetje was heel klein, en opvallend mooi. De andere was veel groter en ook opvallend mooi!
Het kleine ringetje bleef in zijn grote poot liggen. Hij strompelde naar het hoekje, waar het oog van dat witte ding naar keek. Het was dat lange geval, wat door de tweebeners webcam genoemd wordt.
Behoedzaam legde hij het ringetje daar neer, tussen de kiezeltjes. De twee donsjes werden er stil van.
"Dit laten we voort altijd hier liggen. Dat verdient ons allerkleinst lief morteltje........", sprak Pa met een verdrietig klankje in zijn keel.
"Dat verdient.....ons kleinste donsje......", vonden ook de twee dons-kindjes.
Pa stompelde naar de grotere ring, die hij in de kiezeltjes gelegd had, en verstopte het in zijn linkerpoot.
"Ik ben zo terug", zei hij. Zijn morteltjes knikten. Ze begrepen hem ook nu.
Pa vloog de nestkast uit met een grote boog. De twee donsjes hoorden Pa weer iets tegen het vreemde vrouwtje zeggen. Ze zagen hoe Pa weer alleen weg vloog.
Pa gluurde naar beneden. Die tweebener met dat lange ding voor haar oog, was er natuurlijk weer.
Ze wist van geen wijken. Maar hij vond dat hij voortaan anders behandeld werd door haar.
Pa vloog de bossen in. Op een gegeven moment had hij de ring niet meer. Hij vloog terug naar de Toren, en streek op de antenne neer.
Pa keek naar het wijdse luchtruim, daar waar hij altijd in zijn element was en zei: "Vindt de ring, mijn Lief Morteltje,......het zal ons samen voorgoed binden, waar je ook bent!".......
Pa wist dat de tweebener met dat lange ding voor haar oog, de ring niet zou gaan zoeken.
En daar had hij gelijk in....
Els - 3 mei '07.
---------------------------------------------------------
Pa slechtvalk en zijn twee veerdonsjes
en het madammeke.
Uitgerekend op Moederdag, zondag 13 mei '07 zei S2 als het ware dat het nu de hoogste tijd was om de twee donsjes van Pa als een tweede moeder te gaan voederen.
En zo geschiedde.....
Donkergrijze wolken joegen door het luchtruim boven de Gemerttoren.
De wind blies er zonder ophouden flink tegen aan.
Van tijd tot tijd viel de regen met bakken uit een loodgrijze lucht.
Nu was het droog. Pa zat boven op het topje van de antenne. Zijn grote poten kluwden om de top heen. Zijn veren wapperden alle kanten op, door de straffe wind.
Het Belgische vrouwtje met ringnummer S2 zat op een van de zijarmen van wat de tweebeners antenne noemden.
"Meneerke!" riep plotseling het Belgische vrouwtje. Pa blikte naar be-neden. Hij keek naar het vrouwtje. Haar veren wapperden net als de zijne. Waarom vond hij dat dat bij haar mooier was dan bij hem zelf. België zeiden de tweebeners waar zij vandaan kwam. Ze sprak in ieder geval een ander slechtvalktaaltje. Gelukkig konden hij en zijn twee gevederde donskindjes haar toch verstaan.
"Wat is er, madammeke?" vroeg hij. Van haar had hij begrepen dat dat woord in het gebied waar zij vandaan kwam veel gebruikt werd.
" Gisteren was het Moederdag onder...wat gij noemt...de tweebeners. Door die gewebte cammetjes van ze kijken ze met ons mee. Aa- wel, dacht ik bij m'n eigen, ik zal és laten zien wat ik in m'ne mars heb. Ik word een moeke voor Pa's kinderkes.
Hoe vinde gij da nou, meneerke? Ik heb oe d'r nog nie over gehoord?"
"Eh....ja,......je doet het best wel goed....eigenlijk", antwoordde Pa en schraapte even zijn slechtvalkkeeltje. Een complimentje maken bij dit madammeke ging hem nog steeds niet echt goed af. Maar hij moest toegeven dat zij plotseling geweldig haar best deed. Hij was er best wel verlegen onder eigenlijk.
"Is het soms niet een beetje te zwaar?" vroeg hij om toch aan te tonen dat hij haar toch echt wel dankbaar was. Want oef...in zijn eentje had hij het erg zwaar gehad.
Maar ach, wat hield hij toch van zijn twee oogappeltjes. De kindertjes van hem en zijn geliefd morteltje.
"Aa-wel, meneerke,het is soms best wel zwaar, ja. Maar oe kinderkes moeten goed kunnen eten!" sprak het madammeke in haar grappige slechtvalktaaltje.
" Mijn morteltjes moeten hun bultjes vol kunnen eten. Daar heb je gelijk in, madammeke".
Hij wist dat de tweebeners namen aan het bedenken waren voor zijn kindjes en voor het madammeke. Omdat hij een zwak plekje voor de tweebeners had, wist hij dat hij ook nu weer de namen zou aanvaarden. Ma, zijn geliefd morteltje, zou dat ook weer het liefst gewild hebben voor hun gevederde donskindjes, wier veertjes al zo lief tussen het
witte dons doorpriemden.
Er viel een stilte tussen Pa en het madammeke. De wind doorbrak die stilte om te gieren rondom de hoge Toren.
"Madammeke,..." klonk de stem van Pa weer.
"Ja, meneerke"
"Ik ga even alleen weg, als je dat niet erg vindt. Ik weet, je gaat altijd met mij mee. Maar dit wil ik even alleen opknappen. Je kunt als je wilt als een moeke op de morteltjes passen en de nestkast een poetssna-veltje geven..." gaf Pa haar te kennen.
"Aa-wel, meneerke, da's goed meneerke. Ik ben een goede kuisvrouw", lachte het madam
meke. Nou, dacht Pa, daar heb ik weinig van gemerkt. Met moeite heb ik haar van me af weten te houden! Maar dat zei hij liever niet tegen haar( ! )
"Dan ga ik nu even, madammeke. Ik zie je strakjes weer", zei Pa.
"Aa-wel, meneerke, da's goed. Ga de gij maar even. Ik vermaak mij hier wel" en het ma dammeke keek hem moeke-achtig aan.
Pa steeg op vanaf de antenne en koos het luchtruim. Hij trotseerde de wind en vloog naar al die nestjes wat de tweebeners Helmond noemden. Hij moest toch tonen, vond hij, dat hij het madammeke met ringetje "S2" echt wel dankbaar was! Hij kon dat maar op één manier doen.
Spraken de tweebeners die gewebt mee kijken niet iedere keer van "Supermarkt?"
Je kon er zelfs aardappeltjes kopen, wat het madammeke "pattatekes" noemde. Pa haalde ze voor Ma's friteuse daar nooit vandaan. Tweebenersland genoeg hier, waar je ze zo de grond uit trok. Nu deed hij dat voor het madammeke. Hij begreep echter niet, waarom zij die "patattekes" niet at maar vrat. En dan moest er van die pikkels bij. Hier hadden de tweebeners het de naam mayonaise gegeven. Potten vol had hij reeds het nest uitgesleept die stond op het einde van het veld!
Pa bereikte Helmond. Met een ruime boog zwenkte hij af. Hij zag een laag nest met een plat dak. De dakrand er om heen had een blauwe kleur. Het was niet zo'n mooie kleur als van zijn veren. In mensen-letters stond iets van betekenis. Wat hij er van begrepen had was, dat dit nest "geheyn't " was.
In dit nest waar geen tweebeners woonden, maar waar tweebeners flapjes en schijfjes weg gaven in ruil voor iets anders, moest hij zijn. Net zoals de vorige keer moest hij niet nadenken, maar gewoon doen!
Hij wist dat hij het uiteindelijk als het er op aan kwam dit voor zijn twee morteltjes deed!
Pa zette zich schrap. Hij zag de geopende ingang waar tweebeners met van die rare blauwe dingen liepen, vooruitduwend, met van die ronde dingetjes eronder. Net schijfjes, maar dan dikker.
Pa wist wat ie kon. Hij plantte zijn vleugels langs zijn lijf. Toen dook hij recht naar beneden, rakelings langs de tweebeners af.
Ja, ja, al goed...hij wist hoe zij gilden konden! Niets van aantrekken!
Gewoon doorgaan! Er naar binnen met die hap! 'Hap!" dat was een goeie! Oef,...wat een rekken, wat een spullen! Dat wist hij niet. Pa maakte daarom een inschattingsfoutje!
Foutje of niet, hij had geen keus! Hij móest door gaan! Hij vloog recht op een stapel verpakkingen af.
Gillend stoven daar tweebenersvrouwtjes ijlings uiteen. Met zijn klauwen bleef hij aan die verpakkingen hangen. Ze scheurden open. De inhoud vloog alle kanten op. Het waren langwerpige flinterdunne witte dingen. Op de verpakking had hij een regendruppeltje zien staan. Het had iets met "maand" te maken. Waar het mee te maken had interesseerde Pa niet. Hij ontdeed zijn poten van de verpakking.
Hij verloor daarbij zijn evenwicht! In een rek stonden doorzichtige hoge dingen met rood erin.
"Hier ook al?!" kreunde Pa. Hij herkende er de flessen in van Grand Café Peregrinus met de wijn - van - huis.
Hij botste er tegen aan met gespreide vleugels. Onder een hels kabaal vielen die dingen, wat de tweebeners flessen noemden, tegen de grond aan.
Of het allemaal nog niet genoeg was, belandde hij midden tussen grote pakken. Pal voor zijn ogen doemde op die verpakking doemde het twee-benersvrouwtje op die zo zwijmelend naar dat pak kon kijken, maar nu zwijmelde ze naar die witte lappen die aan dat lijntje hingen. Voor hij het goed en wel wist doorboordde zijn snavel een van die pakken. Een walgelijk viessmakende poeder liep langs Pa's snavel het pak uit. Pa kreeg een slechtvalkhoestbui. De tweebeners maakten nu eens temeer dat ze weg kwamen! Pa rukte nijdig met zijn poot het pak van zijn snavel, herstelde zich en vloog weg.
VLEES! Hij rook VLEES! Pa vloog de geur achterna. Hij trof in grote bakken bergen prooi geplukt en al!
YEEEESS! Het interesseerde Pa niet meer hoe hij geklunst had en wat hij had aangericht!
Hij dacht alleen nog maar aan zijn twee morteltjes en aan het madam-meke!
Hij dook een van die bakken in. Het was de grootste! Wat waren die krengen koud. Het vlees was ook zo koud en zo idioot hard. Net zo koud en net zo hard als het water bij de Toren als die bevroren was!
Niet bij stil staan nu; meenemen die hap! Zijn klauwen kluwden in allerlei verpakkingen. Zijn snavel hapte er verwoed in. Wat voor vlees het was interesseerde Pa niet. Het was VLEES en dat was het belangrijkste!
Het betekende voor even rust in hun prooitjes-jagen-gejakker!
Zwaar beladen spreidde hij zijn vleugels, vol bepoot en vol besnaveld. Torsend en kreunend vloog hij zoekend naar de uitgang. Hij vond die en koos met moeite het oneindige luchtruim.
