Sagen rondom en buiten De Mortel.
Sagen rondom en buiten De Mortel.
Deel 1.
-------------------------------------------------
Copyright ~ Els van de Donk-Pennings.
Halloweensage 2007.
Het Halloweenfeest van Victor....
Hij kon er ook niets aan doen dat ie er zo uit zag. Zo was ie nu eenmaal
op de wereld gezet. Dat gebeurde vijfendertig jaar geleden. Het was op
een koude dag half december. Toen zijn moeder hem voor de eerste
keer in haar struise armen nam had ze hem vertederend en met van die
smeltende ogen aangekeken.
"Victor!" had ze liefdevol en vol trots naar hem uitgeroepen.
Zijn vader was over hem heen gebogen, nadat zij de naam had uitge-
sproken.
Hij schrok.
Moest dat magere kereltje de stoere naam dragen van wijlen zijn over-
grootvader een grootgrondbezitter en nog wel van adelijke afkomst!
Zelf mocht ie zich ook baron noemen, maar dan had je het wel gehad.
Overgrootvader Victor had al zijn geld er doorheen gejaagd. Ze mochten
nu blij zijn dat ze een lapje grond hadden van vijf bij tien meter,
achter een eenvoudig bedoeninkje gelegen in het dorp dat vroeger aan
het landgoed van overgrootvader Victor grensde. Zelf moest ie het
stellen met de naam Jan. Daarom vond ie het prachtig om zijn kind, als
het een jongen werd, Victor te noemen. Weliswaar van iemand die een
gat in zijn hand had gehad, en waarom hij zelf nu dagelijks een schop
erin had zitten, maar daar dacht hij liever niet alle dagen aan. In het
dorp durfde hij zijn titel nooit te gebruiken. O ja, alle dorpelingen
wisten wie zij waren. Wijselijk hield iedereen de mond over wat deze
adelijke familie overkomen was. Jan bezat geen rooie cent, en wat hij
bezat daar moest ie hard voor werken. Ooit een baron gezien die als
knecht werkzaam was op een boerderij buiten het dorp? Ik ook niet.
Tot nu! Het magere scharminkeltje in moeder's ronde armen keek hem
met diens blauwe oogjes aan. Dat deed hem toch wel wat. Hij was hoe
dan ook de trotse vader geworden van baron Victor Ogerver-Schrikker.
"Wat zeg je ervan?" vroeg zijn vrouw Keetje aan hem, van hem weer
vertederend naar het magere kereltje kijkend.
"Dunnetjes, hé. Van wie heeft ie dat? Niet van ons tweeën!" antwoordde
Jan. Want ja, zelf was ie een potige kerel die van aanpoten wist.
Keetje was meer een Kee, die niet zozeer bevallig liep, maar eerder een
landomploegend- loopje had.
"Victor heeft dat van zich zelf, Jan. Het is een zoet kereltje!"
Dat was ie.
De dagen gleden voorbij. Dat deden zij niet van zelf, want eerst moest
het telkens donker worden, en dan weer licht. De jaren gleden voorbij.
Dat deden zij niet van zelf. Elke wisseling ging gepaard met gillende
keukenmeiden en met een glazen pot met boerenjongens erin. In die
dagen, en in die jaren groeide Victor als kool en werd hij een lange
magere slungel. Op school was ie geen hoogvlieger, hoewel je dat van
zijn lengte niet zou zeggen. Ook hij werd boerenknecht op de boerderij
waar vader Jan sinds jaar en dag ook werkzaam was. Menige dorpeling
had zich afgevraagd: "Wat zie ik toch aan Victor?" Totdat een slimme
dorpeling de krasse uitspraak had gedaan: "'t Is gewoon een lelijke
vent!" Nooit meer werd deze vraag gesteld.
Victor had handen zo groot als kolenschoppen. Hij was ijzersterk, en
kon met die grote handen heel wat boerenarbeid verrichten. Door de
jaren heen raakte ook in dit dorp het griezelfeest Halloween hoe langer
hoe meer ingeburgerd. Victor hield wel van een feestje. Dansen ging
hem nu niet bepaald elegant af, zelfs niet op klompen. Maar op tijd
een borreltje, een gezellig praatje, een muziekje erbij, en Victor was
tevreden. Ook Halloween begon hem hoe langer hoe meer aan te spre-
ken. Als ie mee deed aan de Halloweenfeesten in de kroeg, waar het
wemelde van de pompoenen met van die gegroefde maskers, zat ie er
stilletjes van te genieten.
Nu, bijna vijfendertig jaar later, vroeg een kroegvriend aan Victor aan
de bar in het dorpscafé: "Over twee weken is het weer Halloween. Je
zit dan wel altijd hier in de kroeg. Maar zou het niet een uitdaging voor
jou zijn, om er echt eens iets mee te doen?" Victor's ogen begonnen te
stralen, boven zijn enorme neus.
"Daar voel ik wel iets voor. 'k Zal erover nadenken." Victor hield woord.
Het liep naar Halloween. Alle dorpelingen waren inmiddels op de hoogte
dat Victor iets wilde uithalen dit jaar. In Victor's magere hoofd hadden
zijn hersenen nog nooit zo hard gewerkt, als in deze dagen. En aange-
zien zij onder die hersenpan dat niet gewend waren, kraakte het er
behoorlijk, en was Victor 's avonds steen-kapot. Als eerste zag hij zich
zelf als graaf Dracula door het dorp lopen. Hij wist immers dat hij een
baron was, dus dat had raakvlakken. Hij kwam echter tot de conclusie
dat het weinig raakvlak had. Een kasteel bezat ie niet. Hij schoof nog
steeds zijn onbehouwen lange stelten onder moeders eettafel, in dat
schamele bedoeninkje. Dat deed ie weliswaar graag, want moeder Keetje
aanbad hem nog altijd, en ze kon lekker koken! Als pompoen? Hij, met
dat slungelige lijf en dan zo'n oranje ding over zijn kop? Hij wist zijn
hele leven al dat hij niet moeder's mooiste was, en ook niet van vader.
Dan kon ie het beter niet erger maken, dan het al was. Hij wist
bovendien dat ie ook maar beter niet aan vrouwelijk schoon kon denken.
Alleen het woord "schoon" al. Hij wist wat dit inhield, maar die vrouwen
zouden vast niet op hem af komen!
Opeens wist hij wat hij zou gaan uitvreten met Halloween!
Dat hij daar niet meteen aan had gedacht. Hij wist dat hij zijn naam
alle eer aan zou doen ! Hij zou een vogelverschrikker worden!
Hij zou op die eenendertigste oktober het grote heldhaftige lef hebben
om geheel de dag en avond op het land te gaan staan, op een van akkers
van zijn baas. Moeder Keetje vond het een kostelijk idee!
Zij zou er voor zorgen met haar liefdevolle moeke-handen, dat haar
Victor er dol- komisch uit zou komen te zien. Griezelig hoefde hij niet
te worden, want dat was ie al zijn hele leven.
Vader Jan vond het maar niks. Zijn zoon zou voor paal staan, maar zijn
stem kreeg geen gehoor. Sterker nog, van moeder Keetje moest hij een
houten been voor Victor maken, omdat hij altijd al handig was geweest
met hout. Dat deed ie dan maar. Tegen Keetje kon ie toch nooit op.
Ook de dorpelingen vonden het een prachtig idee!
De dag brak aan. Halloweendag ging gebukt onder een loodgrijze lucht
en toepasselijke nevelslierten. Het was koud, maar Victor, als rasechte
landarbeider, trotseerde elke temperatuur!
Daar stond ie dan in de vroege morgen op een van de akkers van zijn
baas, boer Aart Appel. Een pruik van stro bedekte zijn haren, met daar
bovenop een oude hoed. Een kapotte jas droeg hij over een knalrood
shirt heen.
Daaronder droeg hij een paarse rafelige broek.
Zijn rechterbeen was gekromd en vastgebonden. Rondom zijn knie rustte
het vastgesjorde houten been. Aan zijn echte en aan zijn nep-voet
zaten oude laarzen van moeder Keetje. Het liep alles bij elkaar reuze
onhandig, maar je moest er wat voor over hebben, en dat had hij. Zijn
armen waren gestrekt naar links en naar rechts, zodat zijn grote
behandschoende handen, er des te potsierlijker uit zagen!
Naarmate de dag vorderde, naarmate Victor de belangstelling kreeg
waar hij het allemaal voor deed. De dorpelingen riepen hem allemaal
dingen toe. Het meeste ervan verstond hij niet, omdat de akker groot
was en de zandweg ver weg lag. En dat was maar goed ook. Tegen het
grijze luchtruim wemelde het van de vogels die niet wisten wat zij met
deze situatie aan moesten. Zij hadden het zo druk met kijken naar dat
rare figuur op die akker, dat zij vergaten zij aan zij te vliegen, met kraaien, merels, buizerds, slechtvalken, duiven, sperwers en zeearenden!
Het werd avond, en het werd nóg kouder. Victor bleef. Hij had een
taak te vervullen. Hij had het aan iedereen beloofd. Zelfs boer Aart
Appel had naar deze dag uitgekeken, naast een mokkende vader Jan.
Maar die mokte wel meer.
Het begon te waaien. Onbestemde geluiden bereikten zijn flaporen. Het
werd donkerder en donkerder. Vleermuizen begonnen aan hun avond-
rondje. Het deerde Victor niet. Nevelslierten trokken aan zijn ver-
schrikkelijke kleren, en gingen zelfs dwars door hem heen.
