De Slechtvalksage van De Mortel ~ seizoen 2008.

-------------------------------------------------

 



HALLO WONDERE WERELD SLECHTVALKFANS...

We staan op de drempel van een gloednieuw broedseizoen van Pa Slechtvalk en S2 in het Brabantse De Mortel.
Overduidelijk zijn deze twee een nieuw koppel.
Met spanning wachten wij op de dingen die komen gaan.
Allemaal hopen we dat we door middel van opnieuw geopende web-

cams dit weer kunnen meebeleven , naast de ijverige waarnemin-

gen ter plekke.

Aan zij met het ding voor het oog en hij zonder veren, zal het zeer zeker niet liggen dat er niets te waarnemen valt.
De SLECHTVALKSAGE gaat verder.
De waarnemingen op de vooravond van het Brabantse Carnavalsgedruis liegen er dan ook niet om.....

VEEL PLEZIER.....

 

 

Copyright ~ Els van de Donk-Pennings.

De Slechtvalksage seizoen 2.

 

 

Een Carnavalesk stelletje.

 

 


Onder een grijze lucht zaten pa Slechtvalk en madammeke Sterre naast elkaar op de dakrand van de Gemert-toren. Allebei keken ze om zich heen. Ze speurden het luchtruim af en ze keken naar beneden. Dat alles was op zich niets bijzonders. Zij deden dat wel meer.
Zij ontwaardden bij hun blik naar beneden zij weer met dat ding voor haar oog. Zij was de tweebener die de tweebenersnaam Els met zich mee droeg. Erg zwaar tillen was dat niet.
Het behelsde slechts drie letters.
Naast haar stond hij zonder veren. Hij luisterde naar de naam Sjef. Als zij "Sjef" tot hem zei, hoorde hij dat meteen.
Het voelde vertrouwd die twee daar beneden. Het deed hen vooral aan het vorige broedseizoen denken. Zij waren hen trouw gebleven. Dat was mooi! Het gaf hen een goed gevoel.
Iets veel anders daar beneden trok hen iedere keer de aandacht. Tot dan toe hadden ze er over gezwegen.
Tot nu.
"Awel, Paake, mun zoeteke, wa is da toch telkens over die weg mi da grijs kleurke? Er komen telkens van die zottekes langs!" vroeg madammeke Sterre aan Pa. Ze had reeds haar koos naampjes voor hem. Beiden voelden reeds dat zij aan elkaar gekoppeld waren. Nu de rest nog.
" Mam Sterre, ik heb je al zoveel taallessen gegeven. Je woont nu in een ander tweebenersland.
Je bent een goede leerlinge. Dus gebruik dan ook de goede slechtvalktaal wat in dit tweebeners land gebruikelijk is!" was Pa even een beetje streng tegen haar, ook al vond hij haar nog zo'n mooi
rondborstig Belgisch madammeke, en ook al vond hij haar nog zo lief.
"Okee, okee, ik zal voortaan goe mijn best doen, Paake", beloofde madammeke Sterre hem.
"Dan is het goed", was Pa tevreden. Opnieuw kwamen er tweebeners over de grijze weg langs het veld gelopen. Het was daar op het veld waar ook een bengske stond temidden van dikke ronde takken met draad er om heen met van die puntjes er aan.
"Daar heb je ze weer!" merkte madammeke Sterre op, "wete gij wat da moet voorstellen? Gij weet toch veel van die tweebeners?" vroeg zij hem toen.
"Dat klopt. Maar ik weet ook niet alles. Ik snap hier eigenlijk ook niks van!" moest Pa bekennen.
Telkens zagen zij over dat grijze vlak, wat de tweebeners weg noemden, raar uitgedoste tweebeners, oftewel mensen. Ze droegen de meest wilde kleuren om hun kale lijf, gehuld in rare jasjes en andere omhulsels. Op hun koppen droegen zij nepveren in ook de meest vreemde kleuren.
In het gelaat zaten zonodig ook die gekke kleuren, alsof zij er al niet kleurrijk genoeg uit zagen.
Ze schreeuwden ook. Hun kelen bezaten zwabberige klanken. Sommige ervan droegen tweebenerswoorden. De meest verstaanbare was "La-la-la-laaaaa...hik....laaaaahaaaaaa".
En alsof dat niet genoeg was zwabberden sommige niet met diens stem, maar ook met een voertuig op twee ronde dingen waar dunne takken in zaten die blonken. Ze leken in de verste verte niet op takken. Maar wat moest het anders zijn. Sommige reden zwabberend met een blikkerig geval op vier ronde schijven. Het waren voertuigen wat Pa en madammeke Sterre reeds kenden.
Maar dit?
Een dergelijke rare tweebenersoutfit was hen volkomen vreemd.
"Hier moet ik het mijne van weten!" zei Pa plotseling resoluut.
"Hoe wilt ge dat voor elkaar krijgen?" was madammeke Sterre ogenblikkelijk niet gerust. Zij kende inmiddels Paake's capriolen. Hun kroost Hope en Faith hadden dat maar wát aardig van hem overge-
nomen.
De post die ze van die twee regelmatig kregen met ellenlange slecht-valktekenbrieven logen er niet om.
Deze brieven werden niet door de postduif gebracht, maar door de post andes condor. Die durfde dit wel aan.
"Ik wil dit voor elkaar krijgen door op ze af te gaan. Ik ga naar het tweebenersnest hier vlakbij. Dat is het gemakkelijkst. Tot dadelijk mijn borstveertje!" zei Pa en weg was hij, met die gedenkwaardige snelheid
waar zij beroemd om waren. Het leek waarachtig alsof Pa een prooi achterna zat.
Madammeke Sterre keek eens naar beneden waar zij met dat ding voor het oog en hij zonder veren stonden. Deze twee waren Pa niet achterna gerend. Misschien maar goed ook.

Pa bleef beslist een tijdje weg.
Plotseling kwam hij zwoegend en zwabberig(!?) aangevlogen.
Madammeke Sterre zette grote ogen op. In Paake's snavel zat een horizontaal geval. De tweebeners zouden het een hengsel noemen. Daar bengelde een knalrood vierkant geval aan. Het behoorde een winkel-
mandje te heten. Dan zal dat ook vast wel het geval zijn!
"Lalalala....hik....lalalaaaa", lalde Pa en liet zich pal naast madammeke Sterre onvast op de dakrand vallen. Het winkelmandje kwam met geweld op de betonnen rand terecht.
"Hahahahahaaaaaa.....Ik ben LLLLLLLOOOOOLLLLIG!" zei Pa met een dubbele slechtvalktong hoewel hij geslecht een enkele bezat.
"Ge bent wát?!" vroeg het madammeke en keek Paake stom verbaasd aan.
"Ik bbbbee..hennn....keieiei.....llllllolllllig!" sprak Pa weer met een niet herkenbare stem.
"Wat is er met oe gebeurd? Gij hoeft gin commentaar meer te levere op mijn taaltje. Gij spreekt zelf oe taal nie mee goe!" snoefde madammeke Sterre. Zo dát was eruit. Dát luchtte op. Want dit moest toch eventjes
gezegd worden, ook al hield ze inmiddels nóg zoveel van deze Kanjer!
"Ik ben.....llllolllig. En kijk eens....allemaaaalll voor ons", zei Pa die zich van madammeke's kritiek niets aan trok. Hij wees in het winkel-mandje. Hij klauwde er met zijn poot in. Het wemelde er van die ge-vulde glazen dingen die flessen heette. Daar wist Pa inmiddels al alles van! Twee waren er leeg!
Pa bood madammeke een gevulde fles aan. Zelf pakte hij er ook een. Zijn bewegingen waren net zo onvast als zijn stem.
"Ik weeheet..nú...waaaarrrom de tweeeeebeners nu zooo....gek eruit zien! Zij vieieren Ca...Car...na...vallll!
Ze zijn dan heeeel errrriiig lllollig. Net als ik....hik...Hahahaaaaaaa!"
"Dat is te merken, ja...!" vond madammeke helemaal niet lollig. Ze zag er de humor niet van in.
"Hoe kom de gij hier allemaal aan?"vroeg ze, terwijl ze toch van het gekregen inmiddels geopende flesje dronk.
"Och....dat weet je toch....weeelll...hahahaaaaaa....hik", hikte Pa en dronk heerlijk van het bruine goedje uit zijn fles.
"De tweeeebeeeners riepennn....over eennnn paard in de gaaang, bij-hij....buurvrouw Jansen", lalde Pa.
"Bij wie?" vroeg madammeke en ze dronk maar door.
"Buurvrouw Jánssssen! Een paaaard ken ik welll. Maar buurvrrrouw Janssssen niet! Hahahaaaaaa....hik!" antwoordde Pa.
"Wat isss een gangngng?" vroeg madammeke Sterre. Het ontging haar dat zij ondertussen ook met een dubbele tong opgescheept zat (!?)
"Ik dehenk...dat het iets iiiiisss....om een paaard aaaan de gangngng te krijgen....hahahaaaa!"
"Hahahaaaaa...OOEPS!" schrok plotseling madammeke Sterre.
"Nu zijn we allllebei....llllolllliggg! Hahahaaaaaa....hik"! voegde ze er aan toe.
Toen proestten zij het allebei uit.
Het ontging hen hoe het kwam dat Pa de tweebenerstaal verstond. Wellicht omdat hij lollig was.
"Dit is leueueuk!....Hahaaaaaaa....", gierde madammeke.
"We zzzijn beieieiden lollliggg. Hahahaaaaaa....hik!" gierde Pa.
" Ikkk heeeeeb heeeeele grote bloemkooooole….bloemkoooole….", brulde Pa verder.
"Hahaaaaaa….’k dácht van nieieietttt…hahahhieieiei…hik…!" bleef madammeke Sterre er haast in.
Menig flesje kwam leeg. Ze werden lolliger en lolliger.
Ondertussen was er nog iemand bij haar met het ding voor het oog en hij zonder veren komen te staan.
Deze stond verwoed in een kladblokje te schrijven.
"We gaan dansssen....in...de lucht.....hahaaaaaa!" stelde Pa voor.
"Dansssen....!?" vroeg het madammeke.
"Jahaaaa....dat is zwieieren en zwaaaaien. Die tweeeebeners kunnen dat níet...in de lucht...want die zouden als een steen naaaar benéden vallllen. Hahahaaaaaaa....hik!" legde Pa uit.
Toen trok hij het madammeke mee. De flessen bleven op de dakrand staan.
Ze vlogen zwabberig het luchtruim in. Ze gierden, gakten, riepen en maakten daarnaast de meest vreemdsoortige geluiden.
Ze cirkelden voortdurend om elkaar heen en botsten per ongeluk telkens tegen elkaar aan.
Pa verloor zijn evenwicht en dook naar beneden. Hij zoefde over de koppen van de drie tweebeners beneden hem heen en zoefde zwabberig weer naar boven.
"Hahahaaaaa.....er is eeeeen tweeeebener bij gekooomen daaaar beneden. Weet je wat ie zeieieiiiiii...?
Hij zeieieiiii....dat wij aan het BALTSEN zijijijijnnnn...Hahahaaaaaaa!" gierde Pa het weer opnieuw uit.
"Baltsen.....Hahaaaaa.....neheee...hoor...we nemen deel aaaan eeen car...na…vals...BALLL! Hahahaaaaa....hik!" gierde madammeke Sterre

met Pa mee.
De derde tweebener daar beneden schreef zijn vingers blauw. Het was inderdaad een hij. Hij schreef dat ze deze dag de primeur van het baltsen mochten meemaken!
Zwabberig vermoeid kwamen Pa en madammeke Sterre weer op de dak-rand terecht.

Het begon te schemeren. Beneden hen waren de drie tweebeners naar hun nesten terug gekeerd.
Pa klauwde in het winkelmandje een geplukte prooi in tweebnersverpak-king. Dat peuzelden ze samen lollig op.
Toen de honger gestild was kwamen de flessen weer tevoorschijn. Pa zette een kopdeksel op madammekes kop, en zette er bij hem zelf ook een op.
De kopdeksels kwamen uit het winkelmandje.
Onvast gooide hij fel gekleurde slierten over hen heen.
"Ser..pen...tine.....hik!" wist Pa.
"Zijn wij nog stéédsss...lollllig?" vroeg madammeke Sterre.
"Wij zijijn...nog steeds lolllig...hahaaaa....hik!"
Ze vierden carnaval tot in de kleine uurtjes. Maar dat ontging hen beiden, omdat zij de klok niet hadden uitgevonden.

Ik was nog terug gegaan die nacht. Ik weet niet hoe ik het voor elkaar heb gekregen. Maar ik heb voor hen alle lege flesjes daarboven opgeruimd, terwijl Pa en madammeke Sterre sliepen.
Naast hen heb ik een kater neergelegd. Want morgen zouden ze daar toch last van krijgen, dus maakte dat verder toch niks meer uit.
Een blik in het winkelmandje vertelde mij dat ze de volgende dag weer lollig zouden zijn.
Zij zouden weer een opvallend baltsgedrag kunnen gaan vertonen....... 

 

 
Els - 31 januari '08.

---------------------------------------------------------

 

 

De grashoppers.

 

 

De wind was kil, ondanks het aangename winterzonnetje die menig grassprietje en menig boomtakje beroerde.
Het lijkt op een gedicht, maar dat is het niet.
Het is een nieuw vertelser in de Slechtvalksage. Een vertelser wat opnieuw zijn weerga niet kent.
Zij met het ding voor het oog durfde het nauwelijks te vertellen. Maar zij zonder dat ding voor het oog, peeceetje-tikkend, en met een ding met neusvleugeltjes voor het oog, heeft het er toch maar op gewaagd!
Wie o wie heeft ooit een neus met vleugeltjes gezien.....
Niemand!
Wat wel dagelijks gezien wordt zijn een stel slechtvalken in De Mortel op een grijze hoge betontoren. Zo ook op deze winterdag in februari.
Lollig waren zij niet meer, ze hadden het druk met andere zaken.
Was Pa vorig jaar nog bescheiden met 'je-weet-wel" , nu wist hij niet meer wat dat woord betekende. Zijn nieuwe vrouwtje het Belgische madammeke die pootringetje S2 voorgoed bij zich draagt, had bij Pa alle remmen los gegooit. Hij was zich er van bewust dat menige tweebener het "je-weet-wel" in de stralende zonneschijn reeds heeft kunnen aanschouwen. Het mocht de vreugde die hem dit gaf geenszins beder-
ven!
Daarnaast was het beslist een zwoegje te noemen. Pa telde een aantal jaartjes meer dan zijn nieuwe vrouwtje. Madammeke Sterre was een jong slechtvalkbloempje, beter gezegd, een jong gigantisch veldboeket!
Op deze morgen zaten zij na het niet meer te tellen "je-weet-wel", genoeglijk pootje aan pootje op één stang van wat de tweebeners een dwarsstang noemen van een der antenne's daar boven hoog op de Gemerttoren.
"Zie jij dat kleine ding daar beneden, mijn borstveertje? Het kijkt ons voortdurend aan." vroeg Pa aan madammeke Sterre, en wees met zijn rechterpoot naar een jong Schots hooglandertje.
"Dat zie ik ook. Maar ik vind da niks gek, m'n Paake. De tweebeners smullen er ook van. Kijk, ze zijn er weer. Zij met dat ding voor het oog en hij zonder veren," bevestigde madammeke Sterre. Ze grinnikten allebei.
"Zullen we eens poolshoogte gaan nemen, waarom dat kleine ding zo naar ons kijkt.
Het is nog te jong om te weten dat....", en Pa maakte zijn zin niet af.
"Ach Paake, mijn zoeteke, vertel mij niks van de jeugd van tegenwoor-dig. Die weten meer dan ons lief is. Gij weet toch wel, hoe rap Hope en Faith met alles waren. Hoewel, voor "je-weet-wel" moeten ze toch nog even wachten", grinnikte madammeke Sterre.
"Zullen we? " drong Pa aan.
"Het is anders wel zo'n koe-geval die geschotst blijken te zijn, en hoog op het land staan!"
sprak madammeke Sterre met een verontrust slechtvalkkeelklankje.
"Dat daar, hoog op het land, ....hahahaaaaa...", schaterde Pa weer eventjes lollig.
"Niks hoor, het is een geschotst laag-bij-de-grond-ukkie! Kom op!" wierp Pa tegen, en weg was hij. Het madammeke kon niet anders meer doen, dan haar Paake achterna te vliegen. Ze deed dat dan ook.


Allebei belandden zij tussen de grassprieten op het veld, nabij de Toren, daar waar het Schotse hooglanderjong stond. Het wollige beestje schrok er even van, maar verzette geen enkel pootje, ook al had ie er vier. Hij bleef gebiologeerd naar de twee vogels nu pal voor hem kijken.
"Het is ons opgevallen, dat jij ons de hele tijd blijft aankijken", begon Pa in slechtvalkentaal. Hopelijk was zijn taal geschotst genoeg, om elkaar te kunnen begrijpen!
" Jullie verbazen mij", kwam het geschotst uit het laag-bij-de-grondkeeltje.
Pa en madammeke Sterre keken elkaar op hun beurt verbaasd aan. Ze verstonden elkaar!
Hoe was dit mogelijk?
Het was een vraagstuk die niet belangrijk was. Belangrijker was waarom een geschotst ukkie zoveel belangstelling had voor slechtvalken!
"Zijn wij dan verbazingwekkend?" vroeg Pa hem weer.
"Ja. En jullie zijn ook mooie vogels. Ik ben niet mooi. Kijk maar, ik heb zwarte en bruine haartjes door elkaar heen. Ik ben een vreemdganger-tje! Ik ben best wel een beetje zielig", sprak Vreemdgangertje heel eerlijk.
"Gij bent een vreemdgangertje? Hoezo da?" werd madammeke Sterre nieuwsgierig.
" Mijn mammie vindt alle stiertjes leuk. Alle stiertjes kunnen mijn pappie zijn.
De stiertjes zeggen dat mammie er wel "pap-van-lust". 'k Wist niet wat dat betekende.
Maar het heeft alles met het gras te maken wat wij eten................
Wist ik maar, wie écht mijn pappie is. Het kan een bruine zijn, maar ook een zwarte. Mijn mammie weet het ook niet. Zij heeft één kleurtje. Zij is bruin en heel mooi! Ik ben haar eerste kindje. Ik ben haar zoon-tje. Mammie is nog niet zo oud", legde Vreemdgangertje hen uit.
"Ik ben ook nog niet oud", zei het madammeke.
"Daar weet ik alles van"! grinnikte Pa.
"Ik weet dat ook. Jullie steken veel energie in "je-weet-wel! " bleek Vreemdgangertje niet dom te zijn. Pa en het madammeke konden even geen slechtvalkwoordje zeggen, bij zoveel wijsheid. Het betekende dat ook Vreemdgangertje bij die wijze jeugd van tegenwoordig hoorde.
"Waarom doen jullie toch zoveel moeite om die duifjes telkens te vangen en op te eten? Dát is een klus, zeg! Waarom eten jullie geen gras, net als wij. Er is hier genoeg. Je wordt daar héél erg sterk van! Je verdeelt dan ook beter je energie naast het "je-weet-wel". Je zult dat zelfs beter gaan doen!" bleek Vreemdgangertje wel héél erg wijs te zijn!
"Jij bedoelt dat wij....", vroeg Pa. Hij viel in de ene verbazing na de andere.
"Ja, dat bedoel ik. Jullie moeten veel gras gaan eten. Het is lekker en je krijgt daarbij ook nog eens plenty energie!"
"Plenty...?" verstond het madammeke niet.
"Dat is een schots woordje voor "heel veel". Ook wij hebben heel veel energie. Mijn mammie zeker! Ook wij zijn heel sterk, dankzij het eten van het lekkere gras. Toe maar, pak maar een hapje. En eet er maar voortaan goed van! Hap maar!" drong het vreemdgangertje aan. Niet wetend wat te doen, keken Pa en madammeke Sterre elkaar aan.
Plotseling gaf Pa een veelbetekenende slechtvalkknik.
"We doen het. Dan kan ik alles voortaan beter bijpoten. Kom op. We gaan ervoor!" riep Pa, en hapte resoluut plotseling in het gras. Madammeke Sterre volgde zijn voorbeeld.
Ze keken elkaar smerig aan.
"Urch-blurp-murfff...ieiekkk!" mompelde Pa, maar behield zijn snavelkaken op elkaar, terwijl de grassprieten links en rechts uit zijn snavel staken.
Hij begon te kauwen en slikte het groene sprieterige goedje door. Opnieuw restte madammeke niets anders dan Pa ook hierin te volgen.
"Lekker, hé!" riep Vreemdgangertje triomfantelijk uit.
"Nou en of, veel lekkerder dan een geduif'd prooitje!" antwoordde Pa. Waarom trok ie dan een smerige kop!
Toch lieten de wijsheden van dit vierpoterige geschotste laaglandertje hem niet los.
Hij kon best wel meer energie gebruiken. Zelfs zijn borstveertje kon het goed gebruiken om het beter verdeeld te krijgen, naast het duifjes vangen. Want die lekkernij liet hij zich en het madammeke toch niet afnemen. Maar naast het gras eten, hadden ze minder geduifde prooitjes nodig. Dat bespaarde hen ook weer de nodige energie.
Hij keek zijn mooie borstveertje zelfverzekerd aan. Vervolgens keek hij naar het Schotse hoog landertje, laag bij de grond.
"We volgen jouw advies op, lief vierpotertje . Een vreemdgangertje of niet, jij bent een heel wijs kereltje voor jouw leeftijd. Jij bent absoluut niet zielig! Jij zult heel ver komen!" zei Pa tegen Vreemdgangertje.
"Verder dan mijn mammie?" vroeg het bruine wollige beestje.
"Verder dan jouw mammie. Zij komt niet verder dan de stiertjes op deze velden," was Pa zeker van zijn zaak.
"Ze is wél lief, mijn mammie", stelde Vreemdgangertje vast.
"Dat vinden de stiertjes ook!" kwam madammeke Sterre onthutst daar tussen. Want....moesten ze nu voortaan gras gaan eten?!