Zijn vleugels werkten voor tien slechtvalken tegelijk! Buiten Helmond werd hij plotseling een tweebener gewaar. Dit personage had een gek ding bij het oog. Nee, het was niet het respectvolle vrouwtje. Het was
een mannetje en dat ding bij het oog was anders. Achter dat mannetje was een nestkast waar het wemelde van de duifjes! Lekkere kluifjes wist Pa, maar nu even niet. En wat dat gekke ding bij het oog, op hem ge-richt, betekende wist hij niet, zelfs toen dat een knal veroorzaakte. Hij voelde iets achter zijn staart een suisje maken. Het "iets" had voor niets gesuisd, want Pa deerde het niet.
Veilig en wel kwam Pa klabats op het nestrooster terecht met klembakkes en verkrampte poten. Maar dat vergat hij ogenblikkelijk toen hij de blije oogjes van zijn twee kleine morteltjes zag en de verrukte ogen van het madammeke die een goede kuisvrouw in de nestkast was geweest, wat dat dan ook betekenen mag.
"Aa-wel, meneerke gij zijt une toffe vent!.... Nu de kant en klaar-prooitjes in het zonnetje laten liggen op de plaat met gaatjes. Daar wordt het vlees lekker zacht van!" was het madammeke deze ferme vent méér dan dankbaar!
"Goed Pa!.... Joegheee....voor onze Pa!" riepen de twee gevederde donsjes dolblij uit.
"Goed van mij, hé!...."en met een schuin oogje keek Pa eens naar het madammeke. Hij zag aan haar dat hij hier héél erg goed aan gedaan had.
Die namiddag werd het eerste geplukte verpakte prooitje verorberd. Het betekende even geen prooijachtjes meer. En daar ging het uiteindelijk om bij Pa.
De rest aan verpakte prooitjes lag op een kolossale stapel in de nestkast onder de gewebte cammetje.
Die avond heel laat zaten Pa en het madammeke samen weer op de antenne. Plotseling wierp Pa naar madammeke iets roods toe. Het was de geliefde rode wijnkleur van Grand Café Peregrinus. Het was echter
geen fles wijn á la Peregrinus.
"Aa-wel, meneerke, is dat voor mij?" vroeg het madammeke.
"Jazeker!" werd Pa nu toch wat verlegen.
"Wat is dit voor un mooi dingske?" vroeg het madammeke.
Verlegen antwoordde Pa: 'Jij....eh.... hebt zo'n mooie borstkas. Dit is een sjiek borstkashoudertje. De twee benersvrouwtjes vinden dat ook mooi....Ik dacht...eh....misschien....en als dank dat jij nu mijn mor-teltjes.....",
Pa werd nu héél verlegen.
Even was het stil. Pa zag beneden bij de Toren de twee tweebeners staan. Zij met het rare ding voor het oog, en hij die geen veren had. Het vertederde hem.
"Aa-wel, meneerke...gij zijt bedankt!" voelde het madammeke zich gevleid.
De stilte viel in. Het was tijd geworden om te gaan slapen.
Het madammeke deed dit met een rood borstkashoudertje om haar heen. Pa deed dit, met een wijdse blik naar de bossen. Daar waar zijn hart op Moederdag toch in het bijzonder lag.......
Ook al was dat nest in Helmond nog zo goed "geheynt", ik zal aldaar verzwijgen waar al het VLEES gebleven is als ik er mijn flapjes en schijfjes uit geef......
Els - 14 mei '07.
--------------------------------------------------------
Pa slechtvalk en zijn twee kindjes
en madammeke Sterre.
Opnieuw stond de zon aan een helderblauwe hemel.
Vogels vlogen af en aan, ook rondom de Gemerttoren. Dat vonden Pa Slechtvalk en het madammeke helemaal niet erg.
Pa zweefde heerlijk op de thermiek in de warme stralen van de lente-zon.
Het madammeke zweefde in zijn nabijheid.
Inmiddels wisten zij beiden wat samenwerken betekende. De tweebeners kenden dit fenomeen ook. Pa wist dat bij hen daar weleens de klad in zat, en dat daaruit tweebenersproblemen konden ontstaan. Maar dat was gelukkig geen slechtvalkprobleempje.
Hij had de zijne weten op te lossen. Sinds Ma's gedwongen vertrek had hij de touwtjes weer goed in handen gekregen, mede dankzij het Belgische madammeke. Tweebeners die met een zekere tweebener Willem van doen hebben noemen haar nu Sterre. Anderen noemen haar Tante Es. Ze ís geen tante. In zijn familie ís geen wijfje die zo heet. Ja, de naam Sterre is heel mooi! Een welverdiende naam na alle trieste gebeurtenissen!
Zijn twee morteltjes hadden de mooie namen Hope en Faith van al de gewebte twee beners gekregen. Het klonk als een ander tweebenerstaaltje.
Een taal waar je eerst dat grote water over moest vliegen, voordat je die tegen komt!
"Sterre, ik ga even kijken naar mijn morteltjes. Vlieg jij maar heerlijk verder", stelde Pa voor.
"A- wel, meneerke,... doe dat zulle. Gij moet ze extra in de gaten houden, hé. Ik doe dat ook al vor oe, hé", was het stermadammeke tevreden over zich zelf. Ze had echt wel in de gaten dat meneerke Pa haar nu Sterre noemde. Mooi ja, héél mooi!
Tevreden vloog ze haar rondjes.
Pa dook op de plaat met gaatjes voor de nestkast. Hij keek naar binnen en zag dat Faith alleen in de nestkast zat.
" Waar is Hope?" vroeg Pa aan zijn morteltje.
"Alweer naar buiten, Pa" antwoordde Faith Pa.
"Dat noemen de tweebeners, mensen dus, takken, mijn knuffelig veerlijfje. Dat moet jij ook gaan doen", gaf Pa zijn morteltje een slechtvalkporretje.
"Weet ik, Pa. Maar Hope doet dit niet om te takken. Hope zoekt het witte jasje van dons! "
Pa keek Faith verbaasd aan. "Ja maar,....eh....Ik ga eens kijken!" en weg was Pa.
Beter nu effe gaan checke, voordat hier brokken van kwamen. Hij wag-gelde over de dakrand, en kwam aan de andere kant terecht. Daar trof hij Hope.
"Wat hoor ik van Faith, ben jij op zoek naar jouw jasje?" vroeg Pa direct en zag meteen de verdrietige ogen van zijn morteltje.
"Ja, Pa. Het was zo'n mooi wit jasje. Ik mis hem echt!" klonk er een slechtvalkverdrietje vanuit Hope's keeltje.
"Dat jasje is er niet meer, mijn knuffelig donsje. Als je het eenmaal uit hebt is het voorgoed weg.
Het zal ook nooit meer passen. Deze blauwe jas van veren gemaakt is jouw permanente jasje.
Die is toch ook mooi!" legde Pa zijn veerlijfje uit.
"Dat wel, maar waarom hebben de tweebeners wel verschillende jasjes aan? Dat zie ik beneden aan de Toren en aan dat tweebenertje, die ook nu met dat gekke ding voor het oog hier beneden staat"
"Weet je wat. Klim op mijn rug, houd je goed vast, dan vlieg ik met jou ergens heen waar ik het je erg goed kan uit leggen. Want vliegen kan je nog even niet", stelde Pa voor.
"Waarom nog niet, Pa?" vroeg Hope toen er een klautertje op Pa's rug werd gemaakt.
"Omdat de tweebeners zeggen dat jullie pas eind mei of begin juni kunnen vliegen.",
"Mei....juni........zegt mij niks, Pa", "Mij ook niet, maar we houden ons eraan", ontbrak hiermee bij Pa elke mensenlogica, en die van de slechtvalk. Het zou gokken worden!
Ondertussen had Pa met een klauwende Hope op zijn rug de tweebeners-nestplek Helmond bereikt. Pa keek wantrouwig naar beneden. Hij had hier het een en ander uitgevreten, dat wist hij.
Hij kon zich beter maar gedeisd houden. Nu zeker. Nu viel hij zeker op met een andere slechtvalk boven op zijn rug! Pa dook behoedzaam tussen tweebenersnestjes neer bij een leuk alleraardigst nestje.
"Kijk", zei Pa, toen hij Hope van zijn rug had gesjord, "dit is een tweebener kledingzaak. En zie je al die jasjes?"
"Ja, Pa", zag ook Hope, terwijl ze door een grote ruit naar binnen keken, waar iets doorzichtigs voor zat.
"En zie je daar die tweebeners staan, die jasjes aan het passen zijn, achter dat doekje wat niet helemaal dicht zit?" vroeg Pa. "Dat zie ik, Pa". "Mooi, en zie je ook, dat tweebeners geen veren hebben? Dat ziet er toch voor geen meter uit, hi-hi-hi'!" gniffelde Pa een slechtvalkgniffeltje.
" Wat lelijk, Pa. Ze zijn zo kaal, en het hangt van alle kanten.....Wat is EEN METER, Pa?"
"Stel niet allerlei moeilijke vragen, Hope. Je Pa weet veel, maar ook niet alles!' had Pa even een slechtvalkkkriegeltje.
"Okee, Pa. Okee. Wat wil je me nu uitleggen?" vroeg Hope Pa toen.
" Omdat tweebeners zo kaal zijn, hebben zij wél telkens andere jasjes nodig. Gelukkig, wij slecht valken niet!" Jouw witte jasje was jouw uit-het-ei komen-babyjasje! Dat is voorgoed weg!" Pa hoopte dat zijn uitleg doeltreffend was.
"Dus mijn donsjasje is niet kwijt, maar het is weg, omdat het weg kon! En nu heb ik voortaan deze mooie!" bracht Hope naar voren en keek Pa opgelucht aan. Er zat geen slechtvalkverdrietje meer in zijn ogen.
"Voortreffelijk, Hope! We kunnen gaan", prees Pa en sjorde Hope direct op zijn rug. Hij maakte toch maar liever dat hij weg kwam.
Al gauw vloog hij in de blauwe lucht. Opgelucht! Hier was hij schadeloos vanaf gekomen.
"PAA"! kreet Hope opeens tetterend in zijn oren. Pa schrok en maakte een slechtvalk-schrik-buiteltje.
Hope hield zich gelukkig goed vast. Maar Hope dwong hem ook te dalen. Toen zag hij wat zijn morteltje bedoelde. Bij een nest midden tussen het groen zat een heel oud tweebenerswijfje op een zitdingetje te pootwerken. Tweebeners noemen dat handwerken.
" Wat doet zij, Pa? Maakt zij soms een jasje?" "Jazeker, zij maakt dat met die pennen in haar poten... eh....handen." "Met verenpennen, Pa?" "Zoiets, ja, mijn morteltje. Met dat knotje garen....zo noemen ze dat, maakt zij dat.", legde Pa nog preciezer uit.
"Dat wijfje is géén takkewijf, Pa. Ze ziet er niet gevaarlijk uit!" merkte Hope plotseling op.
"Waar haal je dat opeens vandaan?! " was Pa verbaasd.
"Toen jij en Sterre uitlegden wat takken was, legden jullie ook uit, dat dit een tweebenersnoemertje is.
Daar haal ik dit nu vandaan, Pa." Nu had Hope Pa iets uit weten te leggen!
Pa zweeg.