Opeens een ijselijke gil! Victor schrok zich te pletter. Hij verloor zijn
evenwicht. Voor dat hij het goed en wel wist lag hij plat op de grond,
in de zwarte aarde. Opnieuw weerklonk er die ijselijke gil. Victor vloog
overeind en zette het op een lopen. Pas toen werd Victor een echte
vogelverschrikker, en zelfs meer dan dat! Victor vergat dat ie met een
echte en met een nepbeen liep. Hij joeg zich zelf vooruit. Rondom hem
wemelde het van de vleermuizen, die van schrik vergaten dat zij zelf
griezelig waren. Zij hadden nog nooit zo'n lelijke vent gezien! De
dorpshonden huilden als wolven. De dorpskatten krijsten als speen-
varkens. Vogels in de lucht, wakker geschrokken van al dat tumult,
maakten ook dat zij weg kwamen, en zeker met zo'n verschrikkelijke
vent in de buurt! Zelfs de maan trok van schrik een grimas, wat niet
misstond met Halloween!
Tot zijn stomme verbazing zag Victor heksen op bezemstelen van schrik
weg vliegen. Van hen kwam dat gegil vandaan. Gemaskerde pompoenen
bleken her en der te liggen en der en her, en die akelig goed zich kon-
den bewegen.
Al strompelend verloor Victor zijn houten been. Waarom had zijn
moeder, struise sterke Keetje, zijn been zo goed vastgesnoerd!
Victor bereikte het dorp. Hinkelend en met wild zwaaiende armen
maakte hij dat hij weg kwam. Er was geen mens te bekennen. Wat hij
niet zag was, dat er menig gordijntje, achter menig raampje bewoog. Je
kon gerust spreken van alle gordijntjes en van alle raampjes. Geheel
ontdaan bereikte Victor het nederige bedoeninkje, waarvan ogenblikkelijk
de voordeur open getrokken werd, vader Jan hem bij zijn lurven pakte
en hem naar binnen sleurde. De voordeur was nog niet eerder met zo'n
enorme knal dicht gesmeten, als op die avond. Het schamele bedoeninkje
schudde op zijn grondvesten.
"Hellup, hellup!" kermde Victor. "B bui-ten....vl vl vleermuizen, h heksen
op b b b bezemstelen, b bewegende gemaskerde p pompoenen....."
"Het is Halloween, wat had je anders verwacht!" was de grootste logica
wat vader Jan ooit in zijn leven naar voren zou brengen.
De volgende morgen leek alles één grote boze droom, terwijl er een
vrolijk herfstzonnetje aan de hemel stond. Victor voelde zich achteraf
gezien een hele held! Hij had alles en iedereen getrotseerd, want ze
hadden schrik van hem gehad. Die dag werkte hij fluitend op de kale
akkers van Aart Appel. Met zijn grote handen repareerde hij een om-
liggend hek.
Plotseling werd hij van achteren op zijn schouder getikt. Hij draaide
zich om. Tegenover hem stond een mager slungelig meisje met een
boeketje rode roosjes in haar handen. Mooi was ze niet, maar dat
deerde Victor niet. Hij had het toch niet zo op het woordje "schoon".
Victor kreeg de rozen wat onhandig in zijn handen geduwd. Een lieve
zachte stem kwam uit haar mond die zei: "Alsjeblieft, deze zijn voor jou!
Jij bent mijn dappere held! Ik woon in het naburige dorp.
Maar gisteravond heb ik jou heldhaftige act zien opvoeren.
Je was geweldig! Want iedereen had schrik van jou, zelfs de Halloween-
figuren. Je zou gezworen hebben, dat ze allemaal echt waren.
Zou eh.... zou jij voortaan altijd mijn....eh.... vogelverschrikkertje
willen zijn?"
Waarop Victor plotseling hopeloos verliefd antwoordde: "Eh............
...ja.....ja.....o, jaaaaaaa....dat wil ik !" Dit Halloweenfeest zou voor-
goed in Victor's geheugen gegrift staan, evenals bij zijn meisje
Victory, een naam waarbij hij voor het eerst het woord "schoonheid"
in de mond durfde nemen........
V ictor OGELVER SCHRIKKER verklaart oprecht dat dit allemaal écht is gebeurd............
Els - oktober 2007.
----------------------------------------------------------
Sinterklaassage 2007.
Sinterklaas in Houtskool.
Klaas hield van zijn rol dat hij elk jaar vertolkte. Hij deed het met veel
verve, en niets was hem te veel. Daarnaast kon je er van verzekerd
zijn, dat je waar voor je geld kreeg! Hij nam het heel serieus en deed
het met hart en ziel! Elk jaar was Klaas Sinterklaas voor diegenen die
een beroep op hem deden. Heel wat kindertjes hadden al op zijn knie
gezeten. Dan was het zijn linker, dan was het zijn rechter. Vaak ook de
linker én de rechter, omdat hij een gulle Klaas Sint was! Ook kwam het
weleens voor dat hij er van die schenenschoppertjes bij had zitten. Dat
was de reden waarom hij eens per jaar onder de blauwe plekken zat!
Slechts één keer was het voorgekomen dat hij een schopje terug gaf,
maar dat was al heel lang geleden. Het kinderzieltje wiens scheentje dat
voelde, was zelf nu volwassen en vader van drie kinderzieltjes. Daar had
Klaas nog nooit voor Sinterklaas hoeven te spelen. Klaas was zestig jaar
geleden geboren in Houtskool. Hij was er opgegroeid, er getrouwd met
buurmeisje Trientje en had samen met haar vier zonen groot gebracht!
Alle vier waren zij getrouwd. Nu liepen er inmiddels acht kleinkinderen
rond. Niemand van hen was ooit bang van Sinterklaas geweest. Op de
een of andere manier had het iets vertrouwds.
In de landerijen achter de woonwijk waar Klaas met Trientje woonde
bevond zich ook een paardenmanege. Daar was de schimmel van Klaas
gestald. Dagelijks werd deze trouwe vierbener liefdevol door Klaas
bereden en verzorgd. Juist ja, Klaas bezat dit edele dier om zijn
jaarlijkse rol zo goed mogelijk te kunnen vertolken!!
Het liep weer naar november. Dagelijks stond de telefoon van Klaas en
Trientje rood- gloeiend, ook al deed het nog zo zijn best om zwart van
kleur te zijn. Dagelijks greep Trientje de hoorn. Meestal waren het de
jaarlijks terugkerende telefoontjes om de Sint weer te bestellen.
Trientje was de bindende factor in heel dit gebeuren. Zij was dat
sowieso op alle gebieden, en dat had hen vier zonen opgeleverd. In dit
geval regelde zij alles. Het kwam weleens voor dat ze Klaas in zijn
enthousiasme moest afremmen. Niets was Klaas te veel in zijn rol als
Sinterklaas. Heel vaak had af remmen bij Klaas geen enkele zin. Sinds
een aantal jaren was een van hun zonen zwartepiet. Niets ook was
Pieter teveel. Ook hij ging geheel op in zijn rol. Hij had beslist een
aardje naar zijn vaartje.
Op een grijze herfstdag werd Trientje gebeld door meneer Zeur. Zoals
elk jaar kwam Klaas daar als Sinterklaas op bezoek voor dat zeurderige
kind Koosje. Het waren mensen in goede doen. Piet Zeur was makelaar in
onroerende goederen, en zelf had hij ook goed in de goederen geroerd,
want hij bezat een grote bungalow in een bungalowcomplex aan de rand
van Houtskool. Piet was altijd goed van betalen als het om de Sint ging.
Nu echter waren de zeurderige eisen namens Koosje wel zodanig dat met
een "ik zal het met Klaas overleggen. U hoort nog van ons!" de hoorn
werd nijdig op de haak door Trientje neergesmeten.
Trientje riep Klaas naar binnen die in de achtertuin zijn konijnen in het
konijnenhok aan het voeren was. Klaas praatte er altijd tegen alsof het
kleine kinderen waren. Terug in huis vertelde Trientje wat voor tele-
foontje zij zojuist van Piet Zeur gekregen had.
"En je begint er niet aan! Je breekt je nek niet voor dat zeurderige
rotjoch. Mien Zeur wilde beslist dat Piet dit doorzette omdat dat
verwende schenenschoppertje dat persé wil..." waren de woorden
waarmee Trientje nijdig eindigde.
"Och, Trieneke van me, het is een peulenschil voor mij. Connecties
genoeg om dit voor elkaar te krijgen. En zeker nu dit dik betaald wordt.
Dat is toch mooi meegenomen! Je weet de Sinterklaasrol is een kostbare
liefhebberij van mij, en zo breed hebben wij het nu eenmaal niet!"
Dat waren de woorden van Klaas hierover alsof het om een simpel klusje
ging zeurderig of niet! Dit had Trientje al ogenblikkelijk gevreesd. Wat
zij ook tegensputterde het had geen zin. Ze wist dat Klaas zelfs voor
Koosje een lieve Sint wilde zijn. Ook een telefoontje naar zoon Pieter
had geen enkele zin. "Schenenschoppertje of niet, zeur Koosje of niet,
ook dit kind verdient het!" Dat waren de definitieve woorden hierover
van Klaas. Klaas belde Piet Zeur om de zaak kort te sluiten. Daarmee
stond de afspraak als een huis. Iets wat Piet Zeur nu eenmaal toever-
trouwd was, en in dit geval was dat ook noodzakelijk! Zeurderig sche-
nenschoppertje Koosje wilde graag dat de goedheiligman bij hen
arriveerde via de nok van het dak, gezeten op diens schimmel!
Alsjeblieft, ga er maar aan staan! Klaas zou dat toch met Pieter gaan doen!
Het was dat jaar een koude heldere 5 decemberavond in Houtskool.
Daar stonden zij in vol ornaat in de royale woonkamer. Klaas en Pieter
lieten zich nog enkele frutseltjes van Trientje welgevallen. Na jaren van
ervaring wist zij hen perfect te smincken. Niets werd aan het toeval
over gelaten. Zojuist hadden Klaas en Pieter al verschillende bezoeken
afgelegd. Het zwaarste kwam nog. Dat hadden zij als laatste in geplend.