Ja, dat moesten zij. Voor het oog van Vreemdgangertje ontvouwde zich een merkwaardig tafereel,
die menige sensuur over zich heen had kunnen krijgen.
Madammeke Sterre zag uiteindelijk ook de noodzaak er van in.
Er werd heel wat gras naar boven gesleept de nestkast in onder de webcam, die nog steeds niet geweb't was. Dat was hun voorraadje voor als ze het extra nodig hadden.
Bij elke duifprooivangst ging er een hap vers gras mee de Toren op. Dat was beter voor hen.
Zodoende konden zij de smaak van gras beter in hun snavel verdragen.
Pa had echter de eigenaardige gewoonte om eerst gras te happen, een duif te vangen, het gras weer te laten vallen, omdat dit een onhandige bedoe-ning was, de duif eerst naar boven te brengen, weer naar beneden te gaan, zich te pletter zoeken naar dat hapje gras, het terug vond ,en alsnog naar boven bracht.
Pfffffft....je wordt er al moe van als je dit leest.
"Waarom doe je dat toch telkens, Paake? Dit is zo ingewikkeld" was dit een terechte opmerking van het madammeke.
Het enigste wat Pa hierop kon uitbrengen was: "Ik bén ingewikkeld!" Madammeke durfde niet tegen hem te zeggen dat dit verspilde energie was.
Verspilling of niet. Het gras bleek te werken. Ruimschoots kon Pa nu, gelijk een jonge kerel, ich kwijten aan zijn "je-weet-wel" verplichtingen.
Ze lustten er beiden wel "pap-van"!
Pa en madammeke Sterre waren grashoppers geworden!
Zij met het ding voor het oog, en hij zonder veren, wisten nauwelijks welke kant ze op moesten kijken. Waarom gingen die blikken dan toch naar om-hoog.
Waarom deden zij het zelfde als wat Vreemdgangertje deed: de prachtige slechtvalken met je blikken blijven volgen.
Dat deden zij omdat een slechtvalk je elke keer blijft verbazen......

Ik raakte bevangen door deze nieuwe slechtvalkstrategie. Om hen een extra oppeppertje te geven, legde ik een groot blik kervelsoep in de nestkast.
Toen ik dat echter gedaan had, doemde een verontrustend beeld voor mij op:....

Maar daar was het nu te laat voor....

 

Els - 22 februari 2008.

---------------------------------------------------------

 

 

Pa incognito.

 


Pa zat op het nestrooster. Hij wist zich nog niet bespied door dat lange
witte, sprieterige geval op de hoek van de dakrand.
Het was wat de tweebeners een webcam noemen. Dat ding scheen
nog niets van hen te uit te zenden. Eerst leek het erop dat er niets
meer van zou komen. Maar onder de fervente tweebeners-mee-
kijkers zat een groep denkers die gekoppeld waren aan een tank.
Hij wist absoluut niet wat het moest voorstellen, maar het had een
voortschrijdende denderende klank. Een klank die voor niets en
niemand opzij ging. Dat zal wel de reden zijn, dat die denk-tweebe-
ners zodanig aan het voortdenderen zijn, dat er nu hoopvolle geluiden
kunnen klinken! Het scheen een bijzondere prestatie te zijn, en zo
voelde dat ook, zelfs bij Pa.
Pa Slechtvalk had reeds veel van de tweebeners geleerd. De blikken
van de tweebeners waren op hun tweetjes gericht, maar de blikken van
hem waren dat ook voortdurend op hen!
In de nestkast bevond zich zijn nieuwe vrouwtje, het Belgische madam-
meke. Hij was inmiddels dolgelukkig met haar. Maar zijn geliefd mortel-tje Ma zou hij nooit of te nimmer vergeten! Zij had voor prachtige nakome-lingen gezorgd. Die gedachte maakte hem heel erg blij, maar ook verdrie-tig.
Bij die gedachte voelde hij telkens weer haar enorme gemis. Zij was een echt Moeke voor hun kinderen geweest!
In de nestkast zat het Belgische madammeke in de kiezeltjes in een kuiltje.
Het nest was niet echt schoon. Dat speet hem. Dat speet hem zozeer dat hij een plannetje had bedacht. Zijn nieuwe vrouwtje verdiende een toepas-selijk kadootje. Madammeke Sterre had hem weer opnieuw gelukkig ge-maakt.
Ze was een moordwijf. Hij wist wel niet wat dat betekende, het was een twee benerskreet, evenals dat zij een waar veldboeket was!
Beide kreten klonken ook hem erg goed in de oren, dus moest het iets heel positiefs zijn!
Het madammeke was opnieuw voor nakomelingetjes aan het zorgen.
Het EERSTE ei was er!
Onder het licht getinte bevederde robuuste buikje van dit grote Belgische moordwijfje ging een eitje schuil. Zij werd door haar gekoesterd, liefdevol besnaveld, en behoedzaam warm gehouden.
Wellicht kwamen er nog meer eitjes!
Zijn blonde borstveertje zorgde er weer voor dat Pa zich weer een echte valkenkerel voelde, ongeacht dat ie beslist ouder was dan zijn madam-meke.
Door haar voelde hij zich weer jong!
Pa waggelde op die plaat met gaatjes, het nestrooster, naar de ingang van de nestkast.
Hij wierp een blik op zijn madammeke, het nieuwe Moeke van zijn nieuwe
kroost-eitje.
"Ik moet even weg, mijn borstveertje", zei hij tegen haar.
"Weg, paake-lief? Gij hebt al genoeg prooitjes voor mij vandaag gevangen", bracht zij naar voren.
"Dat weet ik. Maar ik heb een karweitje op te knappen. Meer kan ik er nu even niet over vertellen!" was Pa iets duidelijker, hoewel het nog steeds niet duidelijk klonk.
"PAAKE....!" vertrouwde madammeke Sterre het plotseling niet. Paake had reeds zo zijn beruchte fratsen. Die waren zodanig dat het vr...eten van gras zelfs daarbij verbleekte, hoewel je dat van die groene kleur niet zou zeg-gen.
Zelfs dat hartige groene goedje in dat tweebenersblik hadden zij beiden leeg geslobberd. Hoe het in de kiezeltjes was beland in hun nestje was voor hen een raadsel, zelfs voor Pa!
"Vertrouw op mij, mijn moordwijfje. Het komt allemaal goed!" was Pa zeker van zijn zaak.
"Vertrouwen. IK? Als gij weer zonodig weg moet?!" vroeg het madammeke met een groot wantrouwen.
"Deze keer wel!" beklemtoonde Pa met een resoluut slechtvalkklemtoon-tje.
Madammeke Sterre wist, als Pa zo zelfverzekerd deed, dat zij daar nu eenmaal niet tegenop kon.
Ze slaakte een slechtvalk-toegeef-met-tegenzin-zuchtje.
"Ge kunt gaan, Paake-lief. Maar ben alsteblief voorzichtig met wat gij ook uitvre... eh...onderneemt!" waarschuwde ze hem.
"Dat doe ik!" was Pa opgelucht met haar toestemming. Wat dat betreft was zijn morteltje altijd toegeeflijker en gemakkelijker geweest.
"Ik ga nu. Je zult blij verrast zijn als ik weer terug ben!" zei Pa met een blijde klank in zijn slechtvalkkeel.
"Blij verrast...," herhaalde madammeke Sterre, "ja, wie weet!" klonk het achterdochtig.
"Tot straks!" en weg vloog Pa in een wijde bocht de wolken tegemoet, in een tweifelachtig temperatuurtje. Hij had haar achterdochtig klankje maar al te goed herkend.
Dusss....wegwezen!

Zijn madammeke had natuurlijk gelijk. Hij was voort berucht hier in de contreien.
Daarom moest hij er voor zorgen dat hij nu niet moest opvallen, met wat hij nu van plan was. Het was een grensverleggend karweitje. Letterlijk!
Hij had daarom alles nauwgezet voorbereid!
In een nabijgelegen weiland diepte Pa onder kreupelhout een sjaal en een petje.
Het had helemaal niets met slechtvalken te maken, maar alles met twee-beners.
Dat was ook precies de bedoeling!
Omdat Pa veel van de tweebeners, oftewel mensen, afwist, wist hij waar deze twee attributen voor dienden. Het petje zette hij bovenop zijn donkere gevederde kop.
De sjaal drappeerde hij om zijn bevederde hals.
Vervolgens vloog hij naar een tweebenersnestjesplaats.
"TE HUUR RIJWIELEN". Aha, daar moest ie zijn. Dat betekende niet "TE KOOP".
Want daar had hij sowieso lak aan. Dus hij nam zo'n ding op twee schijven zonder meer mee, omdat dit hier mocht en sprong daar behendig op.
Het exemplaar was klein van stuk. Goed zo! Wellicht was dit voor een tweebenerskind gemaakt. Des te beter. Want daarom pastte hij als slecht-valk hier uitstekend op!
Hij had al vaak genoeg gezien hoe een dergelijk geval werkte.
Het peddelen ging hem wonder-wel goed af. Hij genoot er ogenblikkelijk van.
Achter hem stond een tweebenerskerel hem luidkeels en foeterend na te roepen. Het was de eigenaar van het rijwielverhuursbedrijf.
Pa stak jofiaal zijn vleugel op. Dat liep perfect. Hij werd zelfs gedag gezegd!
Deze onopvallende vermomming verliep zoals ie moest lopen!
PA WAS INCOGNITO!
Dit was héél wat beter dan dergelijke capriolen in de lucht! Als gevleugelde viel hij in de lucht met dergelijke karweitjes veel te erg op. Nu zagen ze hem als een menselijk wezen! Mooi zo!
Hij fietste flink door. Hij passeerde menig tweebenersnestjesplaatsen, waar hij door verscheidene bewoners vol bewondering werd nagekeken. Soms kwam er een "Aaaahhh..., " uit hun keel, of een "Huh...?!" of nog duidelijker een "Go..ve..", wat nu toch gecensureerd wordt(!). Pa ge-noot. Hij groette hen met dezelfde groet terug! Het liep gesmeerd. Het liep perfect!
Pa naderde de grens van Nederland naar België!
Nu moest hij toch goed opletten. Het mocht niet meer verkeerd gaan! Hij móest in het geboorteland komen van zijn ferme veldboeketje zijn Belgische madammeke Sterre. Zij was voorgoed zijn stralende ster geworden!
Zij verdiende een toepasselijk kado van hem nu zij zo’n mooi eerste eitje had gelegd!
Hij reed over een grijs getinte weg, wat de tweebeners asfalt noemden.
Hij passeerde aan zijn rechtervleugel plotseling een groot imposant bouwsel.
Met ontzag keek hij er naar. Die tweebeners konden toch wel mooie grote nesten bouwen!
Wat hem ontging was, dat dit de Achelse Kluis was. Beter gezegd de Sint Benedictusabdij van Achel!
Voor hem doemde een grijze paal op. Dat werd een grenspaal genoemd. Pa wist nu dat ie goed zat! Het imposante gebouw behoorde beide landen toe. Er fladderde iets in een lang gewaad over het binnenterrein van het ge-bouw.
"Ook dát nog. Ze lopen hier nog steeds verkleed rond!" zuchtte Pa, die inmiddels wist wat dat inhield. Toch zag deze tweebenerskerel er niet lollig uit. Hij was in het zwart en wit gekleed, met een jas tot bijna op de grond. De jas werd met een opvallende leren riem bijeen gehouden. Het deed Pa aan een riem denken, waarmee tweebeners bij hun Toren de honden vast hielden, als zij ermee in de bossen gingen wandelen.
Het ontging Pa dat het hier om een gelovige man in habijt ging, een cisterciënzermonnik die in de abdij woonde. Toch wist de man wat lollig betekende, want de abdij stond bekend om zijn Trappistenbier Achel!
Pa begon harder op de pedalen te stampen. Hij rook het land van zijn borstveertje!
Daarom passeerde hij met een slechtvalkjubelkreet de grenspaal.
Achter hem vloog fladderend in habijt de monnik met een tweebeners-kreet ijlings het klooster in.
Opnieuw was het opletten geblazen!
Dit was het land van de velo, waar Pa op zat, en van de kasseien! Het eerste had ie al, maar het tweede moest hij zien te bemachtigen!
Sjezen maar!
Pa passeerde weer een tweebenersnestjesplaats. Opnieuw werd hij nagestaard. Sommige tweebenersogen werden héél groot van bewondering. Pa had daar weer plezier in en hij begon hen uit zich zelf al terug te groeten. Daar waren zij hem zo erkentelijk voor dat hij een groet terug kreeg met een nabootsende slechtvalkgil!
Sommige renden snel hun nest in. Vast en zeker om daar binnen te kunnen vertellen dat zojuist een mooi en beleefd manspersoon in een jas van veren en met een pet op en een mooie sjaal om hen gepasseeerd had!
Opeens werd hij een nest gewaar, waar het wemelden van de Belgische kasseien!
Plotseling remde hij. Het was maar goed, dat hij wist hoe dat moest. Feilloos kwam hij tot stilstand. Hij lette niet meer op, of tweebeners hem aankeken of niet.
Van kopen had Pa nog nooit gehoord, dus nu ook niet. Want hij wist niet hoe hij aan die ronde schijfjes moest komen, muntstukken, en aan die briefjes, papiergeld.
Tenzij hij een bank zou willen overvallen, waarachter in bepaalde nesten geld lag.
Hij had het niet zo op die twee -of driezitsbanken. Het was te mense-lijk en te laag bij de grond voor een gevleugelde. Een bank-over-val is bij een dergelijke val-er- over -heen, bij een tweepoter met vleugels al op voorpoot tot mislukken gedoemd!
Voor hem wemelde het van de zakken gevuld met kasseien. Dit was zonder meer de plek waar tweebeners dit verkochten! Hier moest ie zijn!
Zijn borstveertje verdiende een schoon nestje met spiksplinter nieuwe kasseien!
Pa zette in één perfecte welhaast menselijke beweging zijn velo op de standaard.
In één perfecte beweging dook hij op een met kasseien gevulde zak af, smeet dat in één vloeiende gevleugelde beweging op de zitting van de velo , en deed er een binder over heen die heel snel bleek te zijn.
Toen maakte hij dat hij weg kwam.
Achter hem bleef het opvallend stil. Het ontging hem dat een aantal kooplustige tweebeners het kopen plotseling verleerd hadden!
In de tweebenersnestjesplaats werd hij een gigantisch veldboeket gewaar. Het wemelde er van de meest uiteenlopende bloemen!
Dit was een nest wat de tweebeners een bloemenzaak noemden.
Pas toen wist Pa slechtvalkeninstinctief wat het woord veldboeket betekende! Mooi zo!
Precies op tijd!
Pa koos voor het gigantische veldboeket. Hij griste het uit de emmer waar het in zat en ging er als een speer vandoor!


Hij koos dezelfde weg terug naar huis. Zodoende kwam hij dezelfde grijze grenspaal tegen, het zelfde imposante gebouw, waar hij niets meer zag fladderen. Het was er akelig stil!
Er was zelfs geen "Hosanna" te horen.

Pa was weer in eigen land. Hij rook weer zijn eigen nest.
Verwoed werd er door hem op de pedalen gestampt. Hij ging sneller dan snel.
Dat was de reden waarom hij met een kloeke duik zijn fiets bij het rijwielverhuursbedrijf afleverde.
Tevreden met zijn kasseien en zijn veldboeket in zijn sterke poten geklemd koos hij het bewolkte luchtruim, waar hij toch het beste in zijn element was!
Tevreden, omdat hij de fiets, dat geval op twee schijven, niet gejat had, maar keurig gehuurd!


Klabats ging het op het nestrooster! Hij was weer thuis!
Madammeke Sterre kwam van haar eitje af en liep naar buiten.
"Het is weer zover!" dacht ze bij het zien waar die klabats vandaan kwam.
Onverwacht en met een stralende blik duwde Pa haar het gigantische veldboeket in borstveertje's gespreidde vleugels.
"Dit is voor jou, omdat jij naast mijn borstveertje ook mijn veldboeketje bent! Want dit
is nu een gigantisch veldboeket! Deze bloemen komen uit jouw geboorteland België!"
Pa's slechtvalkkeeltje vertelde met diens klank hoezeer hij nu ook van haar hield.
Met een verstikkend ontroerend klankje vanuit haar keel zei ze: "Gij bent dat daar speciaal voor mij gaan halen....", Pa knikte, "en nog iets...", voegde hij daaraan toe.
Hij pakte de zak met kasseien. Madammeke Sterre herkende de zak. Ze was het tijdens haar Belgische vluchten vaak tegen gekomen.
"Dit zijn kasseien uit jouw geboorteland. Hiermee kunnen wij ons nestje verfraaien.
Jij verdient dit, omdat jij voor een heel mooi en lief eitje hebt gezorgd, mijn lief veldboeketje!"
"Och gij toch.... Lief Paake van me!" kirde het madammeke en liet van blijdschap haar blonde borstveertjes wapperen. Ze wist dat haar Paake dat zo mooi vond.
De nestkast werd vervolgens geplaveid met de mooie schone kasseien. Het eitje werd in een nieuw kuiltje gelegd.
Nooit zou madammeke tegen Paake vertellen dat het geen kasseien waren, maar kiezeltjes, en dat was maar goed ook.....