Ondertussen zaten ze te dicht boven dat oude wijfje.
Voordat Pa het goed en wel besefte zat Hope plotsklaps wild fladderend bovenop dat oude tweebenerswijfje! HAP, deed Hope's snavel. Hij/zij hapte in datgene wat op de kop van het wijfje zat.
Triomfantelijk kwam zijn morteltje fladderend op zijn rug terug.
Pa zag hoe die pennen van dat oude wijfje alle kanten uit vlogen, en hoe er vanuit haar snaveltje roze dingen naar buiten vlogen, met wit eraan, waardoor dat snaveltje opeens veel platter werd! Er zat plotseling geen model meer aan!
Hij schrok ook dat er uit zo'n oud tweebenerskeeltje zo'n harde gil kon komen. Het ging je door veer en been!
IJlings koos Pa het veilige luchtruim.
"Waarom heb je dit gedaan?!" was Pa kwaad. "Misschien dat Sterre een jasje kan maken met een pootwerkje in dit mooie donskleurtje, als aandenken aan ons eerste jasje"! was Hope zich van geen kwaad bewust.
"Je hebt het verkeerde knotje gepakt,.... HOPE!!!" knalde het in Hope's oren! Er viel een akelige stilte.
Hope hield wijselijk het snaveltje, terwijl het witte harige knotje er tussen geklemd zat.
Pa landde op de dakrand naast de nestkast op de Toren. Hope klauterde van Pa's rug af en duwde het knotje vlug onder de nestkast. Pa zag de schuldige blik van zijn morteltje. Hij wist dat dit opnieuw goed was afgelopen. Hij smolt inmiddels voor de schuldbewuste oogjes van zijn veerlijfje. Hij wist nu dat Hope dezelfde lef bezat welke hij zelf bezat.
"Hope," "Ja, Pa", "Wil je voortaan goed nadenken, voordat je iets doet!" " Zal ik doen, Pa"! "Dan is het goed, morteltje van me!" "Zal ik het knotje terug brengen Pa, als ik kan vliegen?" Ze keken elkaar liefdevol aan.
"Dat lijkt verstandig, maar dat is het niet!" antwoordde Pa.
"Waarom is dat niet, Pa?" vroeg Hope Pa.
"Omdat ik denk dat jij zelf op zijn minst dan toch een ander jasje nodig hebt!"
Pa vloog weg. Hope keek van Pa naar het knotje. De eerste prooi, ook al was het niet te vreten! Hope waggelde naar de nestkast. Faith keek naar buiten. Hope klauterde de nestkast in.
"Hope,"
"Ja,"
"Weet jij soms waarom dat tweebenersvrouwtje met dat gekke ding voor het oog hier beneden onder de Toren haar jasje verstopte......?"..................
....Ik wist niet hoe snel ik in de struiken moest duiken.....
---------------------------------------------------------
De familie Slechtvalk.
-------------------------------------
Na een spannende ervaring van Faith, is het fijn om juist nu te kunnen
lachen bij een nieuwe sage, waarin de ware vliegkunst van deze
schitterende roofvogels centraal staat....
-------------------------------------
Hope en Faith werden door Pa en madammeke Sterre nagekeken toen zij vanaf de dakrand van de Toren het luchtruim kozen. Stapelwolken hingen hoog boven hen, waar je ook keek. Een licht briesje speelde langs hun veren.
Hope en Faith zagen hoe Pa en madammeke Sterre hen vol trots nakeken. Wat waren die twee blij dat hun morteltjes al zo snel zo goed konden vliegen! Daarom mochten zij nu alleen de omgeving verkennen. Zojuist hadden ze van madammeke Sterre een heerlijk maaltje gehad en er hun slechtvalkbuikje rond mee gegeten. Ze konden er weer tegen.
Plotseling weerklonk er ver boven hen een zwaar geronk. Met hun scherpe oogjes keken ze de hoogte in, terwijl hun vleugels met ferme slag goed hun werk deden.
"Wat is dát voor een rare vogel?" vroeg Hope .
" Die heb ik hier al eerder gezien," wist Faith Hope te vertellen.
"O ja!.... Maar wat heeft die vogel een idioot stemgeluid! Ik versta hem niet. Wat is dát voor een taaltje, weet jij het Faith. Jij hebt reeds een avontuurtje achter de rug. Jij hebt zelfs met de kraaien gepraat. Maar dit....", en Hope keek voortdurend naar die rare grijze vogel.
"Het is geen kraaientaal. Deze gekke vogel líjkt ook niet op een kraai. Kom op, we gaan hem volgen!" was Faith direct weer in voor een avontuurtje!
Samen zette ze er een spurt in. Ze wisten van Pa en het madammeke dat zij fenomenen in het snelheid-maken waren. Ze wisten alleen niet wat "fenomenen" betekende. Maar ze vonden het wel goed klinken! Ze vlogen daarom "fenomenen" goed hard die grijze vogel achterna.
Toen ze het beest vlak op de hielen zaten hoorden zij pas hoeveel geluid hij maakte!
"Deze vogel heeft geen veren!" schaterde Hope opeens.
" Dat is een bloterikske. Dat zegt madammeke tegen de tweebeners die in het zonnetje bij hun nestjes buiten liggen, bij zo'n gek rond geval waar water in zit," herinnerde Faith zich.
" Hoeveel ogen heeft die vogel?! Verrek ze zitten aan alle kanten, hahahaaaaa...", weerklonk er een slechtvalkschaterlach van Faith, en keek vol verbazing naar die lelijke vogel.
"En, hahahahaaaaa....", kwam ook Hope plotseling niet meer bij, " hoe kan deze vogel vliegen als ie niet met zijn vleugels klappert!?" " Weet ík veel! Kijk, ...kijk Hope, die dingetjes op die vleugels bewegen wel. Is dat hahaaaa.....vleugelgeklapper? Wat een stijve....hahaaaa.....
hark!" proestte Faith.
"Wat is een hark, Faith?" vroeg Hope Faith. Tjonge, wat moesten ze schreeuwen tegen elkaar.
Dat geluid van die vreemde snoeshaan maakte een slechtvalkoorver-dovend geluid! Daar was Pa's sirene een zacht geluidje tegen!
"Dat is een ding....hahaaa...van een tak waar een ding aan zit ...met kleine takken er aan. Daarmee gaan de tweebeners door de grond. Ik snap de lol er niet van. Maar zij vinden het schijnbaanbaar wel..... ................hahahaaaa....leuk!" "De tweebeners takken dus ook....hahahaaaaa....." hikte Faith genoeglijk verder. Ze maakten vrolijke duikeltjes in de lucht van eindeloos plezier. Ze verloren daarbij die rare
vogel niet uit het oog.
Plotseling zaten ze midden in een hels kabaal. Ze hadden alleen oog gehad voor die ene rare vogel. Het slechtvalkgeproest en gelach verstomde . Verschrikt keken ze om zich heen. Ze zaten tot hun stomme verbazing midden tussen nog veel meer van die rare vogels!
"Het stikt er hier van...hahahaaaa...!", en uit Faith's slechtvalkkeeltje weerklonk toch weer zijn proestende lach.
Dat werkte aanstekelijk voor Hope. Hope wist dat Faith al een avontuurtje achter het slechtvalk ruggetje had. Hij voelde zich daarmee gesteund!
"Kijk daar, die heeft een rare vleugel......hahahahieieie...!" stikte Faith er zowat in. Hope volgde de blik van Faith. Op een van die gekke vogels zat op de snavel een vleugel die heel hard rond draaide. Toen konden ze niet meer. Een vleugel op je snavel!?
"Hoe kan die nou vlie...ie...e...hieieieie.....gen..!" kwam Hope niet meer bij. Ze vielen van de ene verbazing in de ander. Toen ze naar beneden keken zagen ze heel wat van die gekke vogels landen, op van die lange rechte banen. Ze leken op de baan die bij de Toren liep, maar dan veel groter!
Hun verbazing werd nog groter omdat hier ook heel veel tweebeners rondliepen!
Hun verbazing werd zó verbaasd dat ze bijna vergaten wat een tweebener was. Maar ze werden er zodanig mee geconfronteerd, dat ze het wel móesten blijven weten! Want van enkele vogels ging de snavel niet open, maar ontstond er een gat achter het eerste oog. Er werd een hoog geval naar toe gerold, wat ze als een trap herkenden dankzij de Toren.
"Er....er komen tweebeners uitgewandeld!!!!" kreet Faith.
"Dus....dus tweebeners kunnen alleen vliegen door die gekke....gekke vogels...hahahaaaaaaa?" proestte Hope opnieuw. " En ze kruipen doodleuk uit de buik van die kale idiote vogels! Want ....hahahieieie.....wat zijn ze lelijk...!" hinnikte Faith, net als de paarden op de velden nabij de Toren.
"En ze zijn net zo kaal als die tweebeners die bij hun nestjes in de zon liggen...hahahaaaaaa....!" gierde Hope.
" Waarom liggen ze toch altijd in die ha ha ha ...zon?" voegde Faith er nog aan toe.
"Daar krijgen ze vást geen veren ..hahaaaaa....van!" stikte Hope zowat. Ze maakten door hun slechtvalkgeproest heel wat buiteltjes tijdens het vliegen boven wat de tweebeners een vliegveld noemen.
Op een der nestjes stond in tweebenersgekrabbel "Eindhoven Airport", wat dat dan ook betekenen mag. In de tweebenerstaal van dit gebied hadden ze er schijnbaar geen eigen naam voor!
Ze vlogen op een gegeven moment daar waar op heel veel zitdingetjes heel veel tweebeners zaten.
Allerlei etensgeuren kwam hen tegemoet.
"PATATTEKES"! kreet Hope en weg was dit morteltje! Er werd een ver-bazende Faith achtergelaten.
Faith zag hoe Hope zich liet neervallen op een schijfje waar tweebeners om heen zaten, en zag hoe er in de al best wel grote en sterke poten van Hope allerlei kleine platte zakjes verdwenen. Het ging allemaal zo snel dat het nauwelijks bij te poten was. In een mum van tijd was Hope weer bij Faith.
Hope wist dat hij op Pa leek, ook al begreep ie niet wat dat inhield. Hope voelde dat datgene wat ie zojuist uitgevreten had er iets mee te maken had. Beiden zagen op die zitdingetjes daar beneden tweebeners die geen kik gaven, maar alleen roerloos naar hen zaten te kijken.
"En nu weg hier"! vond Hope en hij nam een vliegspurt nog meer de hoogte in.
"Wacht op mij..... ik.......", hoorde Hope diep achter hem.
Feilloos vonden ze hun nest weer terug. Ze kwamen op het dak van de Toren terecht waar Pa en madammeke samen op dat ding met die stangen zaten. Ze kwamen er meteen af, omdat ze zagen dat de kinders dingetjes bij zich hadden die ze eigenlijk niet bij zich kónden hebben!
"Pa, ...we weten nu hoe tweebeners vliegen....'", en Faith vertelden hen wat ze beleefd hadden.
Toen het verhaal verteld was in geuren en in kleuren legde ook Faith iets op het dak neer.
"Dit is een vleugel van die kale tweebenersvogel. Dat is een vleugel die heel snel ronddraait op zijn snavel. Daarom kan ie vliegen! En lelijk dat ze zijn, net zo lelijk als die tweebeners....hahahaaaaa.."! proestte Faith.