Dat leek hen wel zo verstandig! Het laatste zou een zeurderig klusje
worden. Klaas en Pieter hadden er alle vertrouwen in. Trientje hield nu
maar wijselijk haar mond. "We kunnen gaan. Het is tijd, beste Pieter.
Ik heb er zin in. Als Sinterklaas ga ik voor elk kind graag elke uitdaging
aan!" zei Klaas terwijl hij een blik op de koekoeksklok in de woonkamer
wierp. Ze verlieten het huis, met een bezorgde Trientje achterlatend!
Op straat ging een opvallende karavaan naar de zeurderige bungalow van
de familie Zeur. Klaas gezeten op zijn schimmel, Pieter lopend er langs.
Daarachter de paardenwagen van de manegehouder, met de goede man
achter het stuur. Daar weer achter een heftruck die zes meter hoogte
kon bereiken met een laadbak die erop bevestigd zat! Het was alles bij
elkaar toch een raar stelletje! En dit alles vanwege een zeurderig
verwent schenenschoppertje! In de zomer stonden Piet, Mien en Koosje
zeurderig oog in oog met een stelletje slechtvalken. Nu zouden zij
zeurderig oog in oog komen te staan met de goedheiligman op het dak,
beschimmeld en al! De Sinterklaaskaravaan bereikte aan de achter-
zijde de zeur-bungalow! Dat was gemakkelijk te bereiken, omdat het
langs een landweg lag. De pret kon beginnen!
" Wanneer kómt ie nou, pappaaaaa?" vroeg Koosje met zijn altijd
aanwezige zeurtoontje. Het leek wel of hij het zeurfenomeen zelf
uitgevonden had.
"Nu mijn vent!" antwoordde pa Piet. De goede man had zojuist een
telefoontje gehad. Koosje begon aan zijn broekspijpen te trekken. Maar
goed dat hij altijd van die dure degelijke broeken droeg!
"Kom, lief kereltje van me!" sprak ma Mien blij op een zoet toontje.
Alledrie verlieten ze de bungalow en liepen ze de straat op, die er
verlaten bij lag. Ze draaiden zich om met hun blikken op het dak
gericht. Daar kon het circus beginnen! Letterlijk! Pa Piet had zijn
fototoestel in de aanslag!
Achter de bungalow stapte Klaas met paard en al in de laadbak op de
heftruck. Pieter ging ernaast staan, met drie zeurderige volle jute
zakken van de familie Zeur in zijn handen geklemd. Dat ging perfect.
"Nu stil blijven staan!" fluisterde de connectie van Klaas wiens heftruck met laadbak het was. Maar schimmeltje verstond dat niet! Schimmeltje
blééf niet stil staan! Het was veel gewend....maar dit!! Trappelend stond
het op die beweeglijke bodem, die langzaam de hoogte in ging! Het
bereikte de hoogte van de nok van het dak en bleef daar hangen! Het
effect aan de andere zijde zou er niet om liegen, ook al had het niets
met de waarheid te maken.
"JIPPIEIEIEIEIEIEI!!!" krijste Koosje opeens, bij het zien van dit
schitterende schouwspel! Uit het niets verscheen daar Sinterklaas in vol
ornaat op het dak bovenop het paard gezeten met zwartepiet ernaast
met drie volle zakken! Pa Piet fotografeerde of zijn leven er van af
hing. Maarrr...Koosje had beter niet kunnen krijsen! Het schimmeltje
die al zo van angst trappelde, begon van schrik hoe langer hoe harder
te trappelen! Pieter probeerde het beestje te kalmeren, maar dat mocht
niet baten.
Plotseling maakte schimmeltje een schuiver! Toen ging alles razendsnel.
Klaas tuimelde met schimmeltje en al van de laadbak af. Pieter die hen
tegen wilde houden tuimelde net zo hard mee. Plotseling vloog er van
alles in het rond. Drie vol beladen jute zakken vlogen de hoogte in.
Een hele Sinterklaas -en zwartepietgarderobe doorkliefde het zwarte
luchtruim!
"Zw...zw....zwartepiet heeft geen broek meer hahahahahaaaa...aan!"
jubelde zeurderig Koosje. Hij vond het allemaal reuze spannend en bleef
er gebiologeerd naar kijken. Pa Piet en ma Mien stonden verschrikt
alles gade te slaan. Pa Piet vergat dat eerst zijn leven van het
fotograferen af hing! Hij had nu toch eventjes iets anders aan zijn
zeurderig hoofd!
"Pappaaaa.... Sinterklaas draagt ook een toupet,...net als ...jij!" kreet
Koosje, en schaterde het weer uit. Toen had pa Piet het niet meer. Hij
greep Koosje bij zijn lurven, waar die dan ook mochten zitten, en holde
ermee hun bungalow binnen! Ma Mien zette het met een zeurderig
gilletje ook op een lopen en stoof ook naar binnen!
"Jij altijd met jou ideeën! "viel pa Piet tegen zijn zeurderig zoontje uit.
"Houd op, Piet! Het brave kereltje heeft nu eens eindelijk Sinterklaas.
op het dak gezien!...Komt allemaal wel goed hoor, mijn zoet ventje.....
...Sinterklaas is een heilig man!" sprak ma Mien plotseling kalm.
"Waar zijn MIJN kadootjes, mammaaaaa....?" was waar Koosje als
enigste nu nog maar aan dacht!
Gehavend kwamen Klaas en Pieter thuis. Trientje die nooit om een
woordje verlegen zat, wist ze nu niet meer bij elkaar te sprokkelen.
Ze zag dat haar twee kerels geschaafd eruit zagen, maar verder was alles gelukkig nog heel! Maar van de dure Sinterklaas -en zwartepiet outfit
was niets meer over! Schimmeltje was naar de manege gebracht.
Het beestje had verdacht gestrompeld!
Stilletjes was Pieter huiswaarts gekeerd. Stilletjes waren Klaas en
Trientje naar bed gegaan. Kwaadheid had bij Trientje plaats gemaakt
voor verdriet. Ze had aan de ogen van zowel Klaas als van Pieter gezien
dat zij dat ook waren. Ze had het aan hun stemmen gehoord toen zij
haar verteld hadden wat er gebeurd was. De dure kleren, zorgvuldig van
gespaard geld gekocht waren vernield. Evenals alles wat daar bij hoorde!
En schimmeltje!? Wat zou het mankeren? Want, dat strompeltje beviel
hen niet!
De volgende dag zat zeurderig Koosje aan tafel met pa Piet en ma
Mien. Alle drie waren ze ijverig al het gekregen kapotte speelgoed aan
het repareren van Koosje. Pa Piet durfde niet te zeggen dat hij dit
helemaal niet erg vond. Dat verwende ventje had nu eens een lesje
geleerd! Misschien zou hij het gaan waarderen dat niet altijd alles van
zelf ging! Koosje slaakte een zeurderig zuchtje, maar hij werkte ijverig
verder.
Wie weet, was er hoop.....
Klaas wandelde naar de manege. Het verwonderde hem dat Trientje niet
kwaad om het hele voorval was. Bezorgd stapte hij het terrein van de
manege op. Hij vreesde voor schimmeltje! Weg waren ook alle mooie
Sinterklaas -en zwartepietkleren! Hoe moest dit nu allemaal? Rijk waren
ze niet. Maar al dat moois hadden ze toch maar weten te kopen, zelfs
schimmeltje. En nu dan dit! Klaas stapte de stal binnen van schimmeltje!
Maar waar wás zijn trouwe beestje?! Schrik sloeg Klaas om het hart.
Hij liep naar de paardenbox. Geen schimmeltje! Maar.....maar wat hing
daar in de paardenbox? Op twee kleerhangers hingen aan twee spijkers
in een balk twee schitterende outfits van Sinterklaas en zwartepiet! Er
naast stond een staf. Dit alles was hetzelfde als wat zij bezeten had-
den! Op de balk lag een grote platte doos. Verbouwereerd van de
situatie en met tranen in de ogen liep Klaas er naar toe. Hij streelde de
kleren. Hij pakte de platte doos en opende het. Er in lagen een zwarte
pruik, een grijze baard en pruik, een borstkruis, een vissersring, twee
paar handschoenen.......kortom alles wat Sinterklaas en zwartepiet
nodig hadden! Toen voelde Klaas dat hij naar schimmeltje toe moest! Hij
legde de doos in het hooi van de paardenbox en liep naar buiten, naar
de wei. Ogenblikkelijk kwam het geluid van blij gehinnik hem tegemoet.
Het was schimmeltje! Het fiere beestje kwam in galop naar zijn grote
vriend toe, zonder strompeltje!
Ferme kerel Klaas sloeg met tranen in de ogen zijn armen om de hals
van schimmeltje heen. Plotseling stond de manegehouder naast hem.
"Ik snap er niks van!" zei hij, "dit kan allemaal niet....Heb je in de
stal gekeken wat daar hangt?" Klaas kon slechts knikken. Toen hij
huiswaarts keerde wist hij na jaren weer dat Sinterklaas toch be-
stond....
Els - november 2007.
---------------------------------------------------------
Kerstsage 2007.
Een rode lamp voor Rudolph.
"Ho, ho, hoooooo.....Dasher, Dancer, Prancer, Vixen, Comet, Cupid, Donder en Rudolphphp...!" riep de kerstman met een welluidend stemgeluid. De acht rendieren waren een koud neusje aan het halen achter de werkplaats van de elven, die zich opzij van het huis van de kerstman bevond. Het was ijselijk koud op de Noordpool, en dat behoorde het ook te zijn.