Dit alles heb ik weer goed kunnen volgen, nabij de Gemert-toren van Alticom.
Toen ik samen met hij zonder veren terug liep naar het spottersveld was ik stom
verbaasd.....

 

........ogenblikkelijk dacht ik als eerste aan mijn blik kervelsoep. Het gras verdrong ik.
Na mijn eerste verbaasde reactie kwam er een tweede reactie, waar ik niet meer van schrok. De reactie ontsproot uit mijn gedachte, die mij vertelde dat het nu goed was.
Pa en het madammeke willen hiermee tegen mij vertellen dat hun eitje de goede kleur heeft, en dat het met de andere eitjes ook goed komt.
Toen ik goed keek bleken het paaseitjes te zijn, met het met het prijs-plakstickertje er nog op.
Ik wist nu dat dit het werk van Pa moest zijn, en dat hij dat er nooit voor betaald had.
Het interesseerde mij geen ziertje.

Pa, jij hebt hiermee naar mij toe een heel mooi gebaar gemaakt......


PA EN MADAMMEKE STERRE PROFICIAT MET
JULLIE EERSTE EITJE!

 

 

Els - 13 maart '08.

---------------------------------------------------------

 

 

Jong, stoer en heldhaftig.

 

 

Pa Slechtvalk zat bovenop het topje van de grootste antenne bovenop de Toren. Hij liet het lente-windje door zijn verenpak spelen. Zijn grote poten zaten om de top heen geklauwd. Hij zat daar heel stevig zoals een sterke kerel betaamd.
Hij voelde zich zelf met de dag jonger worden. En dat had hij aan zijn borstveertje te danken!
Daarnaast werd hij dagelijks overspoeld door een enorm geluksgevoel. Hij had weer iets heel moois in zijn leven terug gekregen. Wie had dat ooit gedacht!
In de nestkast lag zijn nieuwe vrouwtje op maar liefst vier eitjes te broeden. VIER!
Wat prachtig dat zij bij haar eerste legsel dit had weten te presteren. Maar hij wist ook dat hij daar een heel erg belangrijk aandeel in had. Hij was zich ervan bewust dat zijn mannelijkheid nog niets aan kracht had ingeboet, ondanks het feit dat hij ouder was dan zijn nieuwe vrouwtje.
Die wetenschap deed hem dagelijks jonger voelen, en gaf hem telkens een enorme power!
Zo ook nu. Hij voelde dat hij er weer onrustig van werd.
Opeens kreeg hij een geweldig idee! Hij wilde al enige tijd aan zijn borstveertje laten zien wat voor kerel hij nog steeds was! Nu wist hij hoe hij dit het beste kon bewijzen. Nu besefte hij tevens dat, als hij dit aan haar had bewezen, hij dat onrustige gevoel kwijt zou raken.
Dit had meer nodig dan het produceren van nieuwe eitjes, hoewel het daar wel allemaal om draaide.


Pa vloog van de top van de antenne af. Hij vloog naar beneden naar de nestkast en landde vervolgens keurig op de plaat met gaatjes.
"Hoe gaat het daar binnen, mijn borstveertje?" vroeg Pa aan madammeke Sterre.
"Uitstekend Paake. Gij hebt mij heel erg gelukkig gemaakt. Gij bent een bovenstebeste flinke kerel!" antwoordde het madammeke.
"Dat weet ik!" liet Pa ogenblikkelijk weten. Het was het antwoord wat nu als een geschenk uit de slechtvalkenhemel kwam vallen. Hij wilde haar immers nóg meer bewijzen!
"Ik ben nu weer eventjes weg. Als ik weer terug kom zal ik hard naar jou roepen.
Wil jij dan even op die plaat met gaatjes gaan staan?" stelde Pa toen voor.
"Waarvoor?" vertrouwde madammeke Sterre het weer niet. Als Paake met een bepaald slechtvalkklankje haar iets mededeelde wat alles te maken had met een wegblijvertje vertrouwde ze het nu eenmaal ogenblikkelijk niet.
"Dat is weer een verrassing. Je zult er versteld van staan en de bedoeling gaan begrijpen en het volledig onderschrijven!" sprak Pa voor haar in raadsels.
Hierin lag echter weer dat beslissend klankje waar het madammeke nooit om heen kon, en waarvan zij telkens wist zich er bij te moeten neerleggen.
"Okee. Ik merk het wel", gaf ze toe.
"Mooi zo! Dan ga ik nu. Tot dadelijk!" grinnikte Pa vergenoegd en vertrok.
Madammeke Sterre vlijde zich extra over haar vier kroost-eitjes heen in afwachting van wat er nu weer komen ging.

Pa scheerde zich over de bossen en landerijen heen nabij de Toren. Hij werd nabij de Toren zij met dat ding voor het oog en hij zonder veren weer gewaar.
Op het veld en op de plek die afgezet werd door takken met van die puntdraadjes erom heen werd hij ook weer tweebeners gewaar. Prachtig! Zij allen konden ook getuige zijn van wat hij nu van plan was en wat daarmee te willen bewijzen. Een tevreden slechtvalkgrinnikje klonk uit zijn keel.
Hij naderde een tweebenersnest waar in het veld daar omheen paarden-beesten genoeglijk stonden te grazen. Hij landde keurig op een dikke tak waar ook een puntdraad langs
liep. Vlakbij hem stond een robuust paard lustig in het gras te happen, vlak achter het draad waar de puntjes aan zaten en waar hij neerge-streken was. Pa kende dit beest op vier benen. Ook al was het een dier, hij wist dat het geen poten maar benen had. Het was een vierbener!
"Hallo!" groette Pa. Hopelijk konden ze elkaar verstaan, net als bij Vreemdgangertje.
Zoniet, had hij een probleem besefte hij nu...oefff!
Het paard keek op. Het sterke bruine dier schrok niet toen zij de vogel zag. Zij kende ook hem. Dit gevleugelde heerschap woonde inmiddels ook al jaren in dit gebied.
"Hallo!" groette zij hem.
ZE VERSTONDEN ELKAAR!
"We kunnen met elkaar praten!" klonk het jubelend vanuit Pa's snavel. Want hij zag zijn plan al in slechtvalkduigen vallen.
"Dat komt omdat wij dieren elkaars dierentaal kunnen spreken", klonk het heel wijs uit het hinnikje van het paard.
"Aha, dat is prachtig!" was Pa opgelucht. Toen vervolgde hij: " Ik ben Pa Slechtvalk. Mijn nieuwe vrouwtje en ik hebben vier eitjes. Zij is jonger dan ik, maar ik voel mij door haar weer een jonge, stoere, sterke kerel. Graag voeg ik daar nog iets heldhaftigs aan toe! Daarin wil ik mijn vrouwtje bewijzen wat voor een stoere, sterke kerel ik nog altijd ben!" begon Pa uit te leggen.
"Ik ken jou ook. Gij hebt veel verdriet gehad om oe Maake. Dat was ook een puik mamaatje!
Ik kende haar ook. Ik ben Trekje en ik kom uit België. Ik ben een Belgisch trekpaard. Ik behoor tot een sterk ras wat van aanbenen weet. Wij bezitten een vrolijk karakter wat ons tot een ideaal paard maakt voor dergelijke tweebenersnesten. Dit is een boerderij waar men voornamelijk zich met landbouw bezig houdt. Ook trekvrouwtjes zijn heel sterk, zoals ik," legde Trekje Pa uit.
"Ik weet ook veel van de tweebener af. Dankzij hen hebben wij zo'n mooi nest!" bracht Pa naar voren.
"Maar ik heb een verzoekje. Mag ik op jouw sterke rug gezeten paard rijden! Dat is stoer, dat is heldhaftig en zeker als een valk dit doet. Niet omdat ik slecht ben, maar juist omdat ik het goed wil doen voor mijn nieuwe vrouwtje. Nu hoor ik van je dat je uit het Belgische land komt
waar ook mijn vrouwtje vandaan komt. Ik weet nu zeker dat ik helemaal slechtvalkgebeiteld zit!" straalde Pa bij diens laatste woorden.
"Ik begrijp hieruit dat gij aan jouw nieuwe Belgische vrouwtje wilt laten zien dat gij nog altijd een jonge, sterke, stoere kerel bent. Want ik weet namelijk ook, dat zij veel jonger is dan gij." sloeg Trekje de spijker op zijn kop (figuurlijk).
"Je hebt me goed begrepen. Zou jij met mij rennend over de velden willen gaan bij die hoge tweebenerstoren waar ons nest is. Ik roep dan naar boven. Mijn lieve vrouwtje, mijn veldboeketje, komt dan uit ons nest en zal niet weten wat zij ziet! Ze zal helemaal verrukt raken als zij ziet wat voor een stoere en heldhaftige kerel zij heeft. Eh....je moet dan wel over deze draad hier heen springen. Maar ik heb jou hiermee op het oog omdat jij naast de andere paarden hier in de omtrek er zo sterk uit ziet. En dat blijkt nu ook zo te zijn. Jij bent een echte BOEREN-KNOL!" vleidde Pa haar.
"EEN WATTE!?" schrok Trekje zich te pletter. Toen was het Pa die schrok. Hij zag dat hij haar kennelijk beledigd had. Hij moest de situatie snel redden!
"Jij bent een prachtig paard op deze boerderij. Jij bent een zoet paard, gelijk een suikerbiet!"
"Oooo,...nu word ik een beetje verlegen, hoor!" was Trekje meteen ver-kocht.
"Ik weet het, ik ben een slechtvalkcharmeurtje!" was Pa méér dan opge-lucht.
"Ha, ha hiiiiiii....kom op. Spring op mijn rug!" hinnikte Trekje vrolijk.
Pa vloog ogenblikkelijk op de brede rug van Trekje en kluwde zijn vleugels in de zwarte veren van het sterke dier. Hij meende zich te herinneren dat die veren manen genoemd worden.
"Ze zullen mij eventjes toch niet missen. Ik ken de weg terug op mijn hoefjes. We gaan!
Hou oe goed vast!" waarschuwde Trekje Pa.
"Doe ik al!" was Pa verrukt. Nu ging het er eindelijk van komen.
Opeens nam Trekje een aanloop. Ze leek met haar log lijf over de afras-tering heen te vliegen.
"Jippieieieieie!!!" gilde Pa. Trekje hinnikte vergenoegd. Ze galoppeerde over tweebenerswegen naar de weg die hemelsbleek bleek te zijn. Tussen struikgewas door vloog zij opnieuw als het ware over een afrastering heen, wat hen op het veld deed belanden nabij het water  die dagelijks snel liep. Toen zette ze er de vaart in.
"Blijf oe vasthouden, hé!" waarschuwde ze Pa zekerheidshalve.
"Maak je om mij maar geen zorgen. Ik ben een stoere heldhaftige kerel en blijf slechtvalkeeuwig jong!" jubelde Pa. Ze stoven langs het water af tot tegenover de Toren.
"Roept U maar, hihiiiiii!" hinnikte Trekje, terwijl ze even haar tempo minderde.
Pa zette daarop zijn grootste slechtvalkeel op: "BOOOOOORRRRSSSSTTTTVEEEERRRTTTTJEJEJE!"
"Daar zuldem hebben!" schrok madammeke Sterre op haar Vlaams daarboven.
Daar beneden zagen zij hoe het madammeke, het nieuwe Moeke, op het nestrooster kwam.
"KIJK EENS HOE JONG, STOER EN HELDHAFTIG IK BEN!!!!!" riep Pa verrukt naar boven. Trekje begon weer te rennen. Onder luid paarden-gehinnik en slechtvalkgejubel trok Trekje door het groene veld.
Op grote afstand stond een geschotst laaglandertje verbaasd naar hen te kijken. De rest van de kudde stond onder de bomen in de bosrand en zagen niks. O jawel, toch, gras!
Trekje nam een ruime bocht terug om langs het water te rennen.
Dat had ze beter niet kunnen doen. Voor een trekpaard was het een te klein bochtje!
Pa had nergens erg in en bleef maar verrukte slechtvalkjoelen geven!
Op de plaats met die takken en puntdraden erom heen stonden tweebenerspotters te kijken met ogen als tweebenersoepborden. ZOVEEL ACTIE HADDEN ZIJ NOG NIET EERDER BELEEFD!
Zij nu zonder ding voor het oog en hij nog steeds zonder veren stonden ook verbaasd dit alles nabij de Toren gade te slaan. Beiden wilden naar hun spottersvrienden gaan, maar wachtten daar even mee.
Bleef dit wel goed gaan wat zij allen te aanschouwen hadden? Eén ding was zeker: Pa had wel lef! Hij bezat zelfs de paardrijkunst gelijk een tweebener!
Het bleef dus niet goed gaan vanwege dat te krappe bochtje. Trekje zag plotseling het snelle water snel op zich afkomen. Ze kon niet meer afremmen. Met ploegend geweld stormde zij het water in en verloor daarbij haar evenwicht. Met een enorme plons waarbij de Loop bijna leeg liep viel zij in al dat stromende nat. Met een enorme zwieper waarbij Pa het vliegen vergat dook ie ook het water in.
"PAAAAAAAKKKKEEEEEE!" klonk daar een gil vanaf de Toren waarbij horen en zien je verging.
Toen gebeurde er op de plaats met die paaltjes en dat puntdraad van alles. Van schrik vlogen er plotseling knipapparaten, zwart getinte driepoters , voor-het-oog-dingen, hoofddeksels de lucht in, zelfs twee benen!
Er zwiepte een zilverkleurig klikapparaat langs zij zonder ding nu voor het oog, die op de een of andere manier gekuikt bleek te zijn, en wat zij gelukkig feilloos wist op te vangen!
"Ze vindt me geweldig hoorde je dat!" kwam Pa proestend uit het water geklauterd.
"Denkt ge dat werkelijk?!" vroeg Trekje die zich zelf uit het water hees. Beiden dropen van alle kanten.
"Ik ga weer naar huis. Dat lijkt me beter! SUCCES!" wenste Trekje Pa.
"Succes verzekerd. Niemand doet mij dit na!" bleef Pa in zijn heldhaftig optreden geloven.
"Niemand doet dat jou inderdaad na! .....Tot Ziens! We blijven vrien-den!" wist Trekje zich toch een vriend rijker.
"Bedankt Trekje, en inderdaad Tot Ziens!" was Pa haar dankbaar en hij vloog op.
Trekje ploegde door het veld heen op weg naar huis. Dat leek haar nu de veiligste weg!

Pa landde op de plaat met gaatjes. Hij keek zijn borstveertje triomfantelijk aan.
"Ik heb jou hiermee willen bewijzen dat ik nog altijd een jonge, stoere, sterke en heldhaftige slechtvalkkerel ben! En dat is mij ruimschoots gelukt! " zei Pa en keek zijn veldboeketje tevreden aan.
Madammeke Sterre slikte al haar verwensingen in. Ze zag aan haar kerel dat ie erin geloofde.
Dat was maar beter zo. Dan haalde hij tenminste dergelijke gevaarlijke stoere fratsen niet meer uit! Kennelijk heeft hij aan haar willen bewijzen dat hij alle capaciteiten van een jonge slechtvalkkerel nog altijd bezat.
"Ge hebt heel wat stoere en heldhaftige fratsen uit gehaald. En dan nog wel op een Belgisch sterk trekpaard! Jullie hebben laten zien dat jullie ook kunnen zwemmen! Wil je me één ding beloven?"
vroeg het madammeke toen.
"Zeg het maar!" zei Pa, zijn ogen straalden.
"Wilde gij dit nooit meer doen. ÉÉN KEER IS GENOEG!" was madam-meke Sterre heel diplomatisch maar ook heel duidelijk!
"Nee hoor, nooit meer. Ik heb jou en mij zelf nu genoeg bewezen!" was Pa nog steeds euforisch.
"Dat hebt gij sowieso. Kijk maar eens in ons nest. Daar ligt het mooiste wat gij maar bedenken kunt!"
Allebei stapten ze in de nestkast.
"Hier ligt inderdaad het allermooiste wat er bestaat!" gaf Pa toe bij het zien van hun vier kroost-eitjes.
In zijn hart begreep hij haar hint. In zijn hart wist hij dat ie nog altijd stoer, jong en heldhaftig genoeg was.
Het werd stil daar boven. Het was weer goed.

Menig apparatuur van wij mensen werd gelukkig gered, waar ik ook een aandeel in had.
De avond viel na een dag waarin wij een actie hadden gezien wat voorgoed in ons geheugen gegrift blijft staan.
Het was een actie met een paard en een slechtvalk. Voort altijd weten we nu heel zeker dat de natuur ons altijd zal blijven boeien.....

 
 Els - 30 maart '08.

--------------------------------------------------------

 

 

Madammeke Sterre gaat aan de scharrel.

 

 


Pa zweefde met zwierige bewegingen door het hoge luchtruim, onder een aangenaam lentezonnetje.
Hij zwenkte van links en naar rechts en voelde zich helemaal in zijn element.
Wat was het heerlijk om zo meesterlijk te kunnen vliegen.
Voor hem doemde de Toren op. Hij wist dat het tijd werd om weer naar huis te gaan.
Met een sierlijke boog zette hij koers naar de plaat met gaatjes die tegen de kast aan zat waarin zich het nest bevond. Hij belandde daar feilloos op, zonder met zijn ene poot in een van die gaatjes te schieten.
"Awel, mijn Paake...", groette het nieuwe Moeke hem van hun vier kroost-eitjes. Zij verwarmde de eitjes met haar blonde buikje. Ze was blij hem te zien.
"Gij hebt geen prooitje gevangen?" vroeg zij hem toen.
"Nee, nog niet. Ik heb met mijn stoere en heldhaftig lijf heerlijk alle vliegcapriolen uitgehaald waar wij zo goed in zijn. Dat was heerlijk! Ik kan er wat van!" grinnikte Pa vergenoegd.
"Gij bent mijn sterke, stoere kerel!" kirde madammeke Sterre ziels-gelukkig.
"Ach, mijn lief borstveertje, dat weet ik immers". lachte Pa tevreden. Tevreden over borst veertje's woorden, en tevreden over zich zelf.
"Weet je wat, ik zal een prooitje vangen voor ons. Gij zult vast graag nu even de vier eitjes onder jouw buikje tussen de veertjes door willen voelen," bracht het madammeke naar voren.
"Nou en of. Ja, doe dit maar mijn mooi veldboeketje! Dan houd ik de vier kroost-eitjes warm," vond Pa het best.
Madammeke Sterre kwam overeind en stapte handig over de warme eitjes heen en kwam de nestkast uit. Pa waggelde naar binnen. Met veel gestuntel met zijn poten, zijn buik, zijn borst en zijn snavel wurmde hij de vier eitjes onder zijn blonde buik. Hij wist dat hij in bepaalde op-
zichten een stunteltje kon zijn, zo ook in dit geval. Zijn rondborstig nieuwe vrouwtje was veel poteriger in deze dingen. Maar hij vond dat niet erg. Hij wist daarnaast dat hij nog altijd een jonge, stoere en heldaftige kerel was, en vooral altijd een liefdevolle vader.
"Dan ga ik nu voor een prooitje zorgen", zei het madammeke.
"Uitstekend!" vond Pa tevreden.
Het madammeke spreidde haar enorme vleugels en vloog het wijde luchtruim in.