"En gij, morteltje...wat hedde gij meegenomen ....?" vroeg madammeke Sterre die maar wat graag de troetelnaam voor ze van Pa voort gebruikte. Ze keek Hope aan. Hope liet uit elke poot de platte zakjes vallen.
"De patattekes die er bij de tweebeners lagen waren gloeiend heet. Anders had ik die meegenomen.
Dit zijn pikkelzakjes, madammeke Sterre, speciaal voor jou, omdat jij ons zo'n goed voedertje geeft!" was Hope haar dankbaar.
"Och, mijn patatteke-speciaal, wat bende toch een lief zotteke!" voelde het madammeke zich zéér gevleid.
"Dat vleugeltje is voor jou, Pa, omdat je ons zo goed vliegen leert, samen met het madammeke", was Faith Pa dankbaar.
"Lief van je, Hope. Heel lief ", was Pa geroerd.
Die avond toen de zon bijna achter de horizon verdwenen was, zat Pa in het raam onder de bovenste ring van de Toren. Stiekem had hij al naar beneden gegluurd en Hij zonder veren waargenomen en Zij met dat gekke ding voor het oog. Hij had ze vanmiddag ook op het veld zien staan, daar waar tweebeners dikke takken in het groen hadden geslagen, met draad er langs met van die steekpuntjes eraan.
Hij had voor zich zelf besloten dat ook tweebeners konden takken.
Wat moesten die twee vertrouwd geworden tweebeners wel niet van hen denken. Er was al heel wat aan tweebenerspulletjes naar boven gegaan. Hij wist dat zijn twee morteltjes een aartje-naar-zijn-vaartje hadden, een uitdrukking van mensen, de tweebener. Tja, hij wist al veel van hen. Zo wist hij ook dat de vleugel wat hij van Faith gekregen had geen vleugel was, maar een propellor, en dat die grijze kale vogels vliegtuigen waren. Want in feite konden tweebeners helemaal niet vliegen, ook al dachten zij van wel.
Hij wist nu zeker dat hij twee avontuurlijke morteltjes had, die lef hadden, net als hij.
Hij hoopte dat de tweebeners dat ook zouden vinden net zoals zijn eigen avontuurlijk gedrag.
Hopelijk viel het niet onder wat de tweebeners noemden "jatten", ook al voelde dat wel zo.....
....Ik was blij van het vliegveld weg te kunnen, en weer terug te zijn bij de Gemerttoren. Daar waar de familie Slechtvalk in hun element is, en waarvan ik vind dat zij de grootste vliegkunstenaars zijn van de hele wereld! Daarom knijp ik graag als nodig is één oogje toe. De ander houdt voortdurend hun fantastische vliegkunsten in de gaten......
Els - 1 juni 07.
---------------------------------------------------------
De familie Slechtvalk.
-------------------------------------------------------------------------
Deze sage haakt in op de zeer geslaagde eerste Peregrinusontmoeting van 10 juni '07 bedacht door tweelingzus Ans. Daarbij ontmoetten verschillende forumleden en slechtvalkfans elkaar op de kersverse spottersplaats....
---------------------------------------------------------------------------
Die morgen was de lucht zwaar en grijs. Grijze nevelslierten kropen langs de Gemerttoren in De Mortel. Het zag er onaangenaam uit.
Naarmate de dag vorderde, naarmate de grijze lucht vriendelijker werd en een spoor van getemperd geel tot zich nam. Dat zag er plotseling aangenamer uit en zeker omdat het temperatuurtje steeg. Het waaide bijna niet. Het beloofde een mooie zondag te worden!
Madammeke Sterre zat op de antenne en bespiedde diep beneden haar allerlei tweebenersactiviteiten.
Wat was er toch allemaal aan de hand? Het leek net of er iets bij-zonders gaande was.
Allerlei hoekige voortbewegende dingen op ronde schijfjes bleven stil-staan in het groen langs dat lange grijs tussen al dat groen. Tweebeners met zitdingetjes liepen maar rond te sjouwen, kwebbeldend, lachend zoals alleen tweebeners dat doen.
Zelfs twee vierpotertjes nam zij waar, die soms net zo konden keffen als de kefjes toen Hope en Faith nog twee donsjes waren.
Madammeke Sterre vloog van de antenne af en streek neer op de bovenste ring aan de kant van het andere veld, waar Pa zat. Boven hen gaven Hope en Faith een vliegshow dat zijn weerga niet kende! Ze speelden zelfs tikkertje.
"A-wel, meneerke Pa, wete gij wa er daar beneden bij die tweebeners gaande is? Gij weet zoveel over hen..." "Dat weet ik ook, mijn borstrokje! Er is een ontmoeting gaande.
Ik heb haar met dat ding voor het oog ook al waar genomen en hij zonder veren. Het heeft met peregrinus te maken. Dat schijnen wij te zijn. Waarom wij gepere-dingest zijn bij hen weet ik niet. Ik weet wel dat ze van heinde en verre gekomen zijn, omdat het zusje van zij met dat ding voor het oog hier voor heeft gezorgd. Het zijn niet alleen zusjes maar ze schijnen ook ge-twins't te zijn. Wat dat inhoudt gaat mijn getwin te boven". Pa wist het madammeke aan zijn snaveltje en vond daarom dat hij gewichtige taal moest hanteren, ook al was het onzin wat ie uitkraamde. Maar dat wist zij toch niet, want zij sprak een ander slechtvalktaaltje.
"Ik weet wel dat ervan ons wordt verwacht dat we ons beste pootje en ons beste vleugeltje moeten inzetten voor hen. Dus doen we dat ook. Houd de twee morteltjes maar in de gaten en ga ook op prooijacht. De tweebeners loeren op een prooioverdracht. Dat vinden ze mooi van ons".
"Da is goe, m'n meneerke. Ik ga erop af!" voelde madammeke Sterre zich vereerd en zeker omdat hij nu voor haar ook een troetelnaampje had!
Ze steeg op en zocht het gezelschap van Hope en Faith en vond die. Ze buitelde om de twee genietertjes heen en riep naar hen: "Wil een van jullie over da stukske mi die takskes en da draadje met prikpuntjes vliegen. De tweebeners hebben daar een ontmoetingske. Ze verwachten het beste van ons. Faith, doe de gij da mar efkes. Ze zijn bezorgd om oe geweest, da wete gij. Kom dan terug voor een prooioefeninkske". "Is goed. Doe ik"! en weg was Faith.
Hij koos voor de mooiste vlieghouding en scheerde dwars het groene veld over, recht op die hoekig staande takjes met die prikkerige punt-draadjes
af. Je zag de tweebeners kijken. Oef, ze hadden zowat allemaal een ding voor hun oog! Hij vloog rakelings over hen heen keurig op slechtvalk-hoogte. Plots kwam Hope erbij aangemoedigd door ma-dammeke Sterre.
Ach, wat lief, ze mochten het allebei. Over het groene veld achter dat tweebenershoekje gaven ze een vliegshow weg. Ze vlogen, ze zweefden dat het een lieve lust was, totdat het madammeke naar hen toe kwam. Ze deed nog even mee maar riep toen: "We gaan een prooijachske maken. Kom!" Alledrie vlogen ze weg, nakijkende tweebeners achter zich
latend. Ze vlogen gedrieën bij elkaar en kozen voor het bosrijke gebied.
"A-wel, ik ga op jacht. Jullie laten aan de tweebeners zien hoe goe jullie het van mij kunnen overnemen. Let op!" legde madammeke Sterre hen uit. Hope en Faith knikte instemmend. Het madammeke ging er als een slechtvalkspeertje vandoor.
Ze wisten dat ze nu goed op moesten letten. Flauwtjes brak de lucht open en een voorzichtig zonnetje kwam tevoorschijn.
Plotseling kwam madammeke Sterre al weer terug. Ze zagen dat ze in haar grote poten een dikke malse prooi had. Hope en Faith voelden hoe hun slechtvalkbuikjes plotsklaps van honger knorden. Ze dachten nu nog alleen maar aan lekker eten! Ze vergaten de tweebeners vlakbij hun nest en vlogen begerig op het madammeke af. Ze doken allebei met een te grote snelheid op hun lekkernijtje af en gristen het uit de poten van madammeke Sterre. Hun vleugels kluwden in elkaar en madammeke Sterre dook weg. Hope en Faith lieten de erg zware prooi niet los en stuntelden ermee in het grote luchtruim.
Onbeholpen vlogen ze de verkeerde kant op. Ze kwamen boven een nestgebied te hangen van tweebeners die geen tweebenersoog voor hen hadden. Het madammeke was nergens meer te bekennen!
Een stelterig vreemd vlieggeval doorkliefde ronkend het luchtruim! Maar dat ontging hen totaal!
Het grijze vliegobject verdween even plotseling als het gekomen was!
"We zitten verkeerd!" kreunde Hope nu niet bepaald hoopvol.
"We houden ons hapje niet!" had Faith plotseling geen vertrouwen in hun kunnen!
Dat had hij beter niet kunnen zeggen! Plotseling verloren ze hun grip op hun heerlijke slechtvalkhap en zagen ze hoe het levenloze vogellijf die geduifd scheen te zijn naar beneden suizen. Ze keken elkaar aan en of ze het van elkaar wisten doken ze er gelijktijdig achteraan!
"SHIT!" kreet Hope omdat hij zag wat voor ramp zich daar nu voltrok. Hij wist dat SHIT twee benerstaal was en dat het nu ook lekker in zíjn snaveltje lag!
De prooi dook recht op een groen plekje af, achter een tweebeners-nestje. Er zaten tweebeners om een rond schijfje heen lekker te eten. Tot grote schrik zagen Hope en Faith hoe hun lekker hapje met een plons in een waterig hapje dook. De tweebeners vlogen met zitdingetjes en al gillend achterover.
"MIJN KIPPENSOEP!!", gilde er een, wat dat dan ook te betekenen had.
Faith die als eerste wist wat een avontuurtje betekende gilde: " We moeten ons prooitje nú pakken. De tweebeners hebben het nu even te druk met zich zelf. Kijk maar, je weet niet welk hun voor - of wel welk hun achter-poten zijn. Erop af! Ik heb honger!" Hope dook Faith achterna want ook hij had honger. Opeens kwam de grootste tweebener overeind. Hope en Faith waren hier niet op bedacht en gristten wat zij grissen konden en vlogen toen peilsnel weg.
In de verte hoorden ze nog net een tweebenerskreet: "MIJN KIPPPP!!" maar dat zou hen een zorg zijn!
Ze haalden opgelucht adem toen ze hun nest weer bereikten. Ze vlogen om het goed te maken voor de tweebeners daar beneden hen, die wel oog voor hen hadden, een triomfrondje rond de Toren.
Waarom zaten Pa en het madammeke vanaf de dakrand dan zo idioot naar hen te wijzen?
De tweebeners werden notabene getrakteerd op hen alle vier en zij hadden beiden een prooitje!
Ze doken allebei de dakrand op, daar waar zich ook hun nest bevond. Ze zagen hoe madammeke Sterre foeterend op hen afvloog. Ze zagen hoe Pa hen op het platte dak bozer dan slechtvalkboos aan keek.