En al helemaal als het nacht was, zoals nu!
De rendieren kwamen naar de kerstman gelopen. De ronde bebaarde wonderlijke man, de broer van Sinterklaas, stond voor zijn huis. In menig land werd hij Santa Claus genoemd.
Het gaf overduidelijk zijn verwantschap met de bisschop uit Spanje aan. De kerstman hield van de kou en ijspegeltjes, vandaar dat hij in de Noordpool was neergestreken. Sinterklaas hield van warmte en had daarom een aardig optrekje in Spanje gevonden. Elk jaar kon hij daarom gemakkelijker genieten van de Nederlandse grillige herfstdagen. Zijn oude botten konden er daarom des te beter tegen.
"Ik mis Rudolph! Waar is mijn zorgenrendiertje?!" vroeg de kerstman aan de zeven rendieren die hem omringden. Over de gehorende koppen heen keek hij waar Rudolph bleef.
Dit bijzondere dier bezat een bijzondere neus. Het kon branden, zodat hij hen op hun nachtelijke tocht altijd feilloos de weg kon wijzen.
Hoewel....feilloos.... De neus van Rudolph moest het tegenwoordig hebben van een echte gloeilamp.
Rudolph was een wildebras en dat was ten koste gegaan van zijn gloeilampneusje!
Omdat hij een wonderlijke neus bezat paste een echte gloeilamp er gemakkelijk in, en branden deed ie ook!
Hij moest voortaan heel zuinig zijn met zijn neus, omdat het nu van een echte lamp moest hebben!
Maar dat was nu juist een probleem!
Vandaar dat hij het zorgenrendiertje van de kerstman was geworden.
"Rudolphphphph...!" riep hij weer luidkeels. En eenieder weet dat kerstman's keel luid ge-hoot is. Behalve in Australië want daar was hij luidkeels geha't. Dit vanwege het feit dat "Ho" de kinderzieltjes kon schaden omdat het iets te maken had met bepaalde dames die "licht
gezeed" waren, wat dat dan ook betekenen mocht. De kerstman had nog nooit van deze betekenis gehoord. Het klonk erg krom, en misschien was het dat dan ook. Het was net zo krom als de logica wat hiermee gehanteerd werd.
Opeens kwam Rudolph aangelopen met een rendierstrompeltje. Hij voegde zich bij de rest.
"Wat is er loos, mijn gehorend diertje?" vroeg de kerstman.
"Ik durf het nauwelijks te zeggen, lieve kerstman", antwoordde Rudolph hem. De kerstman sprak ook de dierentaal, net als alle mensentalen van de wereld.
"Probeer het toch maar", gaf de kerstman hem een duwtje.
"Okee,...", zuchtte Rudolph, "ik eh...probeer te zeggen dat mijn lampneusje het weer begeven heeft. Vandaar mijn rendierstrompeltje. 'k Ben zelf im- mers aan mijn lampje gewend. Ik oriënteer me er altijd op, dat weet je. Is het een goed probeerseltje, kerstman?" vroeg Rudolph ietwat benepen.
"ERG goed geprobeerd, Rudolph. Maar dat lampneusje van jou begeeft het toch wel ERG vaak!" werd de kerstman nu toch een beetje kwaad.
"Want hoe kan dit nu weer?" vroeg hij toen zorgelijk en boos tegelijk. Zorgelijk omdat er soms geen verklaring voor was, boos omdat het vaak uit roekeloosheid kwam. Rudolph gedroeg zich ook weleens overmoedig omdat hij in het donker door het lampje zo goed zag!
"Ik ben eh....vanavond in mijn trogje een beetje erg veel gulzig geweest, kerstman. Ik eh...... had zo'n enorme trek, dat ik mijn lampneusje een paar seconden vergat. Het kunnen ook enkele minuten geweest zijn...of...een klein half uurtje....een kleintje maar....", schuldbewust keek Rudolph de kerstman aan.
"Rudolph toch! Waar haal ik nú weer een rode lamp vandaan. We hebben al van alles gehad!" zuchtte de kerstman, die het nu even niet meer wist.
"En net nu", jammerde hij zuchtend, "nu we de generale repetitie moeten houden voor de Kerstnacht".
Hij hief zijn armen omhoog uit onmacht.
"Kerstman,...ik weet denk ik nog een oplossing!" bracht Dancer plotseling naar voren.
"Wat dan!?" vroeg de kerstman plotseling een en al oor.
"Ik weet nog een rode lamp te vinden!"
"Toch niet in Australië, hé. Want naast "Ho" zijn die daar ook verboden", kwam Donder er even tussen. Die had wel meer van die donderuitspraken waar je niet omheen kon.
"Nee hoor, in Nederland!" antwoordde Dancer resoluut. "Ik kan jullie er zo heen dancen. Dat is geen probleem!" voegde hij daar nog aan toe.
"Beste Dancer, in Nederland hebben we voor Rudolph Philips N.V. al practisch leeg geplunderd. Dat weet je toch", herinnerde de kerstman hem eraan.
"Dat weet ik, daar kunnen we ons ook maar beter niet meer laten zien. Nee, het is ergens anders. Het is ook te vinden in het zuiden van Nederland", bleef Dancer resoluut.
"Okee, daar gaan we dan voor. We vertrekken meteen, zodat we daarna de generale repetitie toch kunnen houden. Je weet, ik ga niet over een nacht ijs. Elk jaar moeten we ervan verzekerd zijn dat alles in die mooie, won-derlijke Kerstnacht goed verloopt!" Inderdaad, dat wisten de rendieren, die allemaal stuk voor stuk erg veel van de kerstman hielden.
De acht rendieren werden voor die grote prachtige slee ingespannen met behulp van de rendier-inspanelfjes. Rudolph kreeg de voorste plek, wat alleen zíjn plekje was, lampje of niet.
"Ho-ho-hooooo!" riep de kerstman olijk, vertrouwend op het feit dat het toch allemaal goed kwam.
Waarom kwam het dan dat zij allen pas bij daglicht holderdebolder neerstreken in een wit heiig veld, te midden van de bossen en de landerijen, waar bruine en zwarte logge dieren die hoog boven
het weiland op de poten stonden hen log en verbaasd aankeken?!
"Wat heb je gedaan?" kreet de kerstman, denkend aan betere tijden met Rudolph in heuvelachtige landschappen, besneeuwd en wel. Dit landschap was weliswaar ook wit besneeuwd, maar daarnaast hartstikke plat, en wat moesten ze tussen die runderen, die ook gehoorend waren?
Rudolph had onderweg wat afgestunteld, omdat hij de weg voor hen nu eenmaal niet snel gevonden had kunnen krijgen.
"We zijn er eindelijk!" kreet Dancer.
"Echt waar?" kon de kerstman nauwelijks geloven.
"Echt waar!"
"Waar is die lamp dan?" vroeg de kerstman.
Met zijn rechtervoorpoot wees Dancer naar voren en naar omhoog. Ze keken Dancer's wijsteentje achterna.
Toen werden zij pas een hoge logge grijze toren gewaar.
"Wat is dat voor een lelijk ding!" donderde Donder.
"Dat kan zijn, maar er zitten rode lampen op. En dat is het belangrijkste", gniffelde Dancer.
"Waarom heb jij ons niet vlekkeloos hierheen gedanc't, zoals je ons beloofd had", snoefde Donder, omdat ie zich wat verongelijkt voelde.
"Omdat Rudolph onze wegwijzer is". liet Dancer zich niet ondersneeuwen.
"Er op af!" onderbrak de kerstman hen, "er is nog genoeg voor ons te doen!"
"Ho-ho-hoooo", riep hij luidkeels. Ogenblikkelijk vlogen zij met de slee de hoogte in. De logge dieren op het veld schrokken zich te pletter en stoven loeiend uiteen.
Zulke gekken bij elkaar hadden ze nog niet eerder gezien!
De slee vloog regelrecht op die hoge grijze toren af. Ze passeerden al snel de hoogste lamp aan de rechterzijde vanaf de rijweg gezien, die zo bleek was als de hemel.
Plotseling zagen ze op die lamp een grote blauw/grijze vogel zitten, die er geroofd uit zag, hoewel het er toch op leek dat ie wel degelijk op zijn plek zat. Maar de kerstman lette nergens op. Hij had immers geen keus! Rudolph had koste wat het kost een rode lamp voor zijn neus nodig.
In één handige beweging griste de kerstman de lamp onder die geroofde vogel vandaan.
"KWEEEEK!" riep het, het leek op een slechte valk. De kerstman had geen tijd om daar op te letten.
Als een speer gingen ze ervandoor.
Laat in de daarop volgende nacht keerden zij op de Noordpool terug, en gingen alle rendieren op stal en de kerstman naar bed, waar zijn vrouw geduldig op hem had gewacht.
Voldaan viel de kerstman in slaap. Rudolph's neus brandde als nooit te voren en de generale repetitie was vlekkeloos verlopen, na de reis voor
Rudolph's lampje.
De volgende dag in alle vroegte haalden alle rendieren weer een verfris-send neusje in de ijselijke buitenlucht.
Ook de kerstman was vroeg uit de veren, en zocht hen op.
Rudolph kwam naar hem toegelopen.
Schuine rendierblikken van Dasher, Dancer, Prancer, Vixen, Comet, Cupid en Donder werd hij gewaar.
"Lieve kerstman.....eh.....vind je mij er niet als een....eh.....wilde stier uitzien? Ik lijk wel een van die exemplaren op dat veld, vlakbij de toren waar deze kolossale lamp vandaan komt!"
De kerstman keek Rudolph aan. Bij daglicht zag je nu eenmaal alles veel beter.
De kerstman schrok, maar liet dat niet merken.