Madammeke Sterre was ook direct in haar element. Ze liet haar vleugels rusten en zweefde vervolgens heerlijk hoog in de blauwe lucht, waar witte wolkjes het blauw telkens onderbrak.
Diep onder haar zag zij weer de trouwe tweebeners zij met het ding voor haar oog en hij zonder veren. Zij zaten op het zitdingetje die er altijd stond op de plaats met die takken met het draad er omheen met van die puntjes eraan.
Ze dook opeens naar beneden en scheerde vrij laag over die plaats heen. Ze zag hoe zij plotseling een ander ding voor het oog had, en dat na bewe-ginkjes van haar het telkens een klikje maak te. Tussendoor zwaaiden zij beiden naar haar. Ze wist inmiddels dat dit een tweebenersgroet was.
Mooi zo, zij hadden haar slechtvalkengroet begrepen.
Madammeke Sterre vloog weer de hoogte in en liet haar vleugels ijverig hun werk doen.
Opeens doemde er diep onder haar, naast een groot tweebenersnest, een plek op, waar het wemelde van gevederde prooitjes. Ze scharrelden weliswaar op de grond maar dat mocht de pret niet drukken.
Zij zagen er verrukkelijk uit. Het was voor het madammeke wel een scharreltje waard!
De vleugels klapte zij tegen haar brede rondborstige lijf aan. Ze begon, zonder ook maar een enkele tweebeners seconde te aarzelen, aan een kloeke slechtvalkenduik, waarin zij een genie bleken te zijn. Het was weliswaar een tweebenerswoord, maar dankzij Pa wist zij wat het betekende.
Met een ongekende snelheid dook zij regelrecht op die scharrelplek af. Naarmate zij de plek naderde, naarmate zij het onafhoudelijke geluid van gekakel hoorde.
Door haar snelheid wist het madammeke zich helaas niet tijdig af te remmen, omdat zij de grond naderde. Het was een gegeven wat niet da-gelijks bij hun soort bij een prooivlucht hoorde!
Er doemde een heel groot nest op. Het zag er ook uit als een kast. Het had ook het kleurtje als welke hun kast bezat.
Madammeke Sterre had geen keus. Met enorm veel kabaal knalde zij het nest in midden in een grote berg gras. Ze herkende het, omdat in hun nest, onder dat ding met dat oog, nog een hoopje lag. Het was over gebleven van datgene wat zij voor een tijdje terug eventjes zo hard nodig hadden, en wat niet te vr....eten was!
Het was daar bij het oog, wat weer geweb't was, en wat de tweebeners een webcam noemden.
Vele prooitjes met dezelfde kleur poten als wat het madammeke zelf bezat stoven uiteen en maakten luid kakelend dat zij weg kwamen.
Op eentje na!
Het kakelde van angst dat horen en zien je verging!
Tot madammeke's grote verbazing zag ze, dat het er krioelde van de eitjes, in een kleur wat zij van hun eitjes niet gewend was.
Madammeke Sterre fronste iedere keer haar kopje, gelijk een tweebener. Maar die deden dat altijd met hun wenkbrauwen. Voor haar zag zij immers een verrukkelijk hapje! Zij liet dit bevederde beest
zien dat zij de situatie helemaal de baas was. Haar beoogde prooi had een kleurtje wat leek op de takken met die puntdraad erom heen.
"I.....i....ik...k...k....b...ben T...Tokje....!" stotterde het beest op twee poten, "en ik b...b....ben...e...en kip...p!"
Mooi ook zij bezaten de dierentaal!
"Ik ben Sterre en ik ben een slechtvalk....en die eitjes....", wilde het ma-dammeke toen weten.
"Dat zijn sch....sch....scharreleitjes!" antwoordde Tokje weer met een kakelstottertje.
"Scharreleitjes!? Er zit geen beweging in. Hahahahaaaa...!" lachte madammeke Sterre. Zij wist heel goed wat scharrelen was. Pa deed dat ook vaak genoeg, met de nodige stunteltjes erbij.
"En i...i...k...ik ben een sch...scharrelkip!" kwam het benepen van angst uit Tokje's gekipte keel.
Madammeke moest constateren dat ze met stomme vogelbeesten van doen had.
"Ik h..h...eb..o...ook een....m...man. Hij is stoer en heldhaftig...g.... en....... h...h...heet Kukule Kuu!" waagde Tokje een kakelpoginkje om haar situatie te redden.
"Ik heb ook een man en die heet Pa. Hij is ook stoer en heldhaftig…. En jij bent mijn prooitje!!!"
Toen bedacht madammeke Sterre zich geen tweebeneners seconde. Ze dook ogenblikkelijk op Tokje af en klauwde haar enorme poten in diens rug. Met veel gestrompel en met veel gefladder vloog zij met Tokje het kippennest uit. Tokje kakelde van angst haar kippenlongetjes zowat uit haar bevederde lijf hangend onder dat vreemde en gevaarlijke vogelbeest.
Eenmaal buiten zocht madammeke Sterre direct het hoge luchtruim en vond deze ogenblikkelijk.
"KUKELEKUUUUUU!!!!!" hoorde het madammeke beneden haar. Was dat die stoere heldhaftige kerel?
Vliegensvlug was ie niet. Want vliegen kon ie niet!
"Hahahahahaaaaaaa....!" lachte het madammeke en scheerde triomfan-telijk opnieuw laag over de puntjesplaats waar zij met dat andere ding voor het oog opnieuw verwoed begon te knippen.
De Toren lonkte en met veel kabaal belandde het madammeke op de plaat met gaatjes. Daardoor moest zij Tokje los laten. Onder kakelend luid kabaal dook het gekipte vogelbeest de nestkast in, daar waar het hoopje gras zich bevond. Tot haar schrik zag zij voor haar nog zo'n gevaarlijke vogel!
Ze kon van angst het kakelen niet laten. Ze kon ook van angst het bibberen niet laten!
"Wat heeft dít te betekenen?!" vroeg Pa kwaad en geschrokken aan het madammeke.
"Dit is ons verrukkelijk gekipte prooitje. Heel knap van mij op de grond gevangen!" was madammeke Sterre trots op zich zelf en kwam het nest ingewandeld keurig over dat opstapje heen van de ingang.
"Het leeft nog!" was Pa nijdig.
"Dat weet ik. En het is een scharrelkip. Zij heeft ook een stoere kerel die Kukule Kuu heet. En waar zij vandaan komt liggen heel veel eitjes!"
"EITJES!?" briesde Pa toen, en plotseling tegen Tokje:" Hou je snavel met dat verschrikkelijke gekakel!"
Tokje's gekakel verstomde. Dat bibbertje deed dat niet, maar dat maakte toch geen geluid!
"Beste Moeke, uit die kippeneitjes komen van die lieve kuikentjes. Die bezitten dus door ons geen moeder meer!!!" knalde het plotseling in ma-dammeke's oren. Pa ’s keelklankje loog er niet om!
"Maar er liepen zoveel kippetjes.....rond....die kunnen...", sputterde ma-dammeke Sterre nog tegen. Zij vond de gekipte vogels dom, nu voelde zij zich zelf net zo.
"Zal ik....eh....haar dan maar even terug brengen....en met een bekend prooitje thuis komen?" stelde zij toen kleintjes voor, ook al was zij groter dan Pa.
"Doet dat maar. Dat lijkt mij een beter idee...". Bij deze woorden blonken er plotseling slechtvalkpretlichtjes in Pa's ogen. Zij waren mooier dan de lichtjes van de Toren. Tja, ze wisten allebei dat zij niet lang kwaad op elkaar konden blijven.
Van angst was Tokje de dierentaal geheel ontgaan.
Dat was de reden waarom zij weer de gehele nestkast bij elkaar kakelde toen het madammeke opnieuw haar poten in die bruine bevederde rug zette. Tokje ging opnieuw die akelige hoogte in. Ze had geen keus.

Niet lang daarna was madammeke Sterre weer terug. Op de plaat met gaatjes legde zij een voor hen overbekende prooi neer.
"Dat heb je snel en goed gedaan, lief veldboeketje van me! Maar kom eens even hier binnen kijken", was Pa tevreden en stelde hij haar toen voor.
"Ja, snel van mij, hé! Tokje was mij dankbaar toen ik in hun nest "sorrie" tegen haar zei, ook al weet ik niet wat het betekent. Maar het viel schijnbaar op een juist moment. Het is immers een tweebeners-woordje."
"En wat vond haar stoere kerel ervan?" vroeg Pa.
"Die zei alleen maar kukelekuuuuu.... en kukelde het nest in toen hij mij wilde beet nemen.Hahahaaaaaa....!"
lachte het madammeke en was weer even lollig. Ze stapte de nestkast in. Pa die hun vier kroost-eitjes nog steeds verwarmde wees naar de linker-hoek, daar waar hij vlakbij lag.
In die hoek lag een kippenei!
"W...w...wat....?!" stamelde het madammeke.
"Er is werk aan de winkel! Maar laten we eerst ons maaltje gaan nuttigen", zei Pa met een slechtvalkkwinkslagklankje.
Een kwartiertje later zat madammeke op hun vier eitjes en zat Pa op het kippenei!
Hij had zich door zijn rondborstig veldboeketje laten overhalen om op dat ei te gaan liggen. Hij kon nooit op tegen de smeekbede's van zijn nieuwe Moeke van hun vier warme kroost-eitjes......

Wat ik mij nu afvraag is: wat krijgen wij vanaf nu in die nestkast te zien?
Moeten wij de Kanjerige Denktankers raadplegen om plenty gewebte cams erbij te zetten, die ogenblikkelijk
in vloeiende valkbewegingen gekipt en wel dit feilloos voor ons kunnen gaan weergeven........


 Els - 11 april '08.

 

---------------------------------------------------------

 

 

Pa slechtvalk blijft je verbazen.

 

 


Beiden keken zij neer op het donzige viertal voor hen in de kast waar het nest was.
Madammeke Sterre leunde met een vergenoegd slechtvalksteuntje tegen Pa aan.
Hun vier enorme gele poten klauwden zich in de Belgische kasseien wat het nestoppervlak sierden. Tenminste Pa had de trotse gedachte dat hij dat voor zijn lieftallig borstveertje voor elkaar had gekregen, naast het geven van dat mooie Belgische veldboeket. Dat laatste klopte, het eerste echter niet. Het madammeke, het nieuwe Moeke, wist beter. Zij wist als rasechte Belgische slechtvalk dat de kasseien in feite kiezeltjes waren. Maarrr...zij kwamen wél uit België. Dát was wél waar!
Maar ach, ze hield zo van Paake dat ze hem in kasseien liet geloven, omdat hij speciaal voor haar er helemaal voor naar haar geboorteland was gegaan!
"Ik ben zo gelukkig, stoer binkje van me!" kirde het madammeke.
"Ik ook, mijn borstveertje! Jij hebt mij opnieuw gelukkig gemaakt. Wat een prachtige exemplaartjes toch, hé. Het is ons kroost, waar we heel erg trots op mogen zijn!" beklemtoonde Pa met een slechtvalkklem-toontje.
"Dankzij jou ben ik nu gelukkig. Gij zijt een heel lief Paake!" liet moeke Sterre daar op volgen.
"Dat weet ik allemaal!" gniffelde Pa en sloeg een vleugel om het madammeke heen.
Terwijl zij naar hun vier donsjes keken, scharrelde er in het bergje geel gras een geel donsje rond, die af en toe een piepgeluidje produceerde.
Dat gele donsje met mini vleugeltjes was van het gekipte soort. Hij behoorde niet tot de slechtvalkensoort.
Het was een kindje van Tokje!
Het was vooral Pa geweest die het kippenei had warm gehouden, tot dat uit dat eitje met die vreemde kleur een tot ieders slechtvalkverbazing, een kuikentje uit gewaggeld kwam met een vreemd tintje.
"Het blijven domme vogelbeesten", had het madammeke als eerste opgemerkt. Maar daarna had ze gezegd: "Maar het is om op te vreten!"
Pa Slechtvalk begreep daarom niet, waarom het madammeke dan toch er vertederend naar keek.
"Zoals beloofd aan jou, zal ik nu het kindje van Tokje naar het kippennest terug brengen.
Tegen jouw smeekoogjes kan ik nu eenmaal niet op, " grinnikte Pa toen hij van zijn vier witte donsjes, naar het gele donsje keek.
"Da's goe, m'n paake." en madammeke's blik gleed ook naar het gele vo-gelbeestje wat alsmaar piepte.
"Ik blijf dan een poosje weg. Een tweede verrassinkje voor jou, nu jij mij zo gelukkig hebt gemaakt met deze vier kindjes, is zéker op zijn plaats!" gooide Pa er achteraan.
"Vind je dat nu echt? Dat hoeft écht niet hoor!" zag het madammeke de bui weer hangen, ook al was er buiten geen regenwolkje te bekennen.
"Ik heb dit beslist weer voor jou over, Moeke veldboeketje!" grinnikte Pa vergenoegd.
Madammeke Sterre zag hoe Pa's ogen straalde. Hij had overduidelijk zijn beslissing reeds genomen.
"Okee, gij kunt gaan. Maar geen gekke dingetjes uithalen, hé!" waarschuwde zij hem na haar toestemming, waarvan zij altijd wist die te geven.
"Ik zal voorzichtig zijn!" was Pa tactisch!
Pa liep naar het hoopje geel gras onder het gewebte oog. Voorzichtig tilde hij het gele gekipte kuikentje op en kluwde er zijn vier tenen om heen. Het leek net alsof het gele donsje nu in een veilig kooitje zat.
"Ik vlieg nu weg. En jaaaaaa.......", deed Pa geheimzinnig. Hij hipte op een poot naar de nestkastopening, met de nodige slechtvalk-Pa-strompeltjes, maar het ging hem toch goed af. Want een slechtvalk voortbewegend op één poot was nu eenmaal een eenpoot-slechtvalk!
"Tot zienssssss.....", schalde Pa's jubelstem toen hij het ruime lucht-ruim koos.

Pa wist waar het kippennest was. Met een boog in een ZWIERSJE hoog boven de tweebenerspuntjesplaats scherend, had hij al vlug het nest gevonden. Het kakelende geluid vertelde hem dat hij zéker goed zat.
Ogenblikkelijk herkende hij Tokje. Ze zat pal voor een groene kipkast. Pa dook er feilloos op af, waarbij Tokje een geweldige kippenkrijs gaf. Pa ontvouwde zijn poot. Daaruit kwam blij piepend het gele kuikentje gewag-geld die instinctief zijn mammie meteen herkende en tegen Tokje’s bruine buikje aan kroop.
"Alsjeblieft. Dit is jouw verloren kindje. Je had het eitje per ongeluk bij ons achter gelaten.
Ik wens je er veel geluk mee!" en weg was Pa. Hij liet een verbazend kijkend Tokje beneden hem.
KUKELEKUUUUU!" bereikte Pa's oor. Aha, dat betekende vast en zeker "Dankjewel!"

Pa vervolgde zijn weg. Hij wist dat hij zo aanstonds iedereen ging verba-zen. Hij wist dat hij weer incognito moest!
Hij belandde boven een naburige tweebenersnestjesplaats. Hij wist wat ie deed!
Plotseling dook hij in één lijn naar beneden. Klabats deden zijn poten. Ze grepen een
hoekig geval beet op vier donker getinte schijven. Het was een willekeurige greep, want er stonden meer van die gevallen. Ze zagen er anders uit dan welke hij veelvuldig over de gebleekte weg zag voortbewegen nabij hun nest. Deze exemplaren waren veel kleiner, en waren van boven open.
Pa dook zonder aarzeling achter het stuur van een heuse automobiel! Hij paste er perfect in.
Met één enkele vleugelzwaai graaide hij een kopdeksel van een tweebe-nersrekje af en zette dat hoedachtige dingetje op zijn bevederde kop.
Hij drukte pal voor hem in de auto een rood rondje in op een plat voor-frontje. De auto begon een ronkje te maken. Mooi! Zijn vleugels grepen naar een open rond dingetje voor hem. Een poot drukte op een donker getint plaatje. De vier schijfjes draaiden direct in het rond, waarbij de auto in beweging kwam.
Pa reed voor de eerste keer auto!
Tweebeners die veiligheidshalve op een afstandje stonden keken Pa na in opperste verbazing. Eentje had een drinkflesje in de hand en keek daar eens nadrukkelijk naar, waarna hij een hikje gaf.
"HIERRRRR JIJ!!!!" opeens een brullende tweebenersklank achter Pa.
De tweebenersman kwam uit het nest waar al die automobieltjes en ander spul buiten voor de gevel stonden. Boven de ingang stond in tweebeners-tekens: " Brabant's Shopje" -special toys and souveniers". Echt Brabants!
Pa wist dat ie eventjes moest jatten. Pa begreep dat brullende tweebe-nersgeluid met dat diepe klankje. Pa begreep ook, dat ie het dingetje op vier schijfjes terug zou brengen. Hij wist ook dat hij dat met het kopdeksel zou doen. Ook wist hij dat hij, voordat hij dit ging ondernemen, goed slechtvalkresearch had verricht!
Hij drukte met zijn poot nog dieper op het donker getinte schijfje.
Pa reed regelrecht naar zijn geboorteland Duitsland!

Hij passeerde een grenspaal. Hij wist reeds wat dat inhield! Hij zag geen kasseien maar hij zag steinen.
Toen wist hij dat hij goed zat.
Hij joeg zich zelf met de vierschijver na al die jaren zijn geboorteland in.
Hij reed over een bleke weg temidden tussen landerijen en mooie tweebenersnesten. Het land glooide onder de lentelucht. Hij glooide in zijn voertuig heerlijk mee.
In de verte doemde een tweebenersnestjesplaats op.
Erop af!
Stil was het hier. Onderweg had hij dergelijke plaatsen ontweken. Incognito of niet, dit betekende wel een veel rustiger tochtje. Maar voor het geval dat voelde hij zich beschermd door dat tweebenerskop-
dekseltje en de vierschijver!
Nu echter wist hij dat hij tweebeners ging ontmoeten. Het waren geen mensen maar menschen.
Ze zagen er hetzelfde uit als mensen, maar dat was ook het geval met slechtvalken en wanderfalken.
Pa tufte lustig door. Hij zette een wanderfalkschrapje achter dat open ronde ding wat zijn vleugels vasthielden. In tweebenerstaal was dat een auto-stuur.
Pa bereikte de tweebenersnestjesplaats waar hij ogenblikkelijk gecon-fronteerd werd met menschen. De gilgeluiden waren hem bekend. Zij hadden het voor hem overbekende tweebeners-duits-klankje! Waarom deze angstig klonken begreep hij totaal niet. Met een tweebe-nerskopdeksel en een vierschijver had hij immers een perfecte vermomming. Daarom stak hij in een tweebeners gebaar een vleugel omhoog als vriendelijke groet. Mooi, het gegil kreeg een hoger klankje. De begroeting viel onder caterorie: geslaagd!