"A-wel, wa heeft dit te betekenen!?" en ze wees naar hun prooi. Toen zagen Hope en Faith het pas.
Tot hun stomme verbazing zagen ze een reeds geplukte prooi zonder kop tussen hun poten liggen.
"Eh.....ik....eh.....", schutterde Faith en keek haar schuldbewust aan. Toen vertelde hij wat er voorgevallen was.
"Dit is een KIP!! Geen lekker mals duifske, maar een verbrand kipske dat naar tweebenersprooitje smaakt! Gatsie! Ziede da kleurske nie, hedde die warmte nie gevoeld?" meewarig konden Hope en Faith slechts een voor-zichtig slechtvalkkopschudje geven.
Pa kwam plots met een andere prooi aanzetten. "Dit heeft ons ferme madammeke nog vlug gevangen. Plukken die handel!
Stel je zelf niet langer teleur en de tweebeners daar beneden ook niet! Zij riepen een aantal haankraaitjes geleden al ongedurig: AANDEEEELANDEEEE! Dat betekent "aan land".
Ze willen hier actie zien. Daar komen ze voor! Dus SNEL!!" En vlug gristte Pa de kale kippenprooi van de dakrand af met een stiekem schuin oogje naar dat lange ding wat vandaag nog net ge web't was!
In een mum van tijd vlogen de duivenveren in het rond. Madammeke ging weer op de antenne zitten. Pa dook weer aan de andere zijde van de Toren. Ze lieten de morteltjes met rust.
Pa had gelukkig in de gaten dat de tweebeners het gepluk met vol bewondering gadesloegen.
Hij hoopte en vertrouwde er op dat ze het prooiprobleempje van Hope en Faith zodanig hadden kunnen oplossen dat de tweebeners er nauwelijks iets van gemerkt hebben!
Zo. 10 juni '07-
Tijdens mijn boswandeling heb ik toch helaas iets kunnen waarnemen. Ik heb het gegil van de mensen in Gemert gehoord en ben nadat ik gekoperd en gehoornd was, even poolshoogte gaan nemen.
Maar toch,.... de Peregrinusontmoeting kan niet meer stuk!
Elke Slechtvalkvliegshow is een ware lust voor het mensenoog. Ze mogen best wel een foutje maken.....
Els - 13 juni '07.
---------------------------------------------------------
De familie Slechtvalk.
Hope en Faith zaten op de dakrand bij de grote antenne bovenop de grijze Toren.
Ze lieten zich koesteren in de zomerzon die stond aan een hardblauwe lucht omringd door ontelbare grote donzige wolken.
Af en toe knepen Hope en Faith hun ogen toe tegen het felle zonlicht.
Plotseling kwam madammeke Sterre naar hen toe gevlogen en dook langs hen op de dakrand.
"A wel, zijde gullie nog van plan om een vluchtje te maken? Of ligt oe het prooiske nog te zwaar op oe maagske?" vroeg zij aan haar twee pleegkinderen.
" Nee hoor, met onze maagjes zit het wel goed. We willen dan ook graag vertrekken.
Wat jij Hope..." en Faith keek Hope met een schuin slechtvalkblikje aan, na diens antwoord. Madammeke Sterre was een aanpootmadamme-ke, daar waren ze inmiddels wel achter, hoewel ze nog steeds ook nog prooitjes voor hen bracht. Zelf stuntelden ze er nog steeds mee.
Hope begreep de hint van Faith. Faith, die als eerste wist wat een slechtvalkvontuurtje betekende, knikte vervolgens begerig naar madammeke Sterre. Liever een avontuurtje dan dat het madammeke van hen dacht liever niets te willen.
"Kom op, Hope!" riep Faith uit. De vleugels spreidden zich en in een mum van tijd zweefde hij door het wijdse luchtruim. Hope steeg op, Faith achterna.
"Tot straks!" riepen ze allebei naar zowel madammeke Sterre als Pa. Pa zat op dat rode ding wat door de tweebeners lamp genoemd werd. Madammeke Sterre lieten ze op de dakrand achter.
Hope en Faith vlogen rondjes boven de bosrand om al vlug over de bossen te verdwijnen.
"Weet je wat mij elke dag nog steeds dwars zit?" bracht Faith luidkeels naar voren.
"Nee, Faith", antwoordde Hope en ging langs Faith vliegen.
"Dat gedoe met dat kippenprooitje van de tweebeners. En dan uitgerekend op de dag toen al die tweebeners bij elkaar waren, op die bijzondere ontmoeting. Eigenlijk hebben we een flater geslagen!" legde Faith aan Hope zijn slechtvalk-dwarsliggertje uit.
" Een flater? Wat is in hemelsnaam een flater?!" begreep Hope er geen slechtvalk-sikkepitje van.
" Dat heb ik Pa weleens horen zeggen. Dat is een tweebenerswoordje. Ze zeggen dat als zij geflaterd hebben. Het klinkt erg flaterig, dus zal het iets te maken hebben met klungelen. En slechtvalken doen dat ook weleens. Zoals wij dus met dat kippenprooitje!" legde Faith Hope uit.
"Het is nu eenmaal gebeurd!" vond Hope. " Weet ik ook wel. Maar ik heb nu eenmaal het eerste avontuurtje beleefd. Dan wil je elk avontuurtje voortaan goed volbrengen" verklaar de Faith zijn uiteindelijke slechtvalkdwars-liggertje.
"Ik begrijp het nu. Wie weet kun je het nog goed maken!" was Hope hoopvol.
"Kom, we duiken naar beneden. Als we straks onze eigen weg gaan, moeten we immers weten wat er zoal op onze weg kan komen!" stelde Faith Hope voor. Meteen zwenkte Faith af naar links en dook naar beneden. Hope vloog hem achterna. Faith streek neer in het hoge groen aan het einde van het bosgebied. Het groen werd gras door de tweebeners ge-noemd.
Je kon het zo gek niet bedenken of die tweebeners hadden er wel een naam voor!
Hope landde perfect naast Faith. Ogenblikkelijk werden zij een groot diep rond gat gewaar rakelings langs een boom af. Ze keken elkaar eens vragend aan.
"Wat is dát?!" vroeg Faith, en hij rook weer een nieuw avontuurtje! In een slechtvalkwaggeltje liep hij er naar toe. Zijn scherpe ogen priemden het donkere gat in. Hij waggelde naar voren en stak zijn kop in het gat. Hij rook niet alleen een avontuurtje,maar hij rook ook nog iets anders!
HAP! Faith draaide zich om. Triomfantelijk keek hij naar Hope. In Faith's snavel zat een prooi geklemd. "D...dat...is een k...kippenprooitje!" stotterde Hope van opperste verbazing. Na hun flatertje had Pa aan hen laten zien hoe hun flaterprooitje er in leven en in welzijn uit zag. Het hoorde bij Pa's slechtvalkopvoedinkje!
" Ik ga het goed maken! Ik ga naar de tweebeners van wie we per ongeluk hun gekip't prooitje hebben mee genomen. Jij wacht hier op mij!" zag Faith zijn wens vervult om hun flatertje ongedaan te maken. " Maar....eh... je hebt er geen geduifd prooitje voor" probeerde Hope voorzichtig.
"Je kunt niet alles hebben!"
"Okee...okee, ik wacht hier op jou,"stemde Hope toe, en weg was Faith.
Faith wist dat hij de tweebenersprooi nauwelijks torsen kon. Dat was sowieso telkens hun probleempje met prooitjes. Maar nu moest het. Dit was een slechtvalk-ego-zaakje!
Feilloos wist Faith het tweebenersplekje te vinden. Na dat flatertje waren zij er al een paar keer over heen gevlogen. Faith dook naar beneden. Het schijfje met van die zitdingetjes erom heen stonden nog steeds in dat groen achter het tweebenersnestje. Faith liet zijn slechtvalk concentratie vermogen daar op los en als een tweebeners pijl-uit-het-boogje schoot hij er op af.
KLABATS! Het tweebeners ongeplukte gekipte prooitje kwam met een klap op het witte schijfje terecht. Faith stoof ogenblikkelijk weer omhoog.
Achter hem klonk plotseling een ijselijke gil. Faith keek naar beneden. Hij zag die grootste tweebener van toen verschrikt omhoog kijken met een tak langs zijn kop af, met aan het uiteinde kleine takjes die ver-ward in zijn veren hingen. Oef, hij had niet gezien dat die grootste tweebener er aan het takken was!
Geen probleempje. Nu had immers een van de tweebeners kunnen aan-schouwen dat een gekip't prooitje keurig werd terug gebracht door een van de voor hen geslechte valkjes!
Goed geveerd vloog Faith terug. Hij vond Hope aan de bosrand en landde keurig langs hem, met een zelfvoldane blik! Maar ogenblikkelijk zag Faith aan Hope dat er iets was!
"K...k...kijk ....ee...ee...eens o...o...om je...he....heen!" klonk daar een benepen slechtvalkkeeltje van Hope. Faith deed wat er van hem verlangd werd. Toen schrok hij hevig! Als verlamd keken Faith en Hope elkaar aan. Om hen heen wemelden het van de bruin-roodharige vierpoters met van die dikke pluimerige staarten.
" V....VOSSEN!?" piepte Faith. Hope knikte.
"Dat gat ...is ...is....hun....HOL?!" piepte Faith opnieuw. Hope knikte een nadrukkelijk slechtvalkknikje!
"Dat kippenprooitje....is.......", was er nu een mislukt slechtvalkpiepje. Hope durfde nauwelijks te knikken. Ze zaten als ratten-in-de-val! Of beter gezegd als slechtvalken-in-een-kooitje!
Toen gebeurde er iets wat hen hun verdere leven zou bij blijven!
Plotseling doorkliefde een bekend schel slechtvalkgeluid het luchtruim boven hen.
Hope en Faith keken ogenblikkelijk omhoog. Daar zagen zij een valk met gespreidde vleugels boven hen hangen. Het had iets vertrouwds!
"Kom!" riep het hen, "Kom!" Het klonk sereen. Het klonk gebiedend. Het klonk bovenal liefdevol!
Hope en Faith werden overspoeld door een enorm zelfvertrouwen. Ze spreidden hun vleugels en stegen op. Ze vlogen de valk achterna, die voor hen uit vloog. Ze waren ontsnapt aan een levensgevaarlijke situatie! Bij dat besef van allebei verdween plotseling de valk voor hen.
Er viel een hemelse stilte tussen Hope en Faith.
In het zicht van de Toren riep Faith verstikt uit: "Ons lieve maatje heeft ons gered!"
Pa en madammeke Sterre hoorden de rauwe kreet van Faith. Gelijktijdig toen Hope en Faith op de dakrand bij de grote antenne van de Toren neerstreken, streken ook Pa en madammeke Sterre bij hen neer. Pa keek zijn twee morteltjes doordringend aan. Hij voelde dat er iets bijzonders met ze gebeurd moest zijn. Hij liet Hope en Faith rustig hun relaas doen. Toen viel er weer die hemelse stilte.
Pa's ogen blonken. Madammeke Sterre deed een stapje terug uit respect voor de situatie.