Rudolph zag eruit alsof hij zojuist als oververhitte stier de race in Pam-plona had afgelegd. Niets was minder waar, hij had een generale repetitie Kerstnachttraject afgelegd, die een geheel ander doel beoogde dan welke Pamplona jaarlijks voor ogen had!
"Je ziet er sportief uit, lieve Rudolph. We zullen nu zéker elk plekje dankzij jou kunnen vinden!" was het enige wat de kerstman nog kon uit brengen. Want het Kerstfeest was nu gered, en verder zagen zij wel weer verder....
Dat deed het ook. Er kwam een verder. En dat was de reden waarom een
zekere Philips nooit meer zou terugkeren naar het zuiden des land's........
Els ~ december 2007.
*** RUDOLPH DE SCHOTSE ELAN.... EH HOOGLANDER
EH....ELANDER ***
----------------------------------------------------------
Halloween.
Het laat je huiveren bij de warme kachel.
Het doet je beseffen dat het kind nog steeds in je zit.
Je bent vanuit je kindzijn geboren.
Daarom blijf je houden van mooie verhalen, en zeker als je geschaard
bent rondom de kachel die je vertelt dat het er behaaglijk is en buiten koud en guur.
Daar waar de wind rondom je huis giert maar er toch niet naar binnen kan.
En dan raak je plotseling betrokken bij een Halloweensage die je niet alleen laat huiveren.
Je voelt het kindzijn weer in je en dat voelt goed.......
Els - 28 oktober 2008.
--------------------------------
Halloweensage 2008.
Hoe een Halloweensage toch mooi kan zijn.
Heel lang geleden bestond er een plek waar iedereen bang voor was. Het
was een donkere ondoordringbare plek in de bossen. De mensen die daar
vlakbij woonden vermeden liever dat stukje bos. Zelfs de dieren liepen
er met een boog omheen. In het voorjaar oogde de plek heel vriendelijk
vanwege het prille groen en de warme vriendelijke zonnestralen die daar
naar beneden vielen. In de zomer was het er aardedonker vanwege het
dichte bladerdak van de hoge loofbomen. De grond was moeilijk te
betreden door de hoge varens die er welig groeiden. In de herfst kende
de plek niet te verklaren enge geluiden. De bomen leken er gebukt te
gaan onder de kracht van de beukende najaarswind die daar dan vrij
spel leek te hebben. De mensen die in de omliggende boerderijen en
eenvoudige huisjes woonden kropen in dat jaargetijde en in de winter-
periode liever bij de warme kachel, dan dat zij zich begaven in de
bossen op die duistere plek. Liever vertelden zij elkaar over die
griezelige plek spannende verhalen rondom de warme kachel. Het ene
verhaal was nog spannender, nog griezeliger dan de ander. Hoe was het
immers te verklaren dat het er altijd wemelden van de pompoenen met
van die enge gezichten in de bast gekerfd? Jantje Beukennoot had het
zelf een keer gezien, toen hij zich een keer in de zomer op die plek
waagde. Kleine Jantje had het niets opgeleverd. Ja, alleen een hele
hoop angst en een draai om zijn oren van zijn vader Kees Beukennoot,
die handen had waar ontelbare beukennootjes in pasten! Hoe was het
mogelijk dat de vleermuizen de plek niet schuwden maar er juist met
hartelust doorheen vlogen? Zij kregen zelfs een vrolijke vliegbui als ze
het gegil hoorden van een heks die er op een bezemsteel vaak rond
vloog. Kleine Mientje Paardenhoef had de vleermuizen in een der
winterdagen zelf gezien en had het gegil gehoord. Ze meende een
bezemsteel gezien te hebben hoog langs de boomstammen vliegend. Dan
valt de rest niet moeilijk te raden! Het leverde Mientje weliswaar
spannende verhalen op, maar ook een plaatsje urenlang in de opberg-
schuur achter de boerderij waar haar moeder haar voor straf naar toe
had gebracht. Moeder Trees Paardenhoef- IJzer had de schuurdeur van
een enorm hangslot voorzien.
Guus Zuipschuit, schipper van beroep, waagde zich ook een keer op die
plek, na alle verhalen van de kinderen, en wat men sowieso van deze
enge plek wist. Hij liep er heen met in zijn rechterhand een gevulde
jeneverkruik geklemd. Hij liep nooit zonder. Waggelend betrad hij op die
najaarsdag eind oktober de angstaanjagende plek tussen de vele varens
door. Met moeite kon hij zich overeind houden. Guus zong zich moed in:
‘Al die willllen te Kaap’ren vaaaaren,
Zullllllen mannen mee-eeet baarden zijnnn,
Jan, Piet, Jooooorissss en Corneeeel,
Zij zullll-lllen vaaaaren,
zijijij….zullen vaaaaren.
Jaaaan, Piet, Jooooris eeeeennnnn Corneel.
Zij zullen vaaaaaren, Zij vaaaaaren mee…."
Zijn stem werd steeds onvaster omdat de jeneverkruik leger werd. Het
lied "Och was ik maar bij moeder thuis gebleven", bestond toen
nog niet.
Het had voor Guus toch geen zin om dat te zingen, want zijn moeder
had hij nooit gekend. Opeens weerklonk er een ijselijke gil, terwijl de
vleermuizen laag langs zijn oren vlogen. De wind rukte aan zijn jas.
Tussen de verkleurde boombladeren door zag hij hoe donkergrijze
wolkenmassa’s snel voorbij schoven.
Een bosuil dook plotseling op hem af en stootte de jeneverkruik uit
Guus' hand. Guus krabbelde na een angstkreet onhandig naar de kruik
die tussen de varens op de aarde gevallen was.
Hij vond de kruik. Begerig dronk hij zich zelf weer moed in. Het waren
de laatste slokken. De rest van de jenever had de aarde reeds gevonden
en opgedronken.
Opnieuw begon Guus ladderzat te zingen. Op een ladder kon ie sowieso
niet meer staan. Hij had al moeite genoeg om overeind te krabbelen en
de weg tussen de bruine varens en de bomen te vinden, waar het zo
donker was.
Overal doken de oranje pompoenen op die hem nog smeriger aankeken
dan toen hij hier aan gekomen was. Uit de wrede monden van de pom-
poenen klonk gegil wat hij eerder gehoord had.
Guus begon weer over de Kaap te zingen, ook al lag dat nog zo ver weg.
Strompelend wist hij toch de weg te vinden die hem veilig naar zijn
schippershuisje bracht. Daar vond hij jeneverkruiken genoeg gevuld en
wel en dronk hij er zijn laatste angst mee weg.
De volgende dag vertelde Guus Zuipschuit aan eenieder die het horen
wilde zijn verhaal. Genoeg mensen wilden hem aanhoren.
Hij begreep echter niet waarom zijn verhaal onder dronkenmanspraat
gegooid werd, terwijl iedereen wist dat het er op die enge plek niet pluis
was.
Guus ontweek toen liever de mensen en vertelde maar niets meer. Hij
greep thuis weer liever naar de jeneverfles. Aan menig gevuld kruikje
had hij al heel wat verhalen toevertrouwd. Zij luisterden altijd geduldig
naar hem.
Inderdaad, je kon toch maar beter die enge plek in de bossen ontwijken.
Tot op een dag in het voorjaar tussen de jonge varens een grote
vreemde vogel neerstreek die niemand kende. De vogel verkende de
plek. Hij zag jonge varens, en hij zag de oranje pompoenen met de
onvriendelijk kijkende maskers, maar daar stoorde hij zich niet aan. De
vogel slaakte een roep en steeg op en cirkelde enige tijd boven die
donkere plek in de bossen.
Eekhoorntjes, vossen, herten, everzwijnen, konijntjes, hazen en vogels
kwamen nieuwsgierig naderbij. Ze keken naar boven, naar de vreemde
rondvliegende vogel. Ze bleven op veilige afstand van de plek vandaan.
Plotseling streek de vreemde vogel voor hen neer op een omgevallen
boomstam.
"Waarom zijn jullie toch bang voor die plek hier vlakbij?" vroeg de vo-
gel hen opeens in de dierentaal dat elk van hen verstond.
"Omdat de plaats ons allemaal angstig maakt. Het is er in de zomer
aardedonker en de pompoenen zijn er altijd. Zij vergaan nooit. De
groeven in de bast vertonen een niet al te vriendelijk menselijk gelaat.
Het is een enge plek waar je maar beter niet kunt zijn. De geluiden die
er vandaan komen, bevallen ons ook niet," legde een everzwijn de
vreemde vogel uit.
"Wat is een enge plek….," sprak de vreemde vogel.
"Jij ziet er ook best wel eng uit!" bibberde een eekhoorntje en keek het
everzwijn met schrik aan. Het everzwijn keek het kleine bruine diertje
op zijn beurt nu niet bepaald vriendelijk aan. Het eekhoorntje rende
toen van angst het struikgewas in vlakbij hen en bleef daar bibberend
zitten.
"Je kunt dit nu ook een enge plek vinden," sprak de vreemde vogel.
"Het eekhoorntje duikt verschrikt het struikgewas in vanwege het
uiterlijk van het everzwijn," gaf de vreemde vogel hen verder te
kennen. Hij sprak toen wijs verder:
"We weten dat deze plek niet eng is. Wij weten dat het everzwijn niet
eng is. Jullie horen hier allemaal thuis. Jullie horen ook op die enge plek
thuis waar ook de pompoenen thuis horen en de vleermuizen, de bomen
en de varens en de geluiden. De omgevallen boom op deze plek hoort
hier thuis. Het is de plek waar hij gestaan heeft en omgevallen is. Het
struikgewas waar het eekhoorntje onder zit hoort ook hier thuis. Dit is
een goede plek. Maar dat is ook de plek waarvan jullie zeggen dat het
een angstige plek is. Alles wat zich op die plek bevindt weet dat ook
jullie er thuis horen. De plek is goed voor de dingen die zich daar
bevinden. De plek zal ook voor jullie goed zijn! Het behoort ook jullie
toe." Na deze wijze woorden steeg de vreemde maar mooie vogel
plotseling op. Alle dieren keken hem met ontzag na. Dat deed ook het
eekhoorntje die weer vlakbij het everzwijn stond.