"Metzgerei Kurt Fleishmann". Pa stampte op het donker getinte schijfje, het rempedaal, en stopte ogenblikkelijk. Dit zocht hij, en vond hij.
Als een inmiddels volleerde slechtvalkjatter met plenty ervaring gooide hij zich zelf over de vierschijver heen en dook hij zonder aarzeling het nest in waar hij alleen maar verrukkelijk fleisch rook.
Tweebeners die voor een hoog glazen ding stonden, de toonbank, renden met een hoop geschreeuw het nest uit. Metzger Kurt kon geen kant op achter de toonbank en durfde geen Duitse kik te geven! Pa maakte daar poterig gebruik van. Hij vloog over de toonbank heen en gristte een
aantal wurstslierten van enkele tweebenersmeters lang van een boomtak vandaan. In menschentaal een tisch, een tafel.
Fleisch! Hij had een gigantische Deutsche wanderfalkeprooi speciaal geslagen voor zijn borstveertje in zijn geboorteland! Als dat geen dankbaarheidsbetuiging was, wist ie het niet meer! En omdat hij het wel wist, wist hij dat ie goed zat! Het tweebenerswoord "slaan" klonk in ieder geval beter dan 'jatten"!
Pa vloog vliegensvlug het nest uit, dook de vierschijver in, en maakte dat hij weg kwam.
De wurstslierten had hij achterin gegooid.
In de metzgerei stond een kogelronde Kurt rondjes te draaien, omdat hij niet wist waar ie het nog zoeken moest, ook al stond hij in zijn eigen nest. Het was maar goed dat hij kogelrond was!


Pa was nog niet klaar. Hij reed nog in de tweebenersnestjesplaats. Het was niet meer te tellen hoe vaak hij zijn vleugel moest opsteken. Het gegil wat hem ten deel viel gaf hem een warm gevoel!
Hij vond echter niet wat hij zocht. Daar werd hij niet warm van!
Pa verliet moedeloos de tweebenersnestjesplaats.
Toen de slechtvalkmoed naar de poten ging zakken, voelde hij dat het zijn poten niet raakte.
Op een groen veld achter een draad met puntjes eraan, die langs takken voerde, stonden gevlekte koebeesten met datgene om de hals waar ie naar zocht. Hij had het gevonden!
Het was een koeienbel, als souveniertje voor zijn nieuwe Moeke van zijn geboorteland.
Pa stopte de vierschijver. Ook bij deze nu toch wel niet voorziene actie moest hij snel handelen.
Hij vloog meteen vanuit de vierschijver de hoogte in en landde bovenop zo'n koebeest wat “BOEOEOE” riep. Dat klonk hetzelfde als wat de hooglanders thuis produceerden!
In de hals van het geschrokken koebeest griste hij een leerachtig dingetje los. Hebbes!
Aan het dingetje hing de koeienbel luid te bellen. Mooi zo!
Pa vloog van het gevlekte koebeest op, vloog de vierschijver weer in en sjeesde er van door.
Nu snel terug naar zijn nieuwe vrouwtje en naar zijn vier donskindjes!

Zonder problemen bereikte hij het land waar hij al jaren woonde. Het was het lage land Nederland.
Hij had geen last van het feit dat het laag was, omdat hij meestal hoog zat.
Waarom hoorde hij toch telkens van die kefgeluidjes? Het klonk Duits, maar ook weer niet. Hij hoorde dat geluid vanaf de metzerei!
Hij durfde niet achterom te kijken, omdat hij voor de eerste keer auto reed. Het was beter om er geen aandacht meer aan te besteden!
Daarom ontging het hem dat er twee honden begerig achter de vierschijver aan renden, omdat er wurstslierten achter de vierschijver aan lekker mee zwierden. Zij waren inderdaad lekker. Een enkel wurstje had het honden-maagje al bereikt!
Pa bereikte de tweebenersnestjesplaats nabij hun nest en stopte voor de shop, die hij ook weer snel gevonden had. Hij parkeerde voor de shopgevel weer keurig het vervoermiddel.
Het kopdeksel nam hij van zijn kop, en gooide het op het vierschijver-zitdingetje langs hem.
Opnieuw vloog hij het voertuig uit, gristte de koeienbel van de zitting langs hem en pakte de wurstslierten beet, waar een kefbeest aan hing. Gelukkig schrok dat beest en liet meteen los.
Pa vloog snel de hoogte in tevens wetend waar die kefjes vandaan kwamen.
Het was niet belangrijk meer.

Onder de harde klanken van de koeienbel landde Pa op de plaat met gaatjes. Op de puntjesplaats had hij gezien hoe zij met het ding voor het oog en hij zonder veren hem vergenoegd hadden aangekeken.
"Hallo, mijn verrukkelijk veldboeketje. Als je blieft!" was Pa heel erg vrolijk en blij. Hij strompelde onder luid kabaal geproduceerd door de koeienbel het nest in, waarna de vier donskindjes nog dieper moeke Sterre's borstveertjes indoken.
"Ik ben voor jou speciaal incognito naar mijn geboorteland Duitland gereisd. Dit mooie herrie-ding is een speciaal souveniertje voor jou. Het is een typische Duitse koeienbel. Je kunt ermee indringers uit ons nest verjagen!" legde Pa het madammeke enthousiast uit, en zette de bel als een mooi sieraad in het linker achterhoekje.
"En dit is echte Duitse wurst regelrecht van de metzerei. Peuzel er maar lekker van. Jij hebt dit alles ontzettend verdiend!" Pa legde de wurst-slierten veilig in het gele gras.
"Och mijn lief zotteke, m'n Paake. Wat zijt gij toch een fantastische kerel!" was madammeke Sterre enorm blij. Ze wist ogenblikkelijk weer wat slechtvalkverliefd betekende.
BAMMMMM!
Er klonk een hels kabaal op de gaat met plaatjes. De familie Slechtvalk schrok zich een slechtvalkhoedje. Pa wilde naar de koeienbel grijpen. Hij kreeg geen kans. Voor hem werd een ansichtkaart gelegd door niet de postduif, maar wijselijk door de post-andescondor. Het ontzettend grote vogelbeest vloog ogenblikkelijk weer weg.
Pa pakte het felgekleurde geval. Het madammeke en Pa keken er naar.
"Greetings from Spain" stond er op de felgekleurde zijde. Wat daaron-der stond afgebeeld zorgde ervoor dat de ogen van Pa en het nieuwe moeke verdacht begonnen te blinken.
Pa draaide de kaart om. In slechtvalktekens stond geschreven:


Hallo Pa en madammeke Sterre.


Groeten uit Spanje van Hope en Faith!
Wij maken het hier goed.
Proficiat met onze nieuwe kinddonsjes.
Zodra zij uitgevlogen zijn en vertrekken,
nodigen wij hen uit om een poosje
bij ons te mogen logeren!

Liefs van jullie Spaanse zonen!"


Het werd stil in de nestkast. De familie Slechtvalk wist dat dit een bij-zondere dag was met veel vreugdetraantjes. En traantjes maken nu eenmaal geen geluid.....

Ik wist nu dat er voorlopig geen prooivluchtjes gemaakt zouden worden.
Ik wist nu dat ik weer unieke foto's had.
Wat ik ook tevens wist was dat het misschien helemaal niet erg is dat er nu geen live streaming beeld
en geluid is. Want er bevind zich een koeienbel in de nestkast....




GEFELICITEERD PA EN MOEKE STERRE MET DE VIER KIDS!!!



 Els - 25 april '08.

---------------------------------------------------------

 

Een beetje vreemd.

 

 

Onder een stralende lentezon verliet moeke Sterre de nestkast. Samen met Pa had ze zojuist hun vier snel groeiende donskindjes van een lekker maaltje voorzien.
Het had bestaan uit geplukte duif met als nagerecht veerloze mereldessert.
De vier donskindjes lagen nu tegen Pa's blonde borstveertjes aan. Hij had zich de moeite bespaard om ze onder zijn buikje en vleugels te verwarmen. Zij pasten er niet meer onder. Zelfs bij zijn veldboeketje Sterre vormde dat inmiddels een probleem, hoewel haar boeketje inderdaad een waar veld-boeket was!
Zij werden met de dag vier flinke grotere donskindjes!
"Ga maar heerlijk badderen, borstveertje van me. De dag is nog jong en dan ben je weer helemaal fris!" riep Pa naar het madammeke die op de plaat met gaatjes stond buiten pal voor hun nest.
" Ja, ik zal me dan meer slechtvalk voelen, ook al zie ik er niet slecht uit. Tabee, Paake!
Hihihiiii.....!" slaakte moeke Sterre een valkgiecheltje en vloog weg.
"Wat gaat moeke nu doen, Pa?" vroeg het kleinste donsje en keek Pa met die lieve oogjes aan.
"Moeke gaat zich hier beneden lekker badderen in het water dat snel loopt", antwoordde Pa en gaf het kleintje een liefkozend snaveltje bovenop het witte donskopje.
"Het water loopt toch niet te snel, hé Pa!" was het grootste donsje direct ongerust.
"Nee, mijn veldbloempje. Bovendien zijn wij slechtvalken sterke vogels. Wij kunnen wel tegen een stroompje!"
"Dan is het goed, Pa!" was daarmee het grootste donskindje gerust gesteld.

Moeke Sterre landde keurig bij een der dammetjes van het water wat zo snel liep, nabij de Toren. Het dammetje bestond uit grillige rotsblokken, alsof de natuur ze onverschillig had neergelegd. Maar het was niet de natuur geweest die ze daar had neergelegd. Het is het werk geweest van de tweebeners die ook wisten wat neerleggen was en ook wisten wat onver-schillig was. Omdat zij dat laatste ook wisten was het niet onverschillig, en was het met bedachtzaamheid bewerkstelligd. Dat was de reden waarom het water snel bleef lopen.
"Ik hou van Holland!
Landje aan de Zuiderzee.
Je blonde duinen,
draag ik in mijn hart steeds meeeee...!!!," weerklonk plotseling over het water en de velden een luidkeelse stem.
De Schotse hoog -en laaglanders die vlakbij genoeglijk in het frisse groen van de velden hapten, staakten plotseling hun bezigheid.
De grootste stier slaakte een geschotste onthutste "BOEOE!" kreet. Alle runderoogjes waren op die badderende vogel gericht.
Was dit een keelklankje van een roofvogel?! Dit waren klanken wat erg veel leek op die van de tweebeners. Moeke Sterre, helemaal in haar badderende element zong lustig verder!
Uit de kudde kwam een vreemd laaglandertje gelopen. Het had zwarte en bruine haartjes door elkaar heen.
Het was Vreemdgangertje.
Hij liep naar de waterkant daar waar het madammeke zich flink aan het schoon boenen was.
"Hallo, ken je me nog. Ik ben Vreemdgangertje", sprak het kleine kereltje, ook al was hij aan het groeien.
"Hálloooo,....Vreemdgangetje! Ja hoor, ik ken oe nog!.....Je blónde duinen....draag ik in mijn hart steeds mee....", galmde het madammeke er achteraan.
"Ik ben niet blond. Ik ben van alles wat. Ik vind het wel lief van je dat je mij in jouw hart steeds mee draagt!" voelde Vreemdgangertje zich gevleid.
"Och nee, zo bedoel ik het niet, Vreemdgangertje. Ik hou nu zóveel van mijn nieuwe land, dat ik maar wát graag een lied erover zing van de tweebeners. Zij zijn van een ras waar wij veel van leren. Zij hebben ook ons nest gebouwd. Ook ik heb, net als Pa, hen in mijn hart gesloten.
Vandaar dat lied!...Ik houououou...van Holland...!" kweelde het madam-meke weer verder.
"STOPPPP!" weerklonk uit dat kleine laaglanderkeeltje een boe-geluid wat veel weg had van een volwassen hooglanderklank!
Moeke Sterre schrok daarvan en hield ogenblikkelijk haar snavel.
"Wat is er!" vroeg ze.
"Heb jij niet in de gaten dat jij veel bekijks hebt! Je bent een mooi madammeke die zich openlijk aan het badderen is. En of dat niet genoeg is zet jij een ongewoon valkenkeeltje op! Op de plaats met die takken met dat puntdraad eromheen kijken ze hun tweebenersogen uit. Sommigen van hen staan zelfs bovenop dat zitdingetje wat er altijd heel erg vast staat!"
"O hemeltje-lief!" schaamde het madammeke zich plotseling. Ze besefte nu wat zij deed.
"Ook al zit ik niet in jouw hart, maar wel die blonde duinen...ik wil je toch wel even hiervoor waarschuwen!" beklemtoonde Vreemdgangertje extra.
"Awel, gij zit wél in mijn hart. Gij bent een lief en heel wijs kereltje!" begreep moeke Sterre tevens de hint.
"Dat dacht ik al lieve meid. Ik heb een ideetje. Wij hier gaan met zijn allen om jou heen staan.
Geen tweebener die jou dan meer ziet. Wij draaien ons tevens om, zodat jij alleen ons achterkantje ziet! Ook wij zien jou dan niet meer zo openlijk badderen" stelde Vreemdgangertje behulpzaam voor, omdat hij nu wist dat deze mooie vogel hem in diens hart gesloten had.
"O, wat lieffff!" werd het madammeke daar meteen warm van bij zoveel lieve hulp.
Vreemdgangertje werd door de gehele kudden gerespecteerd om zijn wijsheid. Dat was de reden waarom al heel snel een deel van de kudde om het snelle water heen ging staan, daar waar moeke Sterre zich ijverig baadde. Het madammeke zag alleen hun achterkantjes met talrijke zwiepende hooglanderstaartjes.
Ze liet weer de melodieuze tweebenersklanken over die blonde duinen horen, wat dat dan ook te betekenen had. Ze pootteerde een flacon badschuim van de tweebeners!
Daarna spoelde zij zich heerlijk af in het verfrissende lopende water.
"Klaar!" riep ze toen luidkeels. Boe-geroep werd haar deel, waarbij de hoog -en laaglanders zich weer verspreidden en genoeglijk verder graasden.
"Dank jullie wel! Jullie hebben mij reuze geholpen. En gij Vreemdgang-ertje ben ik heel érg dankbaar!"
toonde het madammeke haar dankbaarheid. Maar ze toonde nog meer. Dat betekende dat dit heel vreemd was, maar wel toepasselijk bij een Vreemdgangertje!
"Lief kereltje, zoals gij zeker en vast zult weten hebben Paake en ik vier hele mooie kindjes van dons.
Als je wilt, wil ik ze heel erg graag aan jou laten zien, omdat je mij zo goed geholpen hebt!" stelde ze toen aan Vreemdgangertje voor!
"Wat lief van je! O ja, wij weten hier allemaal dat jullie inmiddels mooie kindjes hebben. Het heerlijke groen hier heeft jullie duidelijk geholpen!" lachte Vreemdgangertje blij. "Maar, hoe kom ik boven bij het nest?" vroeg hij toen en hij keek naar boven naar het topje van dat hoge grijze geval tussen al dat mooie voorjaarsgroen.
"Dat is geen probleempje! Ik ben een sterk, fier en groot Belgisch madammeke. Ik vlieg met jou naar boven. Ik breng jou ook weer keurig naar beneden! Ik ben wat dat betreft een gigantisch veldboeket. Paake
heeft daarin gelijk " grinnikte moeke Sterre.
"Gaat dat werkelijk lukken denk je?!" vroeg Vreemdgangertje met een benauwd laaglanderkeelklankje.
“Dit gaat zonder meer lukken!” antwoordde moeke Sterre resoluut.
Het madammeke was erg zeker van de zaak. Ze zag hoe Vreemdgang-ertje naar zijn moeder liep en samen met haar een laag -en hooglandersmies-peltje maakten. Ze zag hoe de moeder dankbaar naar haar lachte.
Vreemdgangertje kwam naar het madammeke terug gelopen. "Mijn moeder heeft er vertrouwen in! Ik nu ook!" verzekerde hij haar.
"Uitstekend!" riep het madammeke uit. Ze vloog ogenblikkelijk op en dook pardoes boven op de behaarde rug van Vreemdgangetje. Ze kluwden haar enorme poten in de dichte vacht.
"Ben je er klaar voor?!" vroeg zij hem toen.
"Ja, ik moet nu wel, hé!" klonk er toch een angstklankje in het laaglan-derkeeltje bij zoveel voortvarendheid.
"Daar gaat ie dan!" jubelde moeke Sterre. Haar vleugels spreidden zich. Met enorme krachtige vleugel slagen vlogen zij omhoog. Vreemdgangertje bungelde onder het vogellijf vastgeketend aan de klauwen van dit ware veldboeket. Vreemdgangertje wist nu wat hiermee bedoeld werd. Wat een slechtwijf zeg! Niet slecht toch!
"Jippieieieieie....IK VLIEIEIEIEGGG!!!" jubelde Vreemdgangertje plotseling.
“SNAVEL DICHT!" krijste het madammele plotseling bij die bulderende boeklank uit zo'n klein laaglander keeltje. Ze raakte bijna uit balans!
"Welke snavel. Ik heb er geen!!" riep Vreemdgangertje niet begrijpend terug. De vleugels van het madammeke doorkliefden het luchtruim welhaast doormidden. Oef,...viel dit eventjes tegen! Maar ze liet zich niet kennen.
"Bekje dicht houden bedoel ik, lief kereltje. Dan kan ik beter vliegen!" verbeterde zij zich. Zij vermande zich tevens ook. Dit moest goed blijven gaan.
"O!" wist Vreemdgangertje alleen nog maar uit te brengen.

KLABATTTSSS dreunde het op de dakrand naast het nest. Ogenblikkelijk kwam Pa de plaat met gaatjes opgestormd. Tot zijn grote verbazing zag hij op de dakrand van de Toren moeke Sterre staan met niemand minder dan Vreemdgangertje.
"Hoe komt hij...."stamelde hij uit, maar liet er meteen op volgen: "laat maar....'k denk dat ik het al weet!" en er klonk een slechtvalkgrinnikje uit zijn keel.
"Vreemdgangertje wil heel erg graag onze vier donskindjes zien, waar wij zo trots op zijn!" straalde moeke Sterre.
"Dát mag jij, wijs kereltje!" voelde ook Pa zich hiermee gevleid.
"Til het dak maar op. Dan kun je ze erg goed zien!" stelde hij toen voor.
"Heel graag!" zei Vreemdgangertje. Hij stond van zich zelf versteld dat hij helemaal geen last van hoogtevrees had. Op zijn vier hoefjes klakte hij naar het nest en tilde met een poot het dak omhoog. Dat ging ge-lukkig heel erg gemakkelijk.
"IEIEIEIEIEKKKK!!!" kwam het plotseling uit vier witte donskeeltjes met een leuk goed gevuld kropje daaronder.
Pa strompelde met zijn stuntel slechtvalkloopje het nest in en stelde zijn vier veldbloempjes gerust met de woorden: "Niets aan de hand, lieve kindjes van ons. Dit is een laaglandertje waar wij heel wat lekkere groene hapjes aan te danken hebben. Hij staat nu vol bewondering naar jullie te kijken!"
"O ja? Wat lief.....Is groen lekker dan?" was het een na kleinste dons-kindje direct gerust gesteld.
"Op zijn tijd wel, ja. Maar dat moeten wij jullie allemaal nog uitleggen!" kwam moeke Sterre daar tussen en hipte op de geopende dakrand. Dit leek haar het meest tactische antwoord wat ze hierop nu aan hen kon geven!
"Ik vind jullie donzig lief en donzig mooi! Jullie worden vast en zeker net zulke mooie vogels als jullie pappie en mammie!" was Vreemdgangertje vol bewondering. Want ach, wat was dit lief spul zeg.
De oogjes van het laaglandertje begonnen verdacht te blinken bij het zien van zoveel moois!
Zij wisselden vervolgens met elkaar van gedachte bij het zien van dit jonge slechtvalkgrut.
"Nu wil ik weer heel graag naar beneden. Ik zal jullie binnenkort weer terug zien. Dat is wanneer jullie vleugels gegroeid zijn en net zo'n mooie slagen kunnen maken als wat jullie mammie en pappie kunnen! Jullie zullen
net als zij meesters worden in het prachtige luchtruim!" was Vreemd-gangertje vertederd.
Ze namen tijdelijk afscheid van elkaar.