Pa schraapte zijn slechtvalkkeeltje en sprak vervolgens diep ontroerd: " Dat jullie er voor gekozen hebben om het goed te maken met de tweebeners is heel mooi van jullie en dapper van jou, mijn morteltje Faith!
En ja. Jullie moeten gered zijn door Ma! Zij zit voorgoed in ons hart. Dat is de reden waarom jullie haar op hemelse wijze gezien hebben! Zij zal altijd met ons zijn!"
Alle slechtvalkoogjes blonken. Ook die van madammeke Sterre.
Na een slechtvalkstilte klonk daar plotseling de bezorgde klank van Pa's stem: " Willen jullie voortaan als de sódemieter van die vossen vandaan blijven!!!!!"......
Ik zag dat de familie Slechtvalk nauwelijks oog voor mij had. Maar dat gaf niets.
Want wat ik vandaag met hen beleefd heb zal ook in de rest van mijn leven niet meer vergeten.....
Els - 28 juni '07.
---------------------------------------------------------
De familie Slechtvalk en de familie Zeur.
Het spottersveld lag er verlaten bij, onder een prachtig wolkendek, waar de zon ook regelmatig tussendoor piepte.
Er kwam een auto aangereden die zich in de berm manoeuvreerde en stopte.
Het was de berm van de Hemelsbleekweg in het Brabantse De Mortel.
Portieren werden open gegooid en een luidruchtig stelletje mensen kwamen daar uit gevallen!
Het was de familie Zeur helemaal uit Houtskool. Hij heette Piet. Zij ging door het leven met Mien. Hun enigst kind van acht jaar had van hen de naam Koosje gekregen, niet te verwarren met Kousje!
Met veel toetertjes en belletjes installeerden zij zich op het spotters-veld. Ook deze oer Hollandse familie had al vele verhalen meegekregen van de familie Slechtvalk en wilde dat nu ook eens in het echt bekijken.
Dit opvallende gezin was er helemaal speciaal voor uit Houtskool gekomen. Je zou ze bijna uittekenen!
Koosje trok al heel snel aan pa Piet's broekspijpen want hij zou en moest de spiksplinter nieuwe natuurtelescoop voor zich zelf alleen hebben. Pa Piet sputterde tegen.
"Hééé,......tóe nou,....ik....wí-il daat...", klonk daar het zeurderige toontje van Koosje, en bleef zeurderig aan pa Piet's broekspijpen trekken. Piet had spijt dat ie geen korte broek aangetrokken had.
"Toe nou, papsie , Koosje-lief mag best het scoopje hebben!" gaf ma Mien haar zoontje altijd zijn zeurderig zinnetje. Pa Piet slaakte een machteloos zuchtje, wetend dat ie toe zou geven. Dus deed ie dat ook.
Binnen afzienbare tijd stond Koosje door de scoop voortdurend naar de Gemerttoren omhoog te turen, met naast hem op een speciaal Koostafeltje een zeurderig bordje met daarop een stukje abrikozenvla met gebaksvorkje en een spuitbus slagroom. Mien en Piet hadden hun eigen zeurderig tafeltje. Mien met een zeurderig borduurwerkje in handen, Piet met zijn zeurderig encyclopedietje, de hele reutemeteut (!) en zijn verrekijker.
Op het spottersveld klonk voortdurend het zeurderig toontje van Koosje bij wie de dingetjes nooit genoeg waren, het toontje van Mien die Piet aan zijn hoofdje zeurde omwille van zoontje-lief, en Piet die voortdurend zijn zuchtende zeurtoestemminkje gaf.
Na een half uurtje had Koosje drie tuinstoelen, twee tuintafeltjes, pa Piet's encyclopedie en diens verrekijker en ma Mien's......borduurwerk-je (?)
Piet en Mien zaten zeurderig in het klamme gras op de grond.
Hope en Faith kwamen van de Toren afgevlogen. Een tweebeners -kind-kreetje was direct hoorbaar. Ook een langgerekt gilletje van een tweebenersvrouwtje en een diep basgeluidje van een tweebenersmanne-tje, komend vanuit de plaats omringd met die takken met draad eromheen met van die puntjes er aan.
"We hebben weer bekijks!" zei Hope tegen Faith.
"Mooi zo, dat betekent weer een keertje actie!" was Faith daar weer voor te porren.
Boven het groen van het snel lopende water kwamen ze Luwtje tegen. Het was de zwaluw waar ze al vaker mee gespeeld hadden.
"Tikkertje?" vroeg Luwtje hen.
"Tikkertje!" bevestigde Faith, want daarmee kon je mooie vliegstuntjes uit halen.
Het spel begon ogenblikkelijk met de tweebenersoogjes voortdurend op hen gericht.
De tweebenerskreetjes waren nu wel van de lucht, zij het met een zeurderig toontje, wat Hope en Faith ogenblikkelijk op viel.
"Wat hebben zij een raar taaltje!" vond Faith.
"Een irriterend taaltje", vond Hope.
Ze zagen hoe het tweebenersmannetje plotseling naar dat ding met die vier schijfjes eronder liep, een klep opende en er een puntig ding uit haalde, lijkend op het groene geval dat tot voor kort op de plaats stond. Alleen was deze klein en puntig. Onder het ding waarbij slechtvalken de vleugels
zitten, zat een langgerekt ding geklemt met......VEREN?!
Het tikkertje werd gestaakt. Luwtje vloog naar beneden en ging op een van die draadtakjes zitten. Niet lang. Dat jengelige zeurtweebenertje holde op hem af met van die grijpgrage hebberige pootjes. Op tijd vloog Luwtje de hoogte in.
"Rotjong!" schold Luwtje. Hij wist dat het een tweebenersscheldwoordje was en hij voelde dat het er goed bij klonk.
"Ik weet wat dat tweebenersmannetje gehaald heeft", voegde hij daar aan toe.
"Vertel!" waren Hope en Faith nieuwsgierig.
" Dat puntige ding is een tweebeners - kindje - indianentent en dat ding met die veren een kindje - indianen - verentooi. Ik heb dat al vaker bij hun nestjes gezien", vond Luwtje zich zelf heel wijs.
"Wat is in hemelsnaam een indiaan?!" vroeg Faith.
Er viel een pijnlijke stilte. Luwtje wist dit ook niet, maar liet niets merken, terwijl ze voortdurend heerlijk om elkaar heen cirkelden. Luwtje liet zich niet kennen, en antwoordde: "Dat is een tweebeners-veertje. Het nest ervan is een tent met een puntje!" Dat klonk goed vond hij zelf.
Aan Hope en Faith zag hij tot zijn grote opluchting dat het ook bij hen goed klonk.
Luwtje hervatte het tikkertjesspel.
Op een gegeven moment zagen ze dat de indianentent overeind stond, naast dat tweebenerskind en hoe dat kind dat ding met die veren op zijn kop had staan.
Hoog in de lucht onder de witte stapelwolken speelden ze alledrie hun spel.
"Een buizerd!" was daar de plotselinge kreet van Hope. Alledrie zagen ze hoe de buizerd recht op hen af vloog.
"Die krengen weten ook niet van ophouden!" werd Faith kwaad, wetende dat die vaker hen kwamen lastig vallen.
De buizerd zag hoe de twee slechtvalken met de zwaluw onverwachts een kringetje vormden en smiespelden met elkaar en plotsklaps uit elkaar vlogen.
Ze hingen ogenblikkelijk onder hem. Het was voor Bui de buizerd een raadsel hoe een zwaluw een valk kon verstaan, en andersom. Lang kon hij zijn bruin kopje er niet over breken, want plotseling werd er aan zijn staart getrokken, en nog eens, en nog eens.....
Onthutst keek Bui naar daar waar tot voor enkele minuten geleden nog een mooie staart zat!
Een koel windje blies tegen zijn kaal achterwerkje. Toen maakte hij dat hij weg kwam, vol schaamtegevoel!
Hope, Faith en Luwtje schaterden het uit, terwijl ze buitelend om elkaar heen vlogen. Beneden hen klonken boze, zeurderige, irriterende tweebenerskreten.
"Dat zeurderig stelletje daar beneden mag van mij dat snelle water in!" werd Faith opnieuw boos.
"Lossen we dat toch ook op!" lachte Hope. Hij dook naar Faith en ze smiespelden weer wat.
"En ik dan?!"voelde Luwtje zich plotseling gepasseerd.
"We gaan dadelijk naar onze nestplek. Moet je goed opletten wat we nog even uithalen. Tot morgen Luwtje!" en Faith keek hem olijk aan.
"Okee, tot morgen", zei Luwtje en bleef fladderend in de lucht hangen. Het heerlijke spel met zijn twee grote vrienden was helaas weer voorbij.
Plotseling doken Hope en Faith naar beneden. Luwtje keek hen vol verbazing na.
Onder veel gekrijs uit de tweebenerskeeltjes gristte Hope dat verending van het tweebenerskindje vandaan. Faith kluwde in de veren van het tweebenersmannetje. Dat liet opvallend snel los.
Toen maakten ze dat ze weg kwamen. Een schaterende Luwtje achter zich latend.
Met een klap kwamen Faith en Hope op het dak van de Toren terecht.
Pa en madammeke Sterre die zich lieten koesteren op de dakrand door de zomerzon kwamen ogenblikkelijk op hen afgevlogen. Zoals gewoonlijk hadden de twee morteltjes weer van alles uitgevreten!
"Wat is da allemaal, wa hedde gullie da vandaan!?" vroeg het madammeke en wees naar dat wat aan de poten van Hope en Faith hing.
Hope gaf een slechtvalkschuddertje en Faith gaf dat ook, zodat hun poten er vrij van kwamen.
"Dit zijn veren van weer zo'n krengerige buizerd. Zijn staart kan ie vergeten!" lachte Faith en wees naar de buizerdstaartveren.
"Dat zijn indianenveren, wat dat zeurderige tweebenerskind van beneden op het veld op zijn kopje had zitten", legde Hope hen lachend uit en wees er met zijn linkervleugel naar, niet met het middelste veertje, maar keurig met de eerste, zoals Pa hem dat geleerd had.
"En dat!?" wees Pa.
"Dat zijn de veren van het kopje van het tweebenersmannetje", en Faith kon zijn slechtvalklachje niet inhouden, en deed dat ook niet.
"Waarom hebben jullie de tweebeners getreiterd? Aan hen hebben wij ons mooie nest te danken!" was Pa diep verontwaardigd.
"Aan dat zeurderige stelletje van beneden!? Ha, ha, ha, haaaaaaaaaaa....", schaterde Faith toen.
"Ze waren kwaad op ons dat wij die buizerd te grazen namen. Mógen we. Dat maken die van daar beneden niet uit!" werd Hope toen kwaad.
"Da mag de gullie, morteltjes. Ook de tweebeners moge wete da wij ons nie bedreigd hoeve te voele door die buizerds. Die zal nie meer terug komme....", grinnikte madammeke Sterre.
"Als je het zo bekijkt,....borstrokje.....", waarop Pa ook een slecht-valkgrinnikje gaf.
De veren werden stuk voor stuk bekeken.
Het grootste raadsel vormden de veren van het tweebenersmannetje. De veertjes zagen er zo vreemd uit. En waarom zat er een lapje aan de onderzijde vast? En waarom hing er aan één kant van dat lapje een smal lapje met van die tweebenerstekentjes erop?......