Op een dag in datzelfde voorjaar kreeg een hertje het levenslicht op
die enge plek in de bossen, waar het naar jong voorjaarsgroen rook en
bloeiende bloemen en waar de lentezon haar zonnestralen rijkelijk liet
vallen. De dieren waren nieuwsgierig geworden na de woorden van de
mooie vreemde vogel en ook toen zij vernamen dat een moederhert er
een jong geworpen had.
Zij bezochten het moederhert met het jong en ondervonden dat het een
mooie plek was en helemaal niet eng. Het moederhert had hen allemaal
het juiste voorbeeld gegeven. Een boer die er niet heel ver vandaan
woonde, zag de dieren-trek naar die enge plek, terwijl hij wist dat ook
de dieren die plek vermeden.
Boer Thijs Suikerbiet werd nieuwsgierig en ging er op een dag ook naar
toe, toen de zon nog maar net boven de horizon uit kwam en de vogels
hun eerste lied zongen. Overal zag hij dat de dieren naar de plek toe
gingen. Het boezemde hem geen angst in. En zeker niet toen hij het
hertenjong bij diens moeder zag op die enge plek. Toen wist hij dat dit
een mooie plek was!
Boer Thijs Suikerbiet vertelde het diezelfde dag aan zijn vrouw en
vijftien kinderen.
Het verhaal ging ogenblikkelijk rond in de omliggende contreien. Vijftien
suikerbietjes en zijn vrouw Marie Suikerbiet- Zoutedrop en andere
bewoners gingen met boer Thijs Suikerbiet naar die enge plek in het
bos. Zij vermeden de pompoenen die hen zelfs in het voorjaar grimmig
aankeken. Maar meer deden die oranje gekleurde pompoenen niet. Alle
mensen ervaarden deze plek als een mooie plaats in de bossen bij het
zien van zoveel dieren, zoveel groen en zoveel bloemen in het licht van
de aangename lentezon. Zij raakten ook vertederd bij de aanblik van het
hertenjong liggend bij de moeder. Ook Jantje Beukennoot was er met
zijn vader Kees Beukennoot en Mientje Paardenhoef met haar moeder
Trees Paardenhoef-IJzer. Guus Zuipschuit met zijn jeneverkruik wist
zich gesteund door de anderen en stond er ook zonder angst. Hij durfde
zelfs met zijn mond aan de jeneverkruik te hangen en een flinke boer te
laten wat hem menig wenkbrauwfronsje opleverde van boeren die rondom
hem stonden.
Vanaf toen wisten de omliggende bewoners dat er geen enge plek nabij
hen bestond. Dat was de reden waarom er meerdere boerderijen en
huizen vlakbij verrezen, met respect voor de natuur om hen heen, en
waar de mensen maar wat graag wandelden.
Heel veel jaren later verrees op diezelfde plek een hele hoge Toren
waar diezelfde vreemde maar mooie vogel weer verscheen. De roofvogel
was niet alleen. Hij was in het gezelschap van een partner. Samen
vormden zij een koppel. Zij gingen wonen bovenop die Toren. Deze twee
vogels zorgden ervoor dat het een bijzondere plek werd, waar de mens-
sen van alle windstreken op af kwamen. De grote oranje gekleurde
pompoenen met de onvriendelijke menselijke gezichten vertrokken
respectvol voorgoed van deze plek…
Els – september 2008.
----------------------------------------------------------
Sinterklaassage 2008.
De stoomboot neemt een loopje.
Elk jaar komt de goedheiligman keurig met de stoomboot op de plaats
van bestemming aan.Als men de Publieke Omroep telkens moet geloven
gaat dat vaak gepaard met heel wat strubbelingen. Aan het paard
Amerigo ligt het niet. Dat ligt aan het publiek die naar die omroep kijkt,
en die smullen ervan! En zeker als het toch nog op het nippertje
allemaalgoed afloopt.Maar wat gebeurt er als er geen publiek bij een
omroep komt kijken, zodat er geen camera op gericht wordt, en dat het
ook gepaard gaat met verschillende strubbelingen terwijl Amerigo op stal
staat in de stoombootpaardenstalhut!? Tja, dan kan het gebeuren dat de
strubbelingen finaal uit de hand kunnen lopen. Sterker nog, het kan uit
de voet lopen, nog vóórdat de bejaarde bisschop voet op Neerland’s bo-
dem heeft gezet en zonder dat het publiek daar lucht van krijgt!
Vorig jaar dobberde de stoomboot op zee op weg naar de lage landen.
Een heel jaar lang hadden de pieten en Sinterklaas hier weer naar uit
gekeken. Pakjesboot 1 tot en met pakjesboot 100 waren al vooruit
gevaren, op eentje na waar de goedheiligman altijd mee arriveerde. Het
was dé stoomboot van de Sint!
De boot naderde het lage land Nederland. Bij het krieken van de
aankomst dag bereikte de stoomboot dit lage land. Sinterklaas had nog
een vroeg ochtendroesje na diens ontbijt.
De pieten waren flink in de weer om alles vlekkeloos te laten verlopen. De
stuurpiet hield het stuurwiel van de boot stevig vast en koerste de boot
de binnen wateren van Nederland in.
De stoompijp blies vrolijke stoomwolken de grijze lucht in die het
ogenblikkelijk in ontvangst nam. De boot stoomde verder door het grijze
landschap waar het het water zocht en het ook gevonden had.
Opeens gaf de boot een enorme schok!
tuimelden over elkaar heen en slaakten angstige kreten. Hoofdpiet
snelde naar de slaaphut van de Sint. Ook hoofdpiet had de schok
gevoeld, terwijl hij het logboek nog even doornam aan het bureau van
Sinterklaas in de werkhut. De oude bisschop verkeerde nog in zijn
onbekommerde roesje.
“Mooi!” dacht de hoofdpiet. Er moest iets gebeurd zijn, maar de be-
jaarde goedheiligman had er geen weet van. Hoofdpiet rende naar de
stuurpiethut.
“Wat is hier aan de hand?” vroeg hij aan stuurpiet, “wat deed de boot
raar!” De stuurpiet keek hem hulpeloos aan, “
Ik begrijp er ook niets van!” was stuurpiet stom verbaasd en wees voor
hem uit. Op het dek voor hem stonden pieten wild naar hen te gebaren.
Hoofdpiet rende naar buiten het dek op waar de pieten in paniek door
elkaar heen praatten.
“Wat is dit hier!?” bulderde hoofdpiet.
“Zie je dat niet?” vroeg knutsel-piet en wees over de reling. Hoofdpiet
keek de zwarte wijsvinger van knutselpiet na, die meestal aan het
knutselen was. Toen zette hoofdpiet ogen op als soepborden, ook al
dacht hij op dit moment nu niet bepaald aan borden, en al helemaal niet
aan soep! De stoomboot had weliswaar in het welbekende lage land het
water opnieuw gevonden, maar de boot stoomde niet over een rivier,
stoomde niet een kanaal over, zelfs niet overeen meer! Maar waar dan
wél over? Het water was een slingerend lint door weilanden heen en
langs bossen af, waar menig dammetje van gestapelde stenen hen de
doorgang aardig bemoeilijkte!
Opnieuw een schok die de boot hevig liet trillen. De schok was niet
moeilijk te verklaren. Kreunend wist de boot weer een dammetje te
passeren, omdat de motoren van de boot, ijverig aangedreven door het
stoom, die hindernissen toch kon nemen.
“We zijn verdwaald!” schreeuwde hoofdpiet opeens ontredderd uit. Op
dat moment stak stuurpiet zijn hoofd om de geopende stuurpiethutdeur
heen, omdat hij hoofdpiet’s schreeuw had gehoord.
“Verdwaald!?” riep ook hij.
“Verdwaald!” was hoofdpiet danig van zijn stuk gebracht. Met een
inmiddels bekend “Sh….” woord dook stuurpiet weer snel achter het
stuurwiel om de boot niet stuurloos te maken. Maar meer zat er eventjes niet in!
“Was de wegwijspiet nog maar in ons midden! ”zuchtte de kookpiet, die
op dit moment niet aan koken dacht.
“Die heeft zijn werk erop zitten. Die neemt zijn gemak voortaan in
Spanje in zijn restaurant met zijn temperamentvolle vrouwtje”, snoefde
de hoofdpiet.
“Nou…..gemak nemen bij zo’n temperamentvol vrouwtje? Dat is hem niet
gelukt. Er lopen nu al zes van die kleine wegwijsjes rond in de korte tijd
dat hij het bij ons voor gezien hield. Ik denk dat zijn vrouwtje al eer-
der bij hem het tempo bij hield! Hahahaaaaaa-aaaaaaa…..!” gierde
humorpiet om zijn eigen humor. Want ja, zo verschrikkelijk lang geleden
was wegwijspiet niet van hen weg gegaan!
“Wat is hier allemaal aan de hand?!” klonk daar plotseling de rustige
stem van Sinterklaas achter hen. Alle zwarte hoofden van de pieten
draaiden zich om en keken naar het bebaarde gelaat van de Sint.
“Heeft U niets gevoeld….eh….S Sinterklaas?!” stotterde hoofdpiet
onzeker van de ontstane situatie.
“Jazeker wel, hoofdpiet . Dat is de reden waarom in hier nu sta!”
antwoordde de Sint en kon een grinnikje niet onderdrukken.