Moeke Sterre vloog weer bovenop de rug van het laaglanderkereltje. Vreemdgangertje liet het dak van het nest weer voorzichtig terug vallen. Pa riep hen vrolijk na met de woorden: "Een goede vlucht en tot ziens!"
Moeke Sterre vertok met Vreemdgangertje geklauwd aan haar poten, alsof het de normaalste zaak van de wereld was.
"Wat een harig groot beest, Pa!" merkte het een na grootste donskindje op.
"Dat is een laaglandertje, omdat het toch nog klein is!" antwoordde Pa wijs.

Het madammeke landde veilig op de plaats langs het water waar zij ook opgestegen waren en liet Vreemdgangertje los. De moeder van Vreemdgangertje sloot haar zoontje meteen liefdevol in diens poten. Vele stiertjes deden dat met haar!
Het madammeke bekeek met een warm gevoel dit tafereel. Met dankbare boe-klankjes voor haar persoontje koos zij weer het blauwe luchtruim. In een van haar poten had zij de flacon met daarin het badschuim geklemd.

Samen met Sjef heb ik een badderende madammeke gezien. Samen met Sjef heb ik een nóg vreemder tafereel gezien. Wie zou mij geloven als ik schrijf dat ik een slechtvalk heb zien vliegen met daaronder een Schots
hooglander jong aan de slechtvalkpoten geklemd!?
Mijn fototoestel geloofde het ook niet, vandaar dat ik een tekenpotlood ter hand nam…..



 Els - 9 mei '08.

---------------------------------------------------------

 

 

Ontzettend veel takken.

 


Op deze zonnige lentedag met aan de blauwe hemel witte en lichtgrijze wolkjes landde er op het nestrooster in De Mortel van de familie Slechtvalk hoog op de Toren een bedrijvig vogeltje.
"Tri-tieieieietttt.Tri-tieieietttt!" klonk het nadrukkelijk vanuit het creme kleurig bevederde keeltje.
Moeke Sterre was zojuist haar vier inmiddels uit de slechtvalkkluiten gewassen kindjes aan het voederen. Allevier keken ze naar buiten, naar de plaat met gaatjes.
"Een vers prooitje, moeke. Die heeft lef. Heerlijk als nagerecht!" smulde het kleinste valkje bij het zien van het bedrijvige vogeltje op die gaatjesplaat.
"Nagerecht....", dacht moeke Sterre hardop. Ze zag echter dat het metaalblauwe vogeltje zich door deze woorden niet liet afschrikken. Wellicht lag het aan die metaalblauwe kleur.
Het was een tweebenersaanduiding, waarvan het woord metaal een stevige klank had.
Wellicht stonden deze vogeltjes bij de tweebeners bekend als een standvastig typje, die zich niet snel uit-het-lood lieten slaan. Ook al zo'n tweebenersklank wat metaalachtig klonk.
Toch had het vogeltje iets bekends.
"Tri-tieieieittt....hallo! Herken jij mij nog, ik ben Luwtje. Vorig jaar heb ik als kindje ontzettend veel met Hope en Faith gespeeld!" was Luwtje heel dapper, maar ook zeker van zijn zaak. Hij wás eenvoudig weg bij deze roofvogelfamilie geen prooitje!
Hij keek het madammeke olijk aan.
"Ach, Luwtje, natúúrlijk, gij bent het!" was het madammeke blij verrast.
"Geen nagerecht dus!" merkte het kleinste valkje op.
"Nee, zeker en vast niet. Luwtje heeft samen met jullie broertjes Hope en Faith heel wat vliegoefeningetjes gedaan. Zij hebben samen ook heerlijk gespeeld daarboven in de lucht!"
en terwijl moeke Sterre dit vertelde lag er een dankbare schittering in haar ogen bij de beelden wat haar woorden bij haar opriep.
"Dat was leuk, hé. In de winter heb ik Hope en Faith allebei in het land van Spanje opgezocht. Ze maken het uitstekend! En nu zie ik dat jij madam-meke met Pa vier hele mooie kindjes hebt. Ik ben nu geen kindje meer. Ik ben nu zelf pappie geworden van vier kleine zwaluwtjes. Ze zijn zojuist uitgevlogen. Willen jullie ze zien?" vroeg Luwtje toen.
"O, graag!" was het kleinste valkje gretig. Ogenblikkelijk kreeg valkje een vleugelpeut van het oudste valkje. Het kleinste keek het oudste met een smerige blik aan en zei meewarig: "Ik ben het nagerecht allang vergeten, hoor!"
"Dan is het goed!" zei de oudste met een onverbiddelijk slechtvalkkeel-klankje.
Opeens stonden er na een schel kwebbeltoontje van Luwtje vier kleine zwaluwtjes op de plaat met gaatjes. Ze kwebbelden dat het een lieve lust was. Zo'n lust was het echter niet want Luwtje riep: "STILTE! " Toen werd het stil.
"Nu kunnen wij elkaar weer verstaan", klonken de zwaluwopvoedkundige woorden van Luwtje. Hij legde zijn vier kindjes uit wie deze vogelfamilie was. Weldra weerklonk het gekwebbel opnieuw. Zij sloegen het tri-tiet geluidje over. Want wat hun pappie zojuist verteld had klonk hen goed in de zwaluwoortjes.


Opeens een dreun op de plaat met gaatjes. Van schrik vlogen de vier zwaluwtjes weg.
Luwtje zag dat Pa Slechtvalk gearriveerd was. Luwtje slaakte een zwaluwlachje en riep naar zijn weggevlogen kindjes: "Kom maar weer terug, het is Pa. De lieve vader van dit viertal hier binnen!" De zwaluwtjes herkenden de gerustellende klank van hun pappie en keerden op de gaatjesplaat terug.
"Ik geloof dat wij jou ook kunnen feliciteren, hé!" lachte Pa vergenoegd.
"Ja, net als bij jullie het geval is!" was Luwtje blij dat Pa hem direct herkende. Toen vielen er over en weer de nodige vogelfelicitatiekreetjes!
"Dus jullie zijn zwaluwen", kwam het een na oudste valkje daar achter-aan.
""Ja, BOERENzwaluwen om precies te zijn!" klonk het heel wijs uit een der keeltjes van een zwaluwtje.
"Waarom BOEREN? En waarom met hoofdletters!?" snapte het een na oudste valkje er geen slechtvalksikkepitje van, wat dit op zijn beurt dan ook inhield.
"Wij wonen in een nest van de tweebener wat boerderij heet. Het is hier vlakbij. Wij zijn inmiddels zó bekend hier dat er een bord naar ons genoemd is die daar geplaatst is en waarop wij afgebeeld staan. Er staat een zitdingetje langs waar de tweebeners naar ons kunnen kijken", beantwoordde Luwtje deze vraag.
"Net zo'n zitdingetje als die op de plaats staat met daaromheen draad met van die puntjes eraan, hier beneden op het veld?" wilde het een na oudste valkje nog weten.
"Ja, precies zo", bevestigde Luwtje hem, en legde verder uit: "Ik heb ook een ringetje aan mijn poot, net als jullie. Daar staat in tweebeners-tekens B.T op. Ik wist eerst niet wat dat betekende totdat ik de tweebenerboer tegen de tweebenerboerin nijdig hoorde zeggen Boeren Trien. Toen wist ik het meteen!"
"Kunnen jullie nog niet vliegen? Wij wel. Jammer eigenlijk, want wij willen ook best met jullie gaan spelen!" zei een van de vier zwaluwtjes.
"Wij moeten eerst gaan takken. Dat heet zo, dat woord heeft Pa ons ge-leerd", vertelde het een na jongste valkje.
"En dan pas kunnen jullie vliegen!" constateerde een der zwaluwtjes.
"Dan pas!" was het een na jongste valkje meer dan duidelijk.
"Dat kan ook sneller .Wij helpen jullie graag! Kom op kinders" riep Luwtje toen. Allevijf vlogen ze ogenblikkelijk weg.
"Wij eten ondertussen allemaal verder," stelde Pa toen voor en strompelde de nestkast in.
Niemand van hen snapte hoe Luwtje hen met takken moest helpen.
Het duivenprooitje smaakte heerlijk, zelfs de visjes die door Vreemdgangertje voor hen weggehaald was bij Reiger, die altijd op hetzelfde plekje staat langs het water wat snel loopt.
Deze slechtvalkfamilie blijft je verbazen. Daarom zijn zij ook zo bij-zonder.

In de nestkast had de familie Slechtvalk het even te druk met eten. Daarom ontging het hen dat het er daarbuiten een zwaluwdrukte van je welste was. De vijf zwaluwen vlogen af en aan en hadden het reuze druk. Met hun be-hendige zwenkingen hoog in de lucht was dit karweitje voor hen een peuleschilletje, ook al zouden zij dat als lekkernij nooit in de snavel nemen.
"KLAARRRRR!" tri-tiette Luwtje nabij de nestkast. Zes slechtvalkkopjes keken ogenblikkelijk naar buiten.
Wat was dat!? Waar was de plaat met gaatjes gebleven? Waar was de lucht gebleven waar je in vliegen kon? Oef, daar was een streepje licht! Pa en het madammeke wurmden zich in de uitgang naar buiten langs datgene waardoor die uitgang nagenoeg afgesloten was. Op de gaatjesplaats en op de dakrand lagen tot hun grote verbazing stapels takken! Hier en daar zaten de blaadjes er nog aan.
"Dit zijn ontzettend veel takken. Hier kunnen zij direct op oefenen. Jullie kindjes zullen nu snel kunnen vliegen!" was Luwtje vergenoegd na deze inspanning en bij deze slimme zet.
Pa en moeke Sterre keken elkaar verbaasd aan. Ze keken vervolgens naar Luwtje en naar zijn vier luwtjes. Allevijf stonden ze uit te hijgen na dit enorme zwaluwenkarwei, zelfs voor boerentypjes zoals zij.
"Eh....heel erg bedankt, Luwtje! Wie weet kunnen onze kindjes nu ook snel vliegen. Wij gaan nu verder met eten. Wij zien jullie een volgende keer weer!" was Pa Slechtvalk slim.
Het keelklankje herkende het madammeke ogenblikkelijk.
"Dan kunnen onze kindjes met de jouwe gaan spelen!" gooide moeke Sterre er nog een schepje bovenop.
"Dat is goed. Succes bij het takken!" wenste Luwtje hen toe. Kwetterend vloog hij met zijn zwaluwenkroost weg.
Toen zij uit het gezichtsveld verdwenen waren keken Pa en het madam-meke elkaar aan.
"Nu?" vroeg moeke Sterre.
"NU!!!" klonk Pa's niet mis te verstane stem.
Toen was het hun beurt om zich even te pletter te werken. Met hun enorme poten en met hun sterke snavel kieperden ze alle takken naar beneden!
"PAAAA....MOEKE!!!" kwetterden de vier valkjes door elkaar heen. Ze leken bijna op zwaluwen.
Het waren echter kwettertjes uit protest, omdat datgene nu verdween waardoor zij sneller hadden kunnen leren vliegen!
Maar dat hielp niet. In een mum van tijd waren alle takken verdwenen.
"Lieve kindjes, als jullie op takken moeten takken breek je je beide pootjes en vleugeltjes en kunnen jullie het vliegen en zelfs het strompeltje voorgoed vergeten. Of jullie strompelen meer dan je lief is!" was moeke heel duidelijk.
"Luwtje heeft het dus niet begrepen," bracht het oudste valkje naar voren.
"Luwtje heeft het inderdaad niet begrepen, mijn veldbloempje", beves- tigde Pa.
Pa vloog toen naar de antenne bovenop de Toren. Niet lang daarna kwam het madammeke langs hem zitten.
"Onze vier kindjes zullen hoe dan ook binnenkort kunnen vliegen, Paake!"
"Nou en of, veldboeketje. En zeker nu jij hun kropjes weer zo mooi bol maakt. Ze zijn nu al erg sterk in de vleugeltjes! Je bent een puik moeke voor de kindjes!" was Pa heel blij.
"Bedankt stoer ventje van me!" .....

Ik had alles op de spottersplaats gadegeslagen. Toen de takken naar beneden vielen begreep ik meteen dat het op het binnenterrein van de Toren een takkenzooitje moest zijn. Ogenblikkelijk zag ik de deur
van de Toren openzwiepen. Twee Alticommannen kwamen schielijk naar buiten gelopen. Ze keken naar links, zij keken naar rechts. Hadden zij vooruit gekeken hadden zij geweten dat er toch spotters waren die hen hebben kunnen spotten!
Er was duidelijk een schaamte bij hen aanwezig bij zoveel rommel op het binnenterrein. Ze hadden vegers bij zich.

IJlings veegden zij alles op een hoopje. Evenzo ijlings verdween de takkenhoop de groenbak in die in de Toren aanwezig was.
Toen lag de Toren in De Mortel zoals gewoonlijk er weer netjes bij......

 

Els - 22 mei '08.

 

--------------------------------------------------------

 

 

Een pintje minder.

 


Er stopte een vrachtwagen in het Brabantse Bakel voor een Hof wat best wel het predikaat Grotel's verdient, omdat het in de omtrek een bekende herberg is.
Naast de chauffeur kwam uit de cabine ook een monnik gesprongen. Dat was best wel een waagsprongetje te noemen omdat hij dit deed in habijt. Het witte gewaad met het zwarte bovenstuk wapperde vrolijk alle kanten op. Omdat dit vrolijk gebeurde was er niets "waagderigs" meer aan.
Op de vrachtwagen stond in rode letters "Trappist" en in goudgele letters "Achel". Met daaronder in eveneens goudgele letters "Blond bier / Biere Blonde." De monnik was niet blond, maar donkerblond.
Deze monnik had als taak om toezicht te houden op de Achelse brouw-erij.
In deze hoedanigheid was hij meegereden met de chauffeur. Hier in Bakel had deze herberg het voorrecht om een Achel's pintje te mogen presenteren aan zijn gasten van de Achelse Kluis.
Maar monnik Falcogrinus wist dat vlakbij de herberg een Toren stond waarop een nestkast was waar slechtvalken woonden.
Ook daar wilden hij graag een kijkje nemen. Het was twee-vliegen-in-een-klap. De monnik was een godsvruchtig man, dus hij zou in zijn leven nooit of te nimmer een vlieg een klap geven.


Na het afhandelen van de trappistenzaken spoedde hij zich naar De Mortel om de grijze hoge Toren met eigen ogen te kunnen aanschouwen. De chauffeur bleef liever op het terras van de herberg, waar het in een aan-genaam zonnetje goed toeven was.
Monnik Falcogrinus liep niet zijn neus maar de Toren achterna, omdat deze bij de herberg tussen de boombladeren door reeds te zien was.
Daar doemde langs de Hemelsbleekweg in De Mortel het gevaarte op, waar hij op zijn monnikpeeceetje al zoveel over gelezen en gezien had. Hij was ook steevast als "gast" op een forum aanwezig die connectie's had met Ameland. Wie weet werd het nog een inloggertje!
Daarom wist deze monnik dat er een spottersplaats was, die hij dan ook snel gevonden had.
Er waren twee spotters aanwezig bemand met een natuurkijker op drie poten.
"Mag ik even door de kijker kijken, alstublieft?" was de man erg correct en heel beleefd.
"Ja, hoor", antwoordde zij met de verrekijker voor het oog.
"Dat is geen probleem", voegde hij zonder haren daaraan aan toe.
Monnik Falcogrinus liep naar de natuurkijker en plantte een oog voor de zoeker.
"Ze zijn er, hoor!" zei zij met de verrekijker voor het oog.
"Ja, ik volg ze ook. Alle vier de jongen zijn nu uitgevlogen, hé!" werd de monnik enthousiast.
"Ja, alle vier. Wat wil je met zo'n kanjers van ouders!" vulde zij aan met de verrekijker voor haar oog.
Opeens een krijs. Het was niet van een slechtvalk. Het kwam uit de mond van de monnik.
Hij wees, zijn stem haperde, en toen zette hij het op een lopen.
Zij nu zonder verrekijker voor het oog en hij nog altijd zonder haren hebben niet eerder een monnik zo hard zien lopen!
De monnik bereikte daarom binnen enkele minuten de herberg en trok de chauffeur van het terras af.
"Meekomen gij. Ik wil weg hier!" beval hij op een toon wat niet gods-vruchtig te noemen was.
"Wa is er aan de hand. Gij ziet helemaal bleek om oe neus!" schrok de chauffeur van de monnik.
"Ehhh....niks.....AWEL...WEL IETS.....ik vat voortaan een pintje minder. KOM!" bleef monnik Falcogrinus bevangen van de schrik van zijn leven wat hij blijkbaar opgelopen had.
Enkele seconden later verliet de vrachtwagen uit Achel het rustieke Bakel.