Wat de slechtvalken niet konden lezen was, dat er op dat smalle strook-je "Made in Taiwan" stond.
En wat ik me ogenblikkelijk afvroeg was, waarom ik zo blij was dat mijn manlief Sjef tegenwoordig geen........
En onder luid kabaal vertrokken Zeur Piet, Zeur Mien en Zeur Kousje...eh....Koosje hals-over-het-kopje weer helemaal naar Houtskool. Een stad waarvan ik niet hoeft te weten waar dat ligt.....
Els - 12 juli '07.
---------------------------------------------------------
De familie Slechtvalk.
Daar zaten zij weer. Zij met dat ding voor het oog, hij die geen veren heeft.
Elk zat op zo'n tweebenerszitdingetje op de plaats tussen die takken
met draad erom heen met die prikpuntjes eraan.
Het waaide behoorlijk. Wolken stoven langs het luchtruim en lieten wis-selend de zon zien. De temperatuur was aangenaam.
Pa en madammeke Sterre waren heerlijk aan het vliegen boven de uitge-
strekte bossen nabij de Gemerttoren.
Hope en Faith hadden de dakrand opgezocht links van de nestkast.
Steeds vaker gingen zij van huis. Steeds vaker vlogen zij verder en verder.
De wereld werd voor hen groter en groter. Zij ontdekten dat ook daar prooitjes te vangen viel, wat hen steeds beter afging.
Allebei voelden zij feilloos op hun geklauwde valkenpootjes aan dat zij
spoedig voorgoed hun nestje gingen verlaten, om hun eigen valkenweg
te gaan.
" Zij met dat ding voor het oog is er weer, en hij zonder veren", zei Hope en wees met het rechtervoorteentje van zijn linkerpoot naar beneden.
Faith maakte een slechtvalkknikje.
" Ze horen erbij, net als al die anderen", vond hij.
"Zij horen erbij, net zoals die anderen, en dat Pere....eh....dingeskoor, die zo tweebenersachtig:
"AAAANNNN-DEEEE-LAAAAANNNDDDEEEE...!" konden krijsen. Ze krijsen bijna net zo goed als wij", voegde Hope daaraan toe.
"BIJNA!" grinnikte Faith.
"k Ben van ze gaan houden, net zoals Pa dat doet.... En jij?" vroeg Hope toen.
"Ik ook en ook van allemaal!" gaf ook Faith te kennen.
"Pa heeft het en ander van hen geleerd, en wij op onze beurt, dankzij Pa ook", herinnerde Hope Faith eraan.
"Pa was trots toen ik dat kippenprooitje terug bracht bij die tweebeners, weet je nog...", en een slechtvalkweemoedigklankje lag in Faith's stem.
" En Ma die ons redde....", zuchtte Hope met een slechtvalkvertederend klankje in zijn stem.
Weer viel er die wonderlijke stilte tussen hen. Ze hoorden slechts de wind en de ontelbare stemmetjes van andere vogelkeeltjes.
" Ik ga naar zij met dat ding voor het oog!" was Faith opeens heel resoluut, de stilte verbrekend.
Hope keek hem vebaasd aan. Maar verwonderen deed het hem niet, omdat Faith een avontuurlijk typje was.
"En dan?" vroeg hij zich toch af.
"'k Weet niet. Dat zie ik nog wel. Nu ons afscheid nadert wil ik graag bij haar zijn",
legde Faith uit en rrroefff....weg was hij.
Hope sloeg het onmiddellijk met argusogen gade. Zal zij met dat ding voor het oog zich niet te pletter schrikken?!
Met een ruime boog zweefde Faith recht op haar af. Plotseling liet zij dat ding wat voor haar oog zat zakken. Faith ging op een van de takken zitten waar dat puntjesdraad langs liep. Zij met eerst dat ding voor het oog wees naar hem zonder veren.
Ze brabbelden het tweebenerstaaltje. Hij zonder veren deed een ander ding voor het oog en dat maakte een knipgeluidje.
Faith zag hoe hij vol bewondering door hen werd gadegeslagen! Mooi, dat wilde hij precies hebben!
Hij spreidde zijn vleugels en vloog recht op haar zonder ding nu voor het oog af.
Zij stak haar rechterding uit, waar bij Faith de vleugel zat. Ze leek opeens breed geschouderd. Ze zette kracht, dat zag Faith. Hij streek op haar bovenarm neer.
Opeens begon hij zonder veren als een bezetene te knippen met opnieuw dat andere ding voor diens oog. Hij vond dat zo leuk, dat ie er geen genoeg van kreeg!
Het tweebenersvrouwtje keek Faith liefdevol aan. Faith keek haar op zijn beurt olijk en blij aan.
"Hallo, ik ben Faith","zei hij in zijn slechtvalklagelandentaaltje, wat de tweebeners in dit gebied Nederlands plachten te noemen.
"Dat weet ik. En ik ben Els", zei het tweebenersvrouwtje.
"Zoals je weet zullen Hope en ik binnenkort hier vertrekken. We zullen onze eigen weg moeten gaan", begon Faith haar uit te leggen.
"Dat weet ik. Ik zal jullie erg gaan missen. Maar ik gun jullie tweetjes een heel mooi valkenleven!", zei Els. Faith zag dat hierbij haar ogen plotseling verdacht blonken, achter die ronde blinkende dingetjes die voor haar ogen zaten. Dat heette een brilletje, wist Faith ook al. Ze was zelfs gemulifocaal't, hoewel zij niet mooi zingen kon.
Faith keek naar het nu lege zitdingetje achter haar. Er naast lag een wit blokje met een lang dun blauwkleurig dingetje daar naast. Hij herkende het als de dingetjes waarmee zij allerlei krabbeltjes maakte zodra hij hen zag. Nu kon ze dat even niet. Hij zag daarnaast een zak staan die geopend was. Een zeer aangename vleesgeur kwam hem tegemoet.
"Mag ik,....eh....even.....?" en Faith wees er naar. Els keek naar daar waar Faith naar wees.
"Dat mag best. Maarre....of je het lust...", tweifelde Els.
Rrroeffff....deed Faith. Hij dook er op af, en gristte het van de grond.
"k Ben zo terug", zei hij. Ogenblikkelijk vloog Faith naar boven naar de Toren en belandde naast Hope.
"Gekregen van Els!",was Faith APETROTS.... zoals de tweebeners dat noemden. Alleen, wat had dat met slechtvalken te maken!
Beiden gristten met hun poot in de geopende zak. Beiden staken het in hun snavel.
"GATVER....", en beiden spuugden zij het uit, na een tweebenerskree-tje!
Wat zij niet wisten was, dat zij gezouten hard gebakken stukjes spekzwoerdjes in hun snaveltjes hadden genomen. Het kneep je slecht-valkteentjes samen!
"Els waarschuwde mij al", grinnikte Faith.
"Els!?" vroeg Hope. "Ja, Els, zo heet zij met nu geen ding voor het oog. Zij wenst ons een heel mooi valkenleven wanneer we hier vertrekken..... Eh........daarom heb ik het nu even druk.
Wil je mij een pootje helpen?" vroeg Faith toen.
"Ik wil je altijd helpen, als het om tweebeners gaat, en zeker nu Els ons een mooi leven wenst", was Hope er meteen voor te vinden. Er volgde slecht-valkgesmiespel.
Zij vergaten de geopende zak met hard doorbakken spekzwoertjes.
Els zag plotseling het af en aan vliegen van zowel Faith als Hope vanaf het dak van de Toren naar de plaats tussen de puntdraadjes!
Wat hadden zij toch iedere keer bij zich? Het ging zó snel!
Opeens bleef Hope op een van de takken voor haar zitten. Faith landde weer op Els' gespierd bovenarmpje.
"Dit is allemaal voor jullie. Dat is het sowieso. Pa en wij tweetjes hebben van jullie heel wat naar boven gesleept. Jullie noemen dat jatten. Lieve Pa wil dat ons anders uitleggen, maar wij weten nu ook wat het betekent", grinnikte Faith. Els en hij zonder veren grinnikten met hem mee. Onderwijl bleef hij zonder veren als een bezetene met dat andere ding voor dan wel bij het oog fanatiek knippen.
Els wees naar de terug gebrachte prooitjes. Er lagen beschuitrollen, er lag een televisietoestel met d.v.d.-speler eronder. Er lag een grijs knotje. Er lag een borstkashoudertje.
Er stond een kinderledikantje met alles d'r op en d'r aan. Er lag een propellor en een toupet.
"En dat?!" vroeg Els.
"Wat moet dat voorstellen?" vroeg hij zonder veren.
" Mijn man Sjef wil het ook weten", zei Els. Aha, hij zonder veren heette Sjef.
"Handig, hé. Dat zijn overgebleven muizenprooitjes van de familie Bui. Ze hebben inmiddels mooie witte veertjes gekregen. Misschien iets moois om er een wit jasje van te maken.
Jullie houden toch van jasjes", legde Faith hen blij uit.
Waarom keek Els er dan met een smerig tweebenerskopje naar? Els knikte slechts en vroeg toen tweebenerssnel: "En dat?"
"Dat is het kind-puntindianententje en dat zijn de indianen-kindje-veren, van die familie met dat rare taaltje," legde Faith haar opnieuw uit.
Ook Els wist schijnbaar niet wat een indiaan was.
"Lieve Hope en Faith, wat lief dat jullie dit aan ons terug geven. Ik ben jullie er heel erg dankbaar voor!" toonde Els zich tweebenersblij en tweebeners-dankbaar!
Hope en Faith waren opgelucht!
"Wil je het aan iedereen teruggeven?" riep Hope vanaf het takje naar haar.
"Ik zal mijn best doen!" beloofde Els.
"Maak maar mooie jasjes van de witte muisveertjes", zei Faith.
"Ik zal het proberen!" beloofde Els.
"Het dingetje met de ringetjes erin hebben we boven gelaten. Vind je dat erg?" vroeg Faith.
"Nee, lieve Faith, dat vind ik hélemaal niet erg!" antwoordde Els hem, er zat even een verdrietig klankje in haar stem.
Plotseling vloog Faith van haar arm af en nam een zweefvlucht boven het veld voor hen.
Hope deed hem na.
"Wat jullie plaats ook gaat worden, het ga jullie ontzettend goed! Wie weet, komen we elkaar toch nog tegen...!" riep Els. Daarmee gaf zij duidelijk te kennen hen te zullen missen.
"Het beste met jullie!" riep Sjef met zijn basgeluidje.
Hope en Faith vlogen weg, daar waar Pa en madammeke Sterre zich ook bevonden.........
Hoe moet ik dat knotje van dat oude vrouwtje terug brengen?! Waar ligt in hemelsnaam Houtskool? Ik kan het beter uittekenen! Hoe maak ik van muizenveertjes jasjes als ik meer van schimmels hou op vier mooie benen? Waar komt die teevee vandaan met die d.v.d.- speler. 'k heb even geen zin om het televisie te noemen! Die beschuitrollen gooi ik wel
door dat raam naar binnen van die boerderij op het einde van het veld.
Dat gevulde kinderledikantje breng ik naar een arm land.