“Eh….tja….Sinterklaas…..we zijn verdwaald! De boot vaart over water
waar het nog nooit over gevaren heeft in Nederland!” legde hoofdpiet
hem uit. Sinterklaas liep naar de reling en keek toen verbaasd om zich
heen.
“Ik denk dat dit water een loopje met de boot genomen heeft. Stuurpiet
heeft even niet goed opgelet, of stuurpiet kan hier niets aan doen,” concludeerde de Sint.
“Hoe komen we hier uit en waar moeten we naar toe? We komen vast te
laat aan. We zitten nu toch wel héél erg in de problemen!” klonk de
stem van hoofdpiet erg ongerust.
“Ik weet het nu even ook niet!” zuchtte Sinterklaas.
Plotseling doemde er een hoge grijze Toren voor hen op die achter een
veld tussen de bomen stond en hoog de grijze wolken bijna raakte.
“Hoerrrraaaa……een vuurtoren!” jubelde hoofdpiet. Sinterklaas schudde
meewarig zijn hoofd.
“Nee, beste kerel, dat is geen vuurtoren, maar dat is een zendtoren!
We zijn nog altijd hopeloos verdwaald!” Een hulpeloze zucht ontsnapte
uit Sint’s keel. Hoofdpiet schaamde zich voor zijn domme opmerking.
Opeens kwamen luid roepend twee grote roofvogels op de boot
afgevlogen. Ze buitelden boven de stoompijp en de stoomwolken om
elkaar heen. Alle pieten en Sinterklaas keken er naar. Zelfs de stuur-
keek er naar die heel wat moeite had om de boot zijn moeilijke koers te
laten varen botsend over allerlei dammetjes heen. Het leek niet meer
op varen. Het leek er inderdaad op alsof de stoomboot een loopje met
zich liet nemen en daar heel onhandig niet snel genoeg voor was!
De twee vogels begonnen voor de boot uit te vliegen. Ze bleven roepen.
“Rijmpiet, ga jij vliegensvlug naar de stuurpiet en zeg de stuurpiet dat
hij de twee roofvogels moet volgen!” beval Sinterklaas hem. De pieten keken verbaasd na Sint’s woorden de Sint aan, maar niemand durfde op
dit moment tegen te spreken.
“Hu ?!” bracht rijmpiet slechts onnozel uit wat nergens op rijmde.
“Ga, beste man!”
“J…ja, Sinterklaas! Ik neem een spurt met mijn laars!” bracht rijmpiet
uit en weg was hij om ook weer snel terug te keren.
“Ik heb Uw commando uitgevoerd, beste Sint. De stuurpiet voert hem nu
uit in de herfstwind!” gaf rijmpiet hem te kennen.
“Mooi zo!”, was Sinterklaas tevreden.
“Wat zijn dat voor vogels?” vroeg snoeppiet.
“Ik durf het je bijna niet te zeggen, want ik weet wat voor vogels dit
zijn!” antwoordde Sinterklaas.
“Niet durven?” vroeg hoofdpiet.
“Niet durven. Want jullie zijn zulke ijverige pieten….” en de Sint lacht
na deze woorden.
“Vertel het ons, als U blieft!” drong snoeppiet aan.
“Okee, ……eh…. dit zijn slechte valken!”
“SLECHTE VALKENNNN!!!???” klonk het als uit één koor uit alle pie-tenkelen.
“Ze gaan NIET in de zak!” riep Sinterklaas waarschuwend uit.
”Waarom moeten wij die slechte valken blijven volgen?!” waagde hoofdpiet.
“Omdat slechte valken niet slecht zijn!” beklemtoonde de Sint, “zij
wijzen ons namelijk de weg!!”
Inderdaad, de stoomboot bereikte heelhuids het kanaal wat hen allemaal
bekend voor kwam!
Een oplettende piet had gezien hoe de boot een rijweg over het water
heen achter zich had gelaten.
“Hoe kan dat!?” had hij gestameld. Niemand die daar een antwoord op
had kunnen geven. Zelfs de Sint niet.
Toen de stoomboot eenmaal zijn koers op het kanaal hervonden had
vlogen de twee slechte valken weer weg triomfantelijk roepend naar
elkaar.
Toen Sinterklaas gesetteld was in Nederland wisten hij en de Pieten
inmiddels waar zij verdwaald waren geraakt. Het was in het Brabantse
De Mortel bij de zendtoren van Alticom. Het water waar zij op ver-
dwaald waren geraakt heette de Snelle Loop. De slechte valken die hen
de goede weg gewezen hadden woonden op die Toren en waren wereld-
beroemd!
Sinterklaas zat op zijn werkkamer in zijn Nederland’s verblijf achter
zijn bureau toen er op de deur hard en zacht werd geklopt.
“Binnen!” riep de Sint. De deur werd geopend en kadopiet stapte naar
binnen met een kadolijst in zijn handen. Hij sloot keurig weer de deur en
liep naar de goedheiligman.
“ Dag Sinterklaas, eh…..ik heb hier op mijn kadolijst een verzoek staan
wat zich dagelijks blijft herhalen. We komen hier niet meer omheen! En
zeker niet als we zoveel mogelijk verlangens waar willen maken!”
“Vertel!” werd Sinterklaas nieuwsgierig.
“In De Mortel waar we verdwaald waren geraakt vragen de kinderen
hartstochtelijk om als schoenkadootje de wortel van de mortel te
krijgen. Daarvoor in de plaats geven ze ons een wortel voor Amerigo.”
antwoordde kadopiet.
“Om hoeveel kindjes gaat het?” vroeg de Sint.
“Het gaat om alle kindjes van De Mortel! Maar, wat is toch een wortel
van de mortel ?!” zuchtte kadopiet.
“Dat zoek ik voor je uit. Ik laat het je weten. Omdat we niet we-
ten wat het is, heb je dit zeker even gelaten voor wat het was,” be-
greep de goedheiligman de situatie. Kadopiet knikte bevestigend hierop.
“Ik wacht op Uw antwoord, Sinterklaas. Bedankt!” liet kadopiet daarop
volgen.
Samen met hoofdpiet kwam Sinterklaas erachter dat de wortel van de
mortel een bijnaam was voor de zendtoren langs het water waarop zij
met zijn allen verdwaald waren geraakt.
“Zeg tegen kadopiet dat we weten wat de wortel van de mortel is en dat
de Toren ogenblikkelijk gemaakt moet worden als schoenkadootje.” gaf
de Sint de hoofdpiet als opdracht en gaf hem tevens een foto van de
Toren.
“Komt in orde, Sinterklaas!”
“Mooi zo, bovenstebeste hoofdpiet!” was de goedheiligman meer dan te tevreden.
Twee nachtjes later werden in De Mortel kinderschoentjes, kinderpan-
toffeltjes, en kinderlaarsjes door de pieten en ook door Sinterklaas
gevuld met het schoenkadootje de wortel van de mortel, in ruil voor een
grote sappige wortel voor het paard Amerigo.
Het was maar goed dat de publieke omroep ook totaal niet mee keek wat
er voor de tweede keer mis ging in De Mortel! Het eerste verdwaal-
missertje zou toch een interessant item geweest kunnen zijn door de
unieke actie van de twee wereldberoemde slechte valken waardoor het
allemaal toch weer goed afliep!
Maar dit?!
Menig kindergebitje had een renovatieproject nodig omdat er geen model
meer aan zat! Maar niemand maakte er melding van bij de goedheilig-
man. Ze verweten het zichzelf.
Want de wortel van de mortel was niet van marsepein!!!
De knutselpiet had het schoenkadootje van het werkelijke materiaal
nagemaakt, in opracht van de kadopiet!
Het verlangen had niet aan de kadopiet doorgegeven moeten worden,
maar aan de snoeppiet!
Sinterklaas en de pieten denken tot op de dag van vandaag dat er twee
problemen in De Mortel van vorig jaar toch nog goed afgelopen waren.
Maar dit jaar vroegen de kinderen van De Mortel niet meer naar de
wortel van De Mortel…….
De orthodontist deed al een jaar lang erg goede zaken….
Els – november 2008.
---------------------------------------------------------
Kerstsage 2008.
Het kleine meisje dat voedsel bracht....
Oma Mortelmans zat in haar woonkamer bij het knapperend open haardvuur met haar kleindochter Miranda. Het kleine meisje zat op de grond in de warmte van de open haard bij de pantoffelvoeten van haar oma. Ze luisterde aandachtig naar de woorden wat oma haar vertelde. Oma kon altijd zulke mooie verhalen vertellen. Het was ook zo gezellig bij oma in haar knusse huisje hier in het dorp waar zij met pappie en mammie ook woonde.
Buiten was het nu koud en guur. De herfstwind bulderde om het huisje.
"Heel lang geleden….", begon oma weer met een mooi verhaal. Miranda hing aan oma’s lippen, waar heel veel lieve rimpeltjes omheen zaten, "….woonde er hier in het dorp een klein meisje wat heel veel van dieren hield. Weer of geen weer, elke dag bracht zij de dieren hier in het bos eten. En elke dag werd dat voedsel keurig door de dieren opgegeten. Het meisje bracht voor hen telkens brood en zaden, wat zij zorgvuldig in haar mandje opgeborgen had.
Op een speciaal plekje legde het meisje brood en zaden neer voor de wijze vogel die hen geleerd had niet meer bang te hoeven zijn voor die ene plek in het bos, wat helemaal geen enge plek was. De wijze mooie vogel had gelijk gekregen, omdat op die plek een lief hertje werd geboren. Voor iedereen betekende dit dat die ene plek goed voor iedereen was. Het is de plek waar nu die hoge grijze Toren staat tussen de hoge bomen waar het kleine meisje telkens het brood en zaden bracht.