"Moet ik van oe zo blijven staan?" vroeg moeke Sterre boven op het dak van de Toren in de Mortel.
"Ik vrees van wel!" grinnikte Pa.
Waar was het ijverige tweetal mee doende? Zojuist had Pa aan zijn borstveertje een draad gegeven. Daaraan hingen vier witte jasjes die zojuist door het madammeke gewassen waren en door Pa aan dat draad gehangen. Het was een zogeheten waslijndraad.
De jasjes waren de vier donsjasjes van hun vier kindjes die op dit mo-ment heerlijk nabij de Toren hoog in de lucht aan het spelen waren met de vier kindjes van Luwtje.
Pa kon zich de zoektocht van vorig jaar nog helder voor de geest halen van Hope die zijn witte donsjasje mistte.
Hij had Hope weten gerust te stellen dat hij en Faith nu zonder dat witte jasje door het leven konden, maar had wel het verdriet daarover in Hope's oogjes gezien.
Vandaar dat Pa een dergelijk risico in het vervolg wilde vermijden. Hij had ervoor gezorgd dit jaar dat de vier jasjes niet kwijt raakten. Aangezien de jasjes tot en met gedragen waren, leek hem een goede wasbeurt geen kwaad te kunnen. Hij had overleg gepleegd met zijn veldboeketje.
Het betekende dat hij er voor moest zorgen dat hij aan een draad moest komen met van die knijptakjes erbij en een wasmiddel. Dat alles kon alleen maar bij de tweebeners gehaald worden!
Moeke Sterre had hem nog niet eerder zo gemakkelijk toestemming gegeven om dat voor elkaar te krijgen. Ook zij had het een fantastisch idee van hem gevonden dat de vier jasjes bewaard bleven gewassen en wel. Wat dat betrof had ook zij het een en ander van die tweebeners geleerd.
Ze had vanmorgen Pa laten gaan. Deze keer was hij niet incognito gegaan. Dit karweitje was voor Pa een "fluitje-van-een-cent" hoewel hij bij dergelijke actie's liever niet aan centjes dacht, omdat hij die een
voudig-weg niet bezat.
In een naburig tweebenersnestjesplaats was hij naar beneden gedoken en had er een nest onveilig gemaakt waarvan hij wist dat daar van die knijp-takjes aanwezig waren, pakken wasmiddel met van die wapperende dingen aan een lijntje op de verpakking afgebeeld en het benodigde draad. De tweebener noemde een dergelijk nest een supermarkt.
Pa wist wat winkelschappen waren en ook wat er naar toe vliegen bete-kende.
Vandaar dat hij vlug-vlug alles pakte wat hij nodig had met een vol-leerde slechtvalkjatbehendigheid!
Het gekrijs en het gegil van de tweebeners kende hij al, dus dat maakte voor hem voor dit simpele karweitje toch niks meer uit. Omdat het sim-pel was, was hij met de hele handel weer snel terug gekomen op de Toren bij hun nest.
De vier kindjes waren maar wat blij dat hun witte donsjasjes behouden bleven. Dat was de reden waarom zij nu onbezorgd hoog in de blauwe-met-witte-wolkjes-lucht met de vier kindjes van Luwtje aan het spelen waren. Daarmee lieten zij tevens zien hoe goed zij al konden vliegen.
De vier jasjes waren in het water wat snel liep door het madammeke gewassen, met een slechtvalkvaardigheid wat eenieder zou verbazen, voor wie dit gezien kon hebben.
Pa had de jasjes aan de lijn gehangen en het lijntje aan zijn veldboe-ketje gegeven die dat ogenblikkelijk in haar snavel vast hield. Zij had zoekend boven de dakrand aan de zijde van de puntjes-twee beners-plaats ermee rond gevlogen even niet wetend wat er mee te moeten aanvangen, omdat het lijntje met jasjes en al aan haar snavel bengelde.
Dat was het moment waarop Pa zag dat er een tweebener met een op-vallend jasje aan een krijs gaf en het op een lopen zette. Pa was de twee-bener al opgevallen vanwege zijn ongewone kledij en die krijs viel al he-lemaal op.
Maar Pa had verder geen tijd om er verder nog op te letten. Hij had moeke's gestuntel gezien. Hij had het andere eind van de lijn aan een paal op het dak vastgebonden. Moeke Sterre had het andere eindstuk in diens snavel. Toen bleek dat de draad tekort was om aan iets anders weer vastgebonden te worden.
Moeke Sterre schoot plotseling in een daverende slechtvalkenlach zoals een rondborstig Belgisch slechtvalkmadammeke betaamd. Ze zag er de humor van in.
"Ik ...hahahaaaaaaaa....blijf hier nu wel staan, hoor...hahahaaaa..!" gierde ze. En ze deed het prompt!
Dankzij de wind die altijd ijverig daarboven rondom de Toren speelde waren de vier donsjasjes heel snel droog. Toen de vier valkenkindjes uitgespeeld waren en terug keerden naar hun nest zagen zij in vier sjieke tweebenersdoosjes elk een wit jasje liggen met een nummertje erbij die correspondeerde met de nummertjes op hun tweebeners-ringetjes om hun pootjes.
Waar de vier sjieke tweebenersdoosjes vandaan kwamen hoefden zij van Pa niet te weten.
Ze waren maar wat blij dat hun lieve moeke en hun lieve Pa eraan gedacht hadden om er voor te zorgen dat ze de rest van hun valkenleven hun jasjes konden bewaren als lieve herinnering aan een onbezorgde valkenjeugd.....

Ik was perplex en Sjef met mij om een cisterciënzermonnik een dergelijke krijs te horen slaken en zo hard te zien weg hollen. Omdat ik wist dat het alles met Achel van doen had, zijn wij daar naar toe gereden.
Toen werd mij duidelijk wat er voorgevallen was. Het werd mij ook duidelijk dat deze monnik de oorzaak van het feit was waarom er met Pasen geen "Hozanna" in het klooster geklonken had, en waarom nu niemand meer wist wat "Halleluja" betekende.
Monnik Falcogrinus had Pa voorbij het klooster op de velo langs zien sjezen en er heden middag iets bekends in gezien en over de rest zullen we maar zwijgen.
En toch......toch vind ik dat de naam van deze monnik enige connectie's heeft met de slechtvalk.....

 

Els - 10 juni '08.

 

---------------------------------------------------------

 

 

Een echte luxe voor moeke Sterre.

 

 

Noor, Nina, Naud en Nero Slechtvalk speelden hoog in de lucht met de vier kindjes van Luwtje.
Net als de slechtvalkkindjes hadden de boerenzwaluwkindjes ook hele mooie namen.
Zij waren gegeven door de boerin van de boerderij waar zij heerlijk op het platteland nabij de Toren woonden.
De slechtvalkkindjes hadden hun mooie namen ook aan de tweebeners te danken. Het waren die tweebeners die hen vanaf het eitje gevolgd hadden met wat de tweebeners webcam noemden.
Luwa en Luwte waren twee meisjes. Luwie en Luwo waren twee jon-getjes.
Zij gevieren waren de vreugde van Luwtje en diens vrouwtje.
Noor, Nina, Naud en Nero waren de vreugde van Pa en moeke Sterre wat zij dagelijks intens voelden.
De acht bevederde kindjes hadden nabij de Toren in die blauwe lucht met het gezelschap van mooie witte wolkjes de grootste gevleugelde pret!
Totdat Noor plotseling uit riep: “Er is iets wat mij voortdurend bezig houdt!”
De zeven gevederde andere lijfjes staakten ogenblikkelijk hun spel. Nieuwsgierig schaarden zij zich rondom Noor.
“Vertel!” hing zusje Nina ogenblikkelijk aan haar snavel. Pijnlijk was dat niet, want Noor was ook een sterke vogel geworden.
“Alshh je me nu looshh laathhh kan ik het je beter verthhellen!” sliste Noor een slechtvalkslisje.
“Tuurlijk, geen probleem”, en Nina liet ogenblikkelijk de snavel van Noor los.
“Al enige tijd gaan de geschotste laag - en hooglanders, zoals zij genoemd worden, om ons Moeke heen staan als zij aan het badderen is. Dat is natuurlijk heel erg tof van hen dat zij dit dagelijks doen. Maar soms hebben deze vierpoters het best wel een beetje druk, waardoor het kringetje staan weleens in het gedrang komt,” begon Noor hen allemaal uit te leggen wat haar bezig hield.
“Dat klopt. Soms hebben deze ruig bevederde vierpoters daar een beetje veel te druk voor!” onderbrak Luwa Noor.
Luwa wist inmiddels waarom deze vogels zo vaak laag vlogen en graag in bomen gingen zitten.
Dat deden zij om het water dat snel liep in de gaten te houden, wanneer hun moeke aan het badderen was. Zo wisten zij dat die vierpoters telkens goed werk verrichtten!
“Nu heb ik daar misschien een oplossing voor. Maar daar moeten wij wel heel wat voor doen. Dat kunnen wij niet alleen. Wij hebben daar sterke hulp bij nodig. Ik ben op deze oplossing gekomen, omdat ik een dochter van Pa ben. We zouden een douchecabine kunnen gaan halen bij de
tweebeners!” kwam het verlossende woord uit Noor’s slechtvalkkeeltje.
“Een WAT!?” vroeg Nero luidkeels. Hij wist absoluut niet wat een douche-cabine was.
“Wat moet dát voorstellen…een douchecabine!” riep ook Naud niet begrij-pend uit.
“Wij weten ook niet wat het is.” moest Luwie toegeven.
Toen hingen ze allemaal aan Noor’s snavel. Ze schudden hen resoluut van zich af met de woorden:
“Nu kan ik veel beter praten. Mijn snavel is geen kapstok!”
“WATTE!?!?” vroegen zij allemaal gelijktijdig.
“Laat maar. Laten wij ons alleen maar met die douchcabine bezig hou-den!” merkte Noor wijselijk op.
“Ja, anders wordt het wel érg ingewikkeld,” vond ook Nina.
“Een douchecabine is een besloten ruimte waarin je je kunt badderen. Je kunt er rechtop in blijven staan. Dat is voor ons slechtvalken reuze potig. We kunnen het plaatsen langs het water dat snel loopt.
Als ons moeke zich daarin baddert ziet niemand dit meer. Het probleem is dan sowieso voorgoed opgelost en de vierpoterige laag –en hooglanders hebben een werkje minder”.
“Dát is een slechtvalkgeniaal idee!” riep Luwte enthousiast uit.
“Jaaaaa…,” “Leukkk…,” “Enigggg….,” klonken de geestdriftige kreten Noor om de oren die verstopt zaten onder haar veren.
“Wat weet jij veel van de tweebeners!” gaf Luwa Noor een complimen-tje.
“Wij weten allevier heel veel van de tweebeners, dankzij onze Pa. Maar een douchecabine kende ik nog niet,” moest Nina toegeven.
“We gaan de hulp inroepen van Vreemdgangertje en Trekje. Die kennen wij inmiddels allemaal. Zij zijn reuze sterk. Het zal een moeilijk klusje worden om zo’n groot ding te slepen. Het is hoog en het is zwaar en het is glad.” legde Noor nog verder uit.
“Heb jij zo’n ding dan als eens gezien?” vroeg Nero aan Noor.
“Ja hoor. Ik heb me al een keertje in een tweebenersnestjesplaats gewaagd. Daar zag ik zo’n ding.
Kom op, we duiken naar beneden en we gaan eerst naar Vreemdgan-gertje!” stelde Noor toen voor.
Dat vonden ze allemaal een goed idee.

Heel snel hadden zij beneden in het veld nabij de Toren Vreemdgan-gertje gevonden. Het vierpoterige kereltje stond te babbelen met een aantal robuuste stieren. Dat deed hij heel vaak. Het waren die stieren die altijd opvallend veel in zijn mammie’s nabijheid waren.
“Hallo Vreemdgangertje!” begroette Noor hem luid en duidelijk. Ze streek op een takje neer waar ook een draadje langs liep met van die puntjes er aan.
Vreemdgangertje staakte zijn gesprek en keek blij verrast op. Zijn bekje grijnsde van oorplaatje naar oorplaatje.
“Wat leuk jullie allemaal hier plotseling te zien. Dát is een verrassing. Jullie zullen vast en zeker iets in petto hebben!” riep Vreemdgangertje vrolijk uit.
“Wat ben jij toch een slim kereltje. Maar dat wisten we al, “ grinnikte Nero een slechtvalkgrinnikje.
“Vertel!” werd Vreemdgangertje nieuwsgierig en hij liep uit het stieren-kringetje waar hij verreweg de kleinste van was. De grote volwassen stieren keken hem stuk voor stuk vertederend na.
Noor begon zijn gehele voorstel breeduit, net zo breed als het veld was waar zij op stonden, uit de doeken te doen. Vreemdgangertje luisterde aandachtig. Toen Noor uitverteld was zei hij: “Lief dat jullie hierbij niet
alleen aan moeke Sterre denken, maar ook aan ons. We gaan met zijn allen naar Trekje het Belgische trekpaard van boer Gimmert de Mortel. Kom op! Valkjes vlieg maar pal boven mij. Boerenzwaluwtjes neem maar gerust plaats op mijn behaard ruggetje. Jullie zijn daar geluwt genoeg voor, dus niet zo zwaar”.
En zo geschiedde.

Een opvallend groepje begaf zich over de velden, over de plattelands-wegen naar de boerderij van Gimmert de Mortel. De man had een toepas-selijke naam voor deze contreien.
Vreemdgangertje wist inmiddels een plekje langs het veld waar de takjes met van die puntdraadjes er aan hem welgezind waren, zodat hij het veld probleemloos kon verlaten.


Ze bereikten de boerderij en het veld waar Trekje zich bevond. Ook hij was blij verrast hen allemaal tegelijk te zien.
“Wat leuk Vreemdgangertje dat je mij opzoekt tesamen met al jouw gevleugelde vriendjes…hihihihiiiii!” hinnikte hij blij. “Jullie kunnen alle acht inmiddels voortreffelijk vliegen!”, voegde hij daar complimenteus aan toe en keek vergenoegd naar de bevederde lijfjes.
“Dat doen wij hen niet na”, lachte Vreemdgangertje. Daar moesten ze alle-maal om lachen, elk in hun eigen dierenlachje.
“Ik kom namens onze gevleugelde vriendjes”, begon Vreemdgangertje. Toen vertelde hij wat zij van plan waren. Afwisselend vielen de anderen hem bij, zonder zich te bezeren. Hard vielen zij niet.
“Ik vind dit een uitstekend idee van je, Noor. Ik wil jullie daar graag bij helpen”, besloot Trekje nadat iedereen uitgepraat was.
“We gaan meteen tot actie over. Het lijkt mij wijsheid om touw mee te nemen. Dat is een hulpmiddel bedacht door de tweebener meneer T. Ouwvezel. Maarre, weet jij heel zeker dat we dit zonder meer kunnen
halen in de tweebenersnestjesplaats, waar jij het over had, Noor?” vroeg Trekje zekerheidshalve, wiens trekachtige paardenkracht bij dit karwei paardenhard nodig was.
“Dat weet ik héél zeker, omdat onze eigen Pa ook van die tweebeners-even-haal-karweitjes heeft geleverd.
Het schijnt dus geen kwaad te kunnen”, was Noor overtuigend in haar antwoord.
“Dan is het goed!” was Trekje gerustgesteld.
Een paar tweebenersminuten later gingen zij op weg, compleet met opgerold stevig touw.
Noor, Nina, Naud en Nero schommelden heerlijk gezeten op Trekje’s rug, Luwa, Luwte, Luwie en Nora deinden heerlijk opnieuw gezeten op de rug van Vreemdgangertje.

Zij kwamen aan in de tweebenersnestjesplaats wat Noor bedoelde. Zij hadden de blik op recht-vooruit.
Dat leek hen het verstandigst. Dat was dan ook de reden waarom het hen compleet ontging dat tweebeners hen in opperste verbazing nakeken, en waarbij enkelen hun fototoestel gehaast haalden om dit even vast
te leggen.
Menigeen dacht met een circusact van doen te hebben.
Ongestoord doorkruiste het merkwaardige dierengroepje nagenoeg de tweebenersnestjesplaats.
“Stop!!!” riep Noor opeens, “we zijn er!”
“Gelukkig. We kunnen het maar beter snel achter de rug hebben!” vond Nina en ze keek schichtig om haar heen. Op de een of andere manier had zij het gevoel dat er iets niet klopte met wat zij van plan waren.
Maar ze kon er geen pootteentje achterleggen wat het dan wel was.
“We moeten ook snel handelen, want dat doet onze Pa ook altijd!” beklemtoonde Noor.
“Jippieieie….een heus avontuur beleven we nu!” tri-tiette Luwo luidkeels een boerenzwaluwkreetje waardig.
“Dat kun je wel zeggen!” vond ook Vreemdgangertje, en voegde daaraan aan toe: “We moeten goed overleggen hoe we dit met een goede samen-werking snel aanpakken!” was het geschotste laaglandertje wederom heel wijs.
“ Een héél goed overleg!!!” vond Trekje dit ook een bittere noodzaak.
Er vond zich meteen een goed overleg plaats stilstaand voor de ingang van een groot tweebenersnest waar binnen menige douchecabine opge-steld stond, waar menige tweebener achter gekropen was.
Op de voorgevel van het nest stond op een groot bord als tekst in tweebe-nerstekens:
“Badspecialist Baddertje – Uw specialist in badkamers, douchecabine’s en badaccessoires.”
Volkomen onverwachts voor diegene die niet wist wat er ging gebeuren ontstond er een razendsnelle actie!
Trekje stormde trekkend het nest in, gevolgd door Vreemdgangertje. Bij de eerste de beste douchecabine waarvan Noor zei dat dat er eentje was, ontrolde de vier sterke valkjes het touw, en met een lus werd dat om de cabine heen geworpen door zowel de valkjes als de boerenzwaluwen.
Door Trekje en Vreemdgangertje werd de lus aangetrokken.
Ploegend en slepend verlieten Trekje en Vreemdgangertje het nest, met het andere eind touw tussen hun tanden geklemd.
Tijdens dat gesleep werd in het nest menig kraantje, pvc-buisje, bad-kuipje omver gelopen. Een badkuipje gaf een gil. Daarin bleek een tweebener te liggen.
“Optillen!” krijste Trekje een beetje paniekerig. Er was geen gehinnik in te herkennen.
“ Hoe!?” vroeg Naud. Zij zagen ook wel, dat, eenmaal buiten, douchecabi-ne over het plaveisel teveel hobbelde.
“Allemaal het touw om de douchecabine in jullie snavels nemen, optillen en meevliegen!” was Trekje slim.
Zo gezegd, zo gedaan. Dat bleek uitstekend te werken!

Heelhuids kwamen zij op de plaats langs het water wat altijd snel liep, en waar moeke Sterre zich het liefst badderde.
Dankzij opnieuw een perfecte samenwerking werd de douchecabine ge-installeerd.
“Joegheeeeeee…we hebben het voor elkaar. Bedankt allemaal! Ik ga nu héél snel Pa en moeke halen!”
was Noor enorm blij, en weg vloog zij.
Evenzo blij keken de anderen haar na.
Heel snel was Noor terug met Pa en moeke Sterre aan haar zijde.
“Lieve moeke, voor jou. Een echte tweebeners douchecabine waarin jij je voortaan discreet kunt badderen.
Dat heb jij héél erg verdiend, omdat jij ons zo goed verzorgd!” was Noor ontzettend blij. Een warme klank was in haar stem hoorbaar.
“Wat lieffff…gullie zijt zoetekes! Hebben jullie dit samen gedaan!?” vroeg het madammeke aan allemaal enthousiast.
“Samen!” antwoordde Vreemdgangertje.
“Van wie hebben jullie dit geleerd?” vroeg Pa en keek zijn verrukte viertal een beetje bezorgd aan.
“Van jou…hahahaaaaaaa!” schaterde Noor. De anderen lachten toen met haar mee, terwijl Pa van zijn veldboeketje een vleugelpeut kreeg. Toen lachte hij smakelijk met hen mee. Tegen zijn veldboeketje en tegen zijn vier veldbloempjes kon ie nu eenmaal niet op.

De volgende morgen stond het madammeke voor het eerst in douche- cabine zich zingend te badderen.
“Ik houououou….van Hollandddd…!!!”
Nieuwsgierig sloegen de geschotste hoog -en laaglanderds, Trekje, Vreemdgangertje, Noor, Nina, Naud, Nero, Luwa, Luwte, Luwie, Luwo en  Pa haar gade.
Zij zagen haar badderend staan in de douchecabine omwikkeld met vei-ligheidsglas.
ZIJ ZÁGEN HAAR BADDEREN!!!!!?????

Ik heb dit alles vanaf de spottersplaats gevolgd met hij zonder veren. We zaten aan de nieuwe groene tafel met de twee groene banken. Van ver-bazing om datgene wat ik allemaal gezien had, heb ik vergeten om dit
alles te fotograveren. Het is maar goed dat er een tekenpotlood is uitge-vonden door T.E.K.E.N.P. Otlood…….

 

 

Els - 26 juni '08.

--------------------------------------------------------

 

 

Een opvoedkundig lesje.

-------------------------------------------------

 

Deze sage werd geplaatst pal na de Europese Kampioenschappen Voetbal.

Daarmee haalde ons land de finale beslist niet.....

 

------------------------------------------------

 


“Noor, Nero, Naud, Ninaaaaaa….thuis komennnnn!” weerklonk daar de welluidende roep over de groene vlakte van De Mortel. Het was de niet mis te verstane stem van moeke Sterre.
Noor, Nero, Naud en Nina staakten met tegenzin hun spel hoog in de lucht nabij de Toren waar hun thuisnest zich bevond. Ze waren een spelletje buizerdje-pesten aan het doen, met de kindjes van Bui de Buizerd. Bui had het even zonder staart moeten doen omdat Hope en Faith vorig jaar het op Bui’s staart voorzien hadden.
De vier slechtvalkkindjes van dit jaar wilden ook aan zich zelf laten zien dat zij hun thuisnest bovenop de Toren ook goed konden verdedigen. De fa-milie Buizerd moest elk jaar weer opnieuw geleerd worden dat zij niet te dicht bij hun nest mochten komen.
Er restten Noor, Nero, Naud en Nina nog maar één ding; de kindjes van Bui met een bloeddorstige slechvalkblik in de ogen kijken. Dat deden zij dan ook, waarna zij terug keerden naar de Toren waar zowel moeke Sterre als Pa op de dakrand naast het nest hen opwachtten.
Ze landden alle vier keurig naast hen op de grijze dakrand, in de warme stralen van de zomerzon.
“Jullie Paake wil jullie iets uitleggen en met jullie iets gaan ondernemen. Ik ga ook met jullie mee,” legde het madammeke hen uit. De vier slechtvalk-kindjes keken toen van moeke naar Pa.
Pa schraapte gewichtig zijn slechtvalkkeel en zei: “Zoals ik jullie al eerder uitgelegd heb, gaan jullie binnenkort op weg om een eigen nest te gaan zoeken. Veel heb ik jullie al geleerd. Ik wil jullie nog een extra opvoed-kundig lesje geven. Het gaat over de tweebeners van wie wij dit hoge smalle rotsmassief te danken hebben en ons mooie nest. Ik wil aan jullie laten zien hoezeer de tweebeners van ons zijn gaan houden. Je leert hiermee hoe jullie het beste met hen kunt omgaan. Het wordt een praktijklesje. We gaan de tweebener opzoeken”.
“Wat vinden jullie hiervan?” vroeg moeke Sterre hen.
“Een héél goed idee. Leren doe ik graag!” was Nero overtuigend in zijn antwoord. De anderen onderstreepten zijn woorden volledig.
“Om geen schrikreactie’s te veroorzaken bij de tweebeners die ons zo lief zijn, gaan wij met zijn allen incognito. Tweebeners verwachten nu eenmaal niet dat ons soort zo dicht bij hen in de buurt komt,” ging Pa verder.
“Dat weten wij inmiddels, hahahaaaa…,” kon Naud een slechtvalkgrinnikje niet helemaal onderdrukken. Verdere uitleg was niet nodig, denkend aan de laatste actie in de tweebenersnestjesplaats.
“We gaan naar de tweebenersnestjesplaats hier vlakbij waar ik uitsteke-nde incognitospulletjes heb gezien. We vermommen ons daarmee en we gaan direct op pad. Wij zullen met die vermomming op tweebeners lijken omdat ik in de afgelopen tweebenersweken menige tweebener er mee heb zien rond lopen. Eenmaal incognito zullen wij niet vliegen, maar gaan lo-pen!” legde Pa hen verder uit.
“We gaan meteen!” voegde moeke Sterre daar ogenblikkelijk aan toe.

Slechts één tweebenersminuut later vlogen de zes valken van de Toren af. Zij met het ding voor het oog en hij zonder veren keken hen vanaf de puntdraadjesplaats helemaal na.
Pa vloog voorop omdat hij wist waar zij de vermommingen konden halen. Het madammeke besefte dat zij nu opnieuw toestond dat Pa iets ging uitvreten waar zij tot voor kort met schrik in haar slechtvalkenhart toe-stemming voor gaf. Sterker nog zij hielp daar nu volop aan mee! Haar liefde voor Paake, wist zij, was diep, intens en onbegrensd.
“We zijn boven de tweebenersnestjesplaats waar we wezen moeten!”riep Pa plotseling naar hen allemaal. Na die woorden dook hij naar beneden. Ze deden hem allemaal na.
Op , wat de tweebeners een trottwoir noemden, landden zij alle zes. Trottwoir klonk vreemd in dit lage land, hoewel het er allang ingeburgerd was.
Moeke Sterre zag hoe tweebeners het nest invluchtten waar zij nu voor stonden. Ze vond dat helemaal niet gek, want zij waren nog niet incognito.
Het type nest was Pa niet vreemd. Het betrof opnieuw een winkel waar allerlei hebbedingetjes verkocht werden.
Pa sjokte in zijn typisch Pa-loopje naar een groot rond ding, wat een bak werd genoemd.
Pa wees naar de inhoud. Toen wees hij naar boven. Daar bevond zich een bord met tweebenerstekens erop. Pa kon de krant van de tweebeners reeds lezen. De overige tekens van deze soort wist hij inmiddels ook te ontcij-feren.
Opnieuw schraapte hij gewichtig zijn keel. Hij wist dat hij nu een belang-rijke factor was met deze opvoedkundige les. Hij zei: “Op deze plaat staat: 'Opruiming alles moet weg!'
Dat betekent dat wij de tweebener graag een pootje helpen bij het oprui-men. Des te sneller is alles weg.”
“Dus dit mogen wij zomaar meenemen!?” was het madammeke zichtbaar opgelucht.
Het bleek deze keer allemaal niet zo erg te zijn gelukkig!
“Opruimen maarrr…!” lachte Pa die de ongerustheid van zijn borstveertje maar al te goed begrepen had. Zij lieten zich dit niet twee keer zeggen. Binnen enkele tweebenersseconden was de bak nagenoeg leeg! Pa deed ogenblikkelijk aan hen voor wat er mee te moeten doen. Zij deden hem na.
“En nú lopen gelijk een tweebener!” beval hij hen.
“De rest van de spullen, Pa, wat moet daar mee gebeuren?” vroeg Nero hem.
“De rest is voor de tweebeners. Kom!” zei Pa. Hem was niet de fron-sende blikken ontgaan in de winkel van de tweebeners.
Allemaal sjokten zij toen achter Pa aan. Ongestoord verlieten zij de twee-benersnestjesplaats.
“En wat nu, Pa?” vroeg Nina aan hem, die dit allemaal toch maar niks vond. Maar dat durfde ze tegen niemand te zeggen.
“We gaan nu naar een tweebenersnest van hetzelfde soort als waar Luwtje woont en als waar Trekje woont. Kom mee,”antwoordde Pa. Het was dui-delijk aan Pa te merken dat hij wist wat hij deed.


Ze liepen over de landwegen onverdroten verder.
Pa droeg op zijn kop een oranje petje. Moeke Sterre droeg op haar kop een oranje hoedje.
Alle zes hadden zij een oranje sjaal om. Alle zes hadden zij een zonnebril op hun snavel staan, waarvan het montuur oranje van kleur was!
Opeens weerklonk er luid geschreeuw van twee tweebenerkerels. De oranje uitgedoste valken draaiden met hun kop en zagen waar het keelgeluid van dat andere soort vandaan kwam.
“Stelletje idioten, het voetballen is allang afgelopen. We hebben hartstikke verloren! Da’s al erg genoeg!” riep de een met model kleer-kast.
“Jullie doen het erom met die oranje outfit. Stelletje lamballen!” riep de ander met model bierton.
‘Wat is dit eng, PAAAA!!!”riep Nina angstig.
“Lamballen….’k weet wel wat een braakbal is!” klonk het angstig uit Noor’s keel.
“Gewoon doorlopen. Ze denken dat we tweebeners zijn. Mooi zo!” liet Pa zich niet kennen.
Ook hij had in de gaten dat die twee tweebeners van het mannelijke soort hen niet welgezind waren.
“WEG HIER!” riep model kleerkast.
“OPZOUTEN!” riep model bierton.
“Opzouten?” kreunde Naud die het Spaans benauwd kreeg, ook al liep ie onder de Neder landse zon en niet onder de Spaanse. Dat deden hun oudere broers Hope en Faith.
“Zijn dat die fantastische lieve tweebeners, Pa! Ze vallen vies tegen!” riep Nero uit.
“Niet de moed laten zakken veldbloempjes van mij. Gewoon doorlopen!” liet Pa zich niet kisten.
“Dit gaat niet goed, Paake!” fluisterde moeke Sterre in Pa’s oor. Haar woorden waren nog niet koud toen zij alle zes plotseling bekogeld werden met ballen die met de tweebenerspoot gepoot werden! De pootballen waren zilver getint met zwarte vlakken erop.
Pa begon het op een lopen te zetten. Zij deden hem allemaal na. De pootballen waren niet meer te tellen die hen maar bleven aanvallen. Achter hen hoorden zij hoe kleerkast en bierton hen uitlachten. Ze wisten inmid-dels hoe een tweebenerslach klonk. Zij wisten dat het voor hen nu sar-castisch bedoeld was.
Ze bleven hollen. Het gelach achter hen werd zwakker en zwakker. De ballen bereikten hen op een gegeven moment niet meer. Het gevaar was geweken.
“Pa en moeke, kunnen we niet beter naar huis gaan!?” vroeg Nina met een benepen slechtvalkkeelklankje.
“Nee hoor, Nina. We hebben de pech dat we te maken hebben gehad met twee agressieve tweebeners. We zijn bijna bij het tweebenersnest wat ik bedoel. Ik wil jullie van nabij laten zien hoe de tweebener nor-maliter is, zodat jullie hiervan leren, en weten hoe met hen om te gaan!”
was Pa niet af te houden van zijn opvoedkundige praktijkles.
“Zelfs van deze aanvaring hebben jullie geleerd, mijn zoetekes!” wilde moeke haar vier kindjes een oppeppertje geven. Zelf had zij er ook eentje nodig! Ze bemerkte dat Pa niet te vermurwen was.
Ze vervolgden alle zes lopend hun weg.

“We zijn nu waar we wezen moeten!” zei Pa plotseling. Bij een groot tweebenersnest stond hij stil. De anderen schaarden zich rondom hem. Het nest wat voor hen opdoemde leek op het nest waar Luwtje met zijn gezin woonde en leek op het nest van Gimmert de Mortel waar Trekje woonde.
‘Kom maar mee,” voegde Pa daaraan toe.
Met zijn allen betraden zij het erf van het nest.
“KNORRR…IEIEIEIEIEKKKK….KNORRRR….!!!” klonk daar opeens een luid gekrijs. Het kwam deze keer niet van een tweebener maar van een rôze vierpoter die in de modder achter een hek van takken stond. De rôze vierpoter keek hen met een woeste blik aan. Het vreemd uitziende
soort bezat een grote neus met grote neusgaten. Het had aan de ach-terkant een raar gekruld dingetje zitten op het eind van het rôze ruggetje.
“KNORRRR….IEIEIEIEIEKKKKK….KNORRR!!!”krijste het weer. Pa stapte op het hek af. Noor, Nina, Nero en Naud schaarden zich gedwee achter hem. Moeke Sterre wilde dat ook graag doen, maar voor haar was geen plek meer. Ze stond oog in oog met dat gevaarlijk uitziende soort voor haar.
“Hallo, ik ben Pa, en wij zijn slechtvalken,”stelde Pa hen aan het rôse soort voor.
“Knorrr….dat vreesde ik al….Knorrr!” klonk het onvriendelijk uit dat rôze keeltje.
“Wie ben jij?” vroeg Pa met een rustige slechtvalkkeelklank. Hij was duidelijk niet bang van dit vreemdsoortig typje.
“Knorrr…ik ben Pinky….een varken….Maar jullie kunnen beter weggaan…Knorrr!” klonk het antwoord van Pinky kwaadaardig. Het klonk niet alleen zo, maar hij was ook kwaad van zinne! Slechte valken duldde het rôze varken bij hem thuis niet!
“Waar is de tweebener?” vroeg Pa hem. Hij bleef vriendelijk. Hij liet zich niet van de wijs brengen.
“Knorrr…die is in de keuken…jullie kunnen beter GAAN….KNORRR!!!” knorde Pinky kwaad.
“Wat is een keuken?” fluisterde Nina met een slechtvalkangstig keelklankje.
“Dat is een ruimte in hun nest,”antwoordde Pa. Hij wilde nu eenmaal van nabij oog in oog komen te staan met de tweebener. Hij had een opvoedkundige praktijkles te gaan voor zijn vier veldbloempjes.
Opeens kreeg hij een vleugelpeutje van Nero. Pa keek hem aan.
“Kijk eens daar naar!” verzocht Nero hem. Pa keek naar de richting welke Nero hem verzocht.
Zij deden dat toen allemaal. Op het einde van het erf zagen zij op hoge stammen een bouwsel staan waar het een en al bedrijvigheid was van goed gevulde geduifde prooitjes! De tweebeners noemden dit bouwsel een duiventil. Pinky zag de blikken van deze slechte valken en waar die op gericht waren!
“KNORRR….IEIEIEIEIEKKKK…..KNORRRR!!!” krijste hij opnieuw. Die valken bleven met hun poten van de duifjes af!!!
“Wat moet dat HIERRR!!!” bulderde er opeens een tweebenersstem achter de valken. De valken keken om.
“Knorrr…hier hébben jullie de tweebener….hahahaaaaaa….Knorrr!” lachte Pinky uit pure leed
vermaak. De valken zagen een tweebenerskerel die wijdbeens bij diens nest stond. Hij had een ding bij het oog wat er nogal gevaarlijk uit zag, en wat op hen gericht was!
“WEG HIERRRR! MAAK DAT JULLIE WEG KOMEN! JULLIE JATTEN MIJN DUIVEN NIETTT!!! WEGGG!!!" bulderde de tweebener opnieuw.
Plotseling vlogen er onder luid kabaal geen pootballen maar knalballetjes om de slechtvalkoren.
De valken krijsten plotseling van angst. De knalballetjes kwamen knallend uit dat ding voor het tweebenersoog.
“Is dit klei-duiven schieten!?” gilde Nina onnozel van angst.
“Veel erger!!! WEG HIER!!!”krijste moeke en zette het op een lopen.
“Knorrr….hahaaaaaaa…Knorrr!!!” gierde Pinky het uit van de pret. Pa keek naar de tweebener die er steeds gevaarlijker uit begon te zien. Het ding voor diens oog heette een jachtgeweer.
De knalballetjes werden kogels genoemd. Het zag er allemaal gevaarlijk uit en was het dat ook.
Ze voelden de knalballetjes langs hun oren suizen en hun veren schampen!
“WEGGGG!!!” gilde ook Pa en begon strompelend zijn veldboeketje achterna te hollen.
“Zijn dit nu die aardige tweebeners?!” gilde Naud en begon ook te hollen, evenals de anderen.
“Lieve tweebeners. Daar kunnen we nog iets van leren! HA!” hijgde Noor. Pa ontging het sarcasme van die twee niet. Het kwam zijn ego niet ten goede.
“We zijn slechtvalken….GEEN TWEEBENERS!!! VLIEGGGGENNNN!!!” schreeuwde moeke Sterre en ze vloog meteen omhoog. Haar oranje sjaal wapperde met haar mee.
“Verrek…..natúúrlijk!” weerklonk het wat grof uit Naud’s keel. Alle vijf vlogen zij in een pijlsnel tempo moeke Sterre achterna. Het was het tempo waar zij zo beroemd om waren.
Het gevaar lieten zij achter zich.

Hijgend van inspanning en van angst kwamen zij met een klap op de rand van het dak neer, naast hun thuisnest bovenop de Toren. Ze hadden tijd nodig om op adem te komen.
“Hebben we hier nu iets van geleerd, Pa!?” durfde Nero als eerste de pijnlijke stilte te verbreken. Pa gaf zich niet verloren en antwoordde: “Jullie hebben vandaag hier heel wat van geleerd!”
Hij gaf een emotioneel slechtvalkzuchtje vanwege hun angstige avontuur wat zij zojuist achter zich hadden liggen. Toen vervolgde hij: “Er zijn kwade en er zijn goede tweebeners! Dát hebben jullie hiervan geleerd!”
Moeke Sterre keek Pa met een schuin slechtvalkoogje aan, maar hield wijselijk haar snavel.
“Zij met dat ding voor het oog, wat níet gevaarlijk is, en die daar altijd beneden staat, wijst naar boven!” riep Nina plotseling uit. Toen zagen de anderen dat ook. Ze keken het wijspootje achterna van zij met dat ding voor het oog.
Op het platte dak nabij de grootste antenne stond tot hun grote verbazing een breed zwart getint scherm. Een heel mooi en tweebenersmodern teeveegeval! Op het scherm zagen zij tweebeners bezig die vier donzige mini slechtvalkjes elk een ringetje gaven. Zij zagen hoe die vier donsjes liefdevol door die tweebeners terug geplaatst werden in hun nest. Het was in HUN EIGEN NEST! Het waren beelden van hun zelf!
Ze werden er allemaal stil van. Pa onderbrak die en zei ontroerd: ”Zij met het ding voor het oog heeft ons een modern teeveescherm gegeven. Van ontroering zeg ik geen televisie want dat heeft een moeilijk klankje nu. Daarop kunnen wij voortaan zien hoe goed de tweebeners voor ons
zijn!”
“Dit zijn goede tweebeners, hé Pa!” klonk het opgelucht uit Nina’s slechtvalkkeeltje.
“Ja, veldbloempje van me, HELE GOEDE!” bevestigde Pa. Hij zwaaide met zijn vleugel naar beneden. Zij met het ding voor het oog zwaaide terug.
“We hebben héél veel geleerd, Pa! Dank je wel!” bedankte Nina hem.

Ik hoop dat de grote “MEDIA”een “MARKT” heeft die groot genoeg is, zodat men vanwege hun massa er niet achter komt waar dit scherm gbleven is. Ik had even geen centen om af te rekenen, omdat ik, omwille van deze schitterende valken, zo snel mogelijk met het scherm hier
terug wilde zijn, om hen maar al te graag meteen met dit opvoedkundig lesje te kunnen helpen.
Betalen doe ik die markt morgen wel…..

 

 

Els - 7 juli '08.

--------------------------------------------------------

 

 

Een vreugdevolle ontmoeting.

 

 

Allevier voelden zij het. De dag naderde waarop zij voorgoed het ouderlijk nest gingen verlaten.
Hun