Die propellor geef ik aan de Aliëns.
Enne....die b.h. past mij voor geen meter.....
Waarom was er ondertussen een file ontstaan op de Hemelsbleekweg? En waarom kijken die mensen mij zo aan?
Ik blijf hier tóch naar toe gaan!
Kan ik het helpen dat ik van Hope en Faith het een en ander terug gekregen heb?
Kan ik het helpen dat ik met Hope en Faith heb staan prateeeehh........ ???!!!!
PRATEN???!!!.......
Els - 25 juli '07.
--- Klik voor vergroting:
--------------------------------------------------------
De familie Slechtvalk.
Het einde van een veelbewogen broedseizoen.
Pa Slechtvalk zat op de bovenste lamp onder de onderste ring van de Gemerttoren.
De wind gierde om de Toren heen. Af en toe scheen er een waterig zonnetje tussen de regenbuien door.
De lamp met de rode gloed gaf ook warmte af. Dat bezorgde Pa zijn poten en wapperende verenpak een aangenaam temperatuurtje.
De tweebeners beweerden dat deze jaargetijde Zomer heette. Pa wist dankzij hen, dat dit mooi weer betekende met veel zon en een heerlijke aangename warmte!
De tweebeners wisten ook niet alles!
Pa keek over de landerijen heen en de bossen.
Hij zag verscheidene nestjes her en der verspreid van de mensen die geen twee poten, maar twee benen hebben!
Hij was van ze gaan houden. Zijn twee kinderen waren ook van hen gaan houden.
Zij hadden hen zelfs spulletjes terug gegeven. Eventjes maar had hij dat een bedenkelijke actie gevonden. Het toonde immers aan, dat er gejat was!
Maar toen hij hoorde hoe zij met dat ding voor het oog op dat alles reageerde en zijn kinderen alle goeds wenste, wist hij dat het juist heel mooi was, wat Hope en Faith voor de tweebeners gedaan hadden.
Pa Slechtvalk zuchtte een diepe slechtvalkzucht. De gehele middag zat hij op dat kleurige warme ding te mijmeren.
Pa's gedachte ging voortdurend naar het broedseizoen wat hij nu afgesloten had.
Hij had het niet af kunnen sluiten met zijn lief morteltje, de lieve Ma, moeder van zijn drie kindjes!
De dappere, volhardende, vechtende Ma. Voortdurend was ze in de weer geweest voor hun
drie kindjes. Hij stond haar bij met het aandragen van vele prooitjes en het wisselen van de wacht.
Maar er was daar ook madammeke Sterre. Hij zag haar nu hoog boven hem rond cirkelen.
Zij had zijn twee overgebleven kinderen gered!
Als hij haar zag dacht hij daar het liefst aan. Dat andere, wat hem Ma ontnam, bezorgde hem alleen maar verdriet. Daar kon hij nauwelijks aan denken. Toch deed hij dat nu.
Hij wist hoe dat kwam. Dat kwam omdat het broedseizoen ten einde was en er twee gezonde kinderen voorgoed het ouderlijke nest verlaten hadden!
Zij met het ding voor het oog zat er weer, samen met hem zonder veren. Van Hope en Faith wist hij nu dat zij met dat ding voor het oog Els heette, en dat hij zonder veren Sjef heette. Ze zaten op de plaats tussen de takken met het draad er omheen waar prikkerige puntjes aan zaten. De terug-gegeven spulletjes lagen er niet meer.
Naast het dingetje, wat de tweebeners sieradenkistje noemden , was er nog iets wat niet terug gegeven was! Het was niet teruggegeven omdat niemand wist dat Pa het had!
Pa's gedachte ging terug naar de dagen waarop Ma voorgoed verdween. Hij voelde opnieuw wat hem toen verscheurde. Hij zag voor zijn slecht-valkgeestesoog hoe zijn drie donsjes zijn lief morteltje hevig mistten. Hij zag hoe de tweebeners bezorgd en zoekend rondom de Toren zich op-hielden!
Plots dacht hij toen aan de krant die hij met het grootste gemak kan lezen. Nooit heeft hij begrepen waarom hij die tweebenerstekens elders niet kan lezen! Het mistte elke slechtvalklogica en wellicht ook die van de twee-beners! De enigste reden wat daar aan ten grondslag kan liggen is: hij kan de krant lezen omdat hij zonder veren, Sjef geheten, zei dat hij dat kan!
In de verdrietige dagen die volgden na Ma's verdwijning wilde hij persé de tweebeners krant te pakken zien te krijgen! Er zou vast datgene in vermeld staan, waarvan hij ver wachtte dat het er in zou staan.
Na een van de geduifde prooitjes wat hij zijn drie witte donsjes met veel moeite gegeven had, vertrok Pa. Hij vloog naar de plaats waar veel twee-benersnestjes waren.
De tweebeners noemden het Gemert. Daar wist hij een plaats waar veel van die hoekige voortbewegende dingen op vier, dan wel op twee ronde schijfjes vaak bijeen kwamen.
Die voortbewegende dingen werden daar door de tweebeners altijd van eten voorzien.
Pal buiten dat nest stond een open takkerig geval waar heel veel twee-benerskranten in stonden. Daar vloog hij in één vloeiende beweging op af. Met zijn grote poten klauwde hij in een van die kranten, en maakte hij toen dat hij weg kwam. Een foeterende twee bener riep met een basgeluid: "Ellendige papierversnipperaar! Maak dat je weg komt hier!
Ga naar een ander pad, waar je wel iets van jouw gading vindt!" Pa knoopte slechts de woorden Papierversnipperaar, Pad en Vind in zijn slechtvalkoren!
Omdat verdriet hem overheerste werd Pa ontzettend kwaad. Daarbij hield hij de krant krampachtig in zijn sterke poten! Ook al hield hij van die tweebeners, ze moesten toch niet denken dat ie dom was. Dus vond hij dat hij ten koste van alles moest weten wat die drie woorden betekenden!
Hij scheerde laag over de bossen. Het weer was toen heel wat aangenamer dan nu! Hij tuurde naar beneden met zijn doordringende allesziende ogen.
Plotseling doken er twee hoge dikke takken beneden hem op, met een vierkant geval er tussenin hangend. "Padvinderij..." las hij daar op in mensentekens. De rest ontging hem omdat dit hem niet interesseerde. Wat hem ook ontging was, dat hij die tweebenerstekens daarop kon lezen. Het woord Pad en Vind had hij gevonden. Het was een bevestiging voor Pa dat ie slim genoeg was. Wat er aan ontbrak was die papierversnipperaar! Hij vloog nóg lager over die takken heen. Achter dicht begroeid struikgewas zag hij in een kring tweebenerskinderen met allemaal dezelfde jasjes aan en een raar kopdeksel op, bij elkaar zitten. Er waren twee volwassen tweebeners bij. Die twee waren druk aan het praten tegen de kinderen. Totdat er een gil kwam vanuit een van de volwassen twee beners. Toen pas wist Pa dat het een tweebenersvrouw-tje was, uit wiens keeltje die snerpende gil kwam. Want alle tweebeners moesten zonodig hetzelfde om hun kale lijfjes hebben zitten, en op hun bevederde kopjes!
De tweebenerskinderen vlogen overeind en stoven uiteen. Pa besefte dat hij daar de oorzaak van was. Maar hij was hen dankbaar. Want wat eerst in het midden van de gezeten tweebenerskring zat, zag hij nu plotseling! Het waren vlammen, het was vuur!
Zo noemden de tweebeners dat. Vanuit dat vuur en in de walm die daaruit voortkwam, door de tweebeners rook genoemd, dwarrelden stukjes papier omhoog.
Pa's laatste woord werd bij deze aanblik definitief bevestigd! Dit was dus een papierversnipperaar!
Ogenblikkelijk steeg hij op. Hij liet zich door niets en door niemand als dom neersabelen, mocht iets of iemand dat in het kopje halen!
Toen dat gevoel bij hem weg viel, voelde hij waar dat gevoel van onvrede vandaan kwam! Het kwam omdat hij zijn geliefd morteltje voorgoed kwijt was! Dat was de reden waarom hij datgene in zijn poten geklauwd had, wat hij geklauwd had!
Pa kwam weer bij zijn nestkast aan, vervaardigd door diezelfde tweebenershanden, waarvan hij immers wist dat zij hem en zijn geliefde Ma en zijn drie donsjes, een warm hart toedroegen!
Het Belgische madammeke was nergens te bekennen. Hij zag ook niet zij met dat ding voor het oog en hij zonder veren. Op het nestrooster ontdeed hij de krant van zijn gekluwde poten en begon er in te bladeren.
Het had merkwaardig genoeg menselijke trekjes!
Daarin vond hij waarvan hij verwachtte het erin te zullen vinden!
In een uitgebreid verslag werd liefdevol melding gemaakt dat zijn morteltje er niet meer was!
Met tranen in zijn slechtvalkogen verslond hij die zwarte tweebenerste-kens, die hem feilloos ver telden wat er voorgevallen was!
De tweebeners wisten alles!
De tweebeners deelden zijn verdriet!
Een warm gevoel voor deze levende soort overviel hem!
Met zijn andere poot maakte hij zijn ogen droog.
Met zijn typisch Pa-slechtvalk-loopje hipte hij de nestkast in en dook met de krant meteen onder dat witte lange ding, wat een webcam heette.
In de kiezels maakte Pa een diepe kuil. Met een schuin oogje keek hij naar zijn drie opgehoopte donsjes. Zij zagen niets van dit alles. Zij sliepen hun slechtvalk-dons-slaapje!
Pa begroef de krant keurig opgevouwen in de kiezelkuil en gooide het weer dicht.
Tot op de dag van vandaag ligt de krant er nog. Het zou er voorgoed blijven liggen!
Het bevestigde dat Ma nooit uit zijn hart zou verdwijnen!
Het bevestigde dat Ma nooit uit de harten van de tweebeners zou verdwijnen!
En vandaag wist Pa dat niemand van hen uit welk hart dan ook zou verdwijnen!
Pa slaakte een luide kreet.
Het was een afscheid van dit broedseizoen. Het was een afscheid van Kleintje. Het was een afscheid van zijn twee mooie, sterke kinderen Hope en Faith, waarvan hij verwachtte dat zij datgene zullen doen wat er van hen verwacht werd.
Het was een afscheid van Ma, zijn geliefd, onvergetelijk Morteltje!
Pa zette zijn robuuste snavel in zijn verenpak en begon zich te poetsen.
Hij wist dat hij opnieuw zich op datgene moest gaan richten wat voor hem lag.....
Ik zag door mijn verrekijker madammeke Sterre aan komen vliegen. Ze streek op het hek neer op de onderste ring van de Gemerttoren, pal boven Pa.
Pa en madammeke Sterre!
Wat zal de toekomst jullie brengen?
Vergeet allebei één ding niet: .........zojuist heb ik een Ode uitge-
bracht aan Ma en haar Drie Donsjes........
Els - 9 augustus 2007.
--- klik voor vergroting. Ode aan Ma en haar drie donsjes.
------------------------------------------------------
Zie nieuwe reeks ik DE SLECHTVALKSAGE SEIZOEN 2008.
-----------------------------------------------------