Het kleine meisje hoopte door eten te leggen op die speciale plek, daar waar de vogel toen neergestreken was, dat de wijze mooie vogel hier weer zou terug keren.
De kerstman, die ook heel veel van de dieren houdt en wiens taal hij spreekt, wist dat dit lieve kleine meisje elke dag door weer en wind de dieren in het bos in De Mortel brood en zaden gaf.
Bij het eerstvolgende Kerstfeest bracht hij voor dit lieve meisje een speciaal kado met een briefje erbij.
Het kado was een mooie pop met echte vlechten in het haar en mooie kleren aan.
Het meisje was ook een echt lief poppenmoedertje.
Op het briefje van de kerstman las het meisje:
"Deze mooie pop krijg jij omdat jij heel erg goed bent voor de dieren hier in het bos. Ook ik houd van de dieren . Ik spreek hun taal. Zij hebben mij verteld hoe goed jij voor hen zorgt. Jij verdient daarom dit mooie kerstkado – Groetjes van de kerstman."
Het kleine meisje was blij verrukt met deze mooie pop. De pop werd liefdevol door het meisje verzorgd en vertroeteld. Daarnaast vergat het meisje opnieuw de dieren in het bos niet. Zij vergat ook dat speciale plekje niet.
Het kleine meisje werd groot. Zij vergat de dieren in het bos niet.
Het kleine meisje werd een volwassen vrouw. Zij vergat de dieren in het bos niet.
Het kleine meisje van toen kreeg kinderen. Zij vergat de dieren in het bos niet.
Het kleine meisje van toen werd een oude vrouw. Zij vergat de dieren in het bos niet, en nimmer dat ene speciale plekje.
Het kleine meisje van toen werd oma. Zij vergat de dieren in het bos niet, en ook niet dat ene speciale plekje.
Zij wachtte haar hele leven lang tevergeefs op die mooie wijze vogel.
Maar alle dieren wisten dat zij haar hele leven lang goed voor hen was geweest. En dat wist ook de kerstman…."
Oma Mortelmans keek in de lieve oogjes van haar kleindochtertje na haar laatste woorden. Ze las verdriet in die donkerblauwe verwachtingsvolle kijkertjes.
"Wat is er, mijn kleine meisje?" vroeg ze aan haar.
"Ik vind het een verdrietig verhaal, oma. Het meisje heeft heel haar leven voor niets op de mooie wijze vogel gewacht. En als dat kleine meisje en zelfs toen ze heel oud was, elke dag brood en zaden naar die ene plek bracht, waar bleef dat eten dan als de mooie wijze vogel toch niet kwam. Bleef het daar dan gewoon liggen?"
"De andere dieren aten het eten op, omdat zij honger hadden. Daarom bleef het eten er niet liggen", antwoordde oma.
"Toch heeft dit verhaal een goed einde, mijn kleine lieve meisje!" voegde oma daaraan toe.
"O ja, oma! Vertel!" Miranda fleurde hier helemaal van op. Haar oogjes straalden.
"Het kleine meisje van toen was mijn oma!" vertelde oma.
"Echt waar, oma?!" riep Miranda verrukt uit.
"Echt waar! En wie gaat er vaak naar de hoge Toren daar waar het speciale plekje is en waar mijn oma het voedsel legde voor de mooie wijze vogel? Dat is haar kleindochter. Dat ben ik. En wat het kleine meisje, mijn oma, niet kon weten was, dat die mooie wijze vogel geen brood en geen granen lust.
Want die mooie wijze vogel was de slechtvalk. Het zijn de mooie vogels die nu daarboven in de nestkast op de Toren wonen. Dus de slechtvalk is wel teruggekeerd.
En ik als kleinkind heb mogen meemaken dat de vogel is terug gekeerd. Ik heb kunnen zien dat deze mooie wijze vogels uitstekend voor zich zelf kunnen zorgen! Dit alles heeft zo moeten zijn!"
"O, wat mooi, oma! Want ik ben regelmatig met je mee geweest. Ik heb ook kunnen zien hoe die mooie vogels prachtig kunnen vliegen, in de bomen kunnen duiken. En hoe lief zij voor hun kindjes zijn! Jouw oma’s wens is toch nog uitgekomen. De mooie wijze vogel is teruggekeerd!" Miranda werd hier helemaal blij van.
"Dus heel vroeger vonden zij hier die plek een enge plek?" vroeg Miranda toen aan oma.
"Ja, heel vroeger vonden zij dat een enge plek. Nu vinden zij dat al lang niet meer. Nu is het een bijzondere plek geworden, dankzij de Toren die daar staat tussen de bomen en de slechtvalken die er wonen."
Die nacht sliep Miranda in haar bed heel tevreden. Ze droomde over hertjes die bij de Toren rond dartelden. Ze droomde over het kleine meisje, de oma van oma, die er dagelijks brood en zaden bracht. Ze droomde over haar oma die deze bijzondere plek was blijven bezoeken, en die nu zag dat de mooie wijze vogels zelf voor hun voedsel zorgden, omdat deze vogel was terug gekeerd. Oma bracht ook weleens voedsel naar de dieren in de bossen nabij de Toren. Maar dan in de Winter.
Het werd Winter.
Het mooie verhaal van oma Mortelmans liet Miranda niet los.
Op een mooie zonnige winterdag in december wandelde zij alleen naar de plek waar de Toren fier boven de besneeuwde bomen uitstak. Ze had voor het eerst eten bij zich voor de overige dieren die er woonden. Het waren broodkorstjes en vetbollen met zaden erin. Ze had een boodschappentas bij zich waarin alles "Troef" was, want het was rijkelijk gevuld!
Op de plek nabij de Toren in de bossen achter de houten toegang legde zij al het voedsel neer. Zij wilde het mooie verhaal van oma Mortelmans’ oma absoluut een heel mooi einde geven!
Bij al het lekkere eten voor de dieren legde zij een briefje neer voor de kerstman die over enkele dagen bij iedereen weer kadootjes zou komen brengen.
Op het briefje had ze geschreven:
"Lieve kerstman.
Ik heb hier dit eten neergelegd, omdat ik net als de oma van mijn oma heel veel van dieren houd.
Ik heb geen eten neergelegd voor de mooie wijze vogels die boven op de Toren wonen, omdat zij zo goed voor zich zelf kunnen zorgen. Ook ik heb deze vogels al vaak gezien, samen met mijn oma Mortelmans. Ik ben heel veel van deze mooie wijze vogels gaan houden. Dank u wel lieve kerstman dat U oma’s oma toen zo’n mooie pop heeft gegeven, omdat zij zo goed voor de dieren zorgde.
Kusjes van Miranda."
Daarna verliet Miranda de bijzondere plek.
Op Kerstavond bezocht de kerstman het huis in De Mortel waar Miranda met haar pappie en mammie woonde, zoals hij elk jaar deed. Maar deze keer ging het om een bijzonder bezoek. De kerstman had namelijk Miranda’s briefje nabij de Toren gevonden bij het restant voedsel wat er nog bij lag.
Bij dit bezoek was hij niet alleen. De twee slechtvalken die op de Toren wonen vergezelden hem.
Onder de kerstboom in het huis waar Miranda woonde legde de kerstman een groot pakket neer met een brief erbij met een bijzondere inhoud, naast andere kadootjes.
Op Eerste Kerstdag was Miranda die morgen blij verrast bij het zien van dat grote pakket naast de andere kadootjes onder de kerstboom.
"Maak maar vlug open, meiske van me!" riep haar pappie van blijdschap jubelend uit.
"Eerst de brief lezen!" liet Miranda er op volgen en greep er naar.
"Een gewichtige brief van de kerstman!" was ook mammie erg blij.
"Lees maar snel voor!" was oma Mortelmans verrukt, die bij hen kerstlogé was.
Miranda las de brief toen aan hen voor met een trillertje in haar stem van de spanning:
"Lieve Miranda.
Zoals je weet spreek ik de taal van de dieren. Ik heb met de slechtvalken gesproken die bij jullie in het dorp bovenop de Toren wonen. Op hun mooie vleugels heb ik dit grote pakket samen met hen voor jou gebracht. De slechtvalken bedanken jouw lieve oma van jouw oma dat zij heel haar leven goed is geweest voor de dieren op die bijzondere plek. Zij bedanken haar dat zij de mooie wijze vogel geheel haar leven niet vergeten heeft. Ook jij vergeet deze mooie wijze vogels niet. Ook jij als achter-achter….eh….niet te tellen achterkleindochter houdt van hen en van alle andere dieren.
De mooie wijze vogel is zoals je weet op de bijzondere plek teruggekeerd. Als Dank voor alle goede zorgen voor al die vele jaren en wat jij nu op jouw beurt voor de mooie vogels bent gaan betekenen en voor de andere dieren, krijg jij van mij en van de slechtvalken dit bijzondere kerstkado.
Kusjes van de kerstman en een gevleugeld kusje van de mooie wijze vogels."
Een zucht ontsnapte uit Miranda’s keeltje. Haar donkerblauwe kijkertjes blonken.
Zenuwachtig maakte ze het grote pakket heel voorzichtig open.
En wat zij toen zag?!
Een mooie grote pop in klassieke kleding met echte vlechten in het haar!
Er zat nog een briefje bij.
Miranda las het hardop voor:
"Dit is dezelfde pop als wat de oma van jouw oma als klein meisje heel lang geleden ook kreeg.
Jij bent net zo’n lief poppenmoedertje als zij.
Liefs van de kerstman, de slechtvalken en ook de andere dieren."
Miranda zou dit bijzondere Kerstfeest haar hele leven lang niet meer vergeten.
Daarnaast zou zij nimmer de mooie wijze vogels vergeten en alle andere dieren…..
Els - 18 december 2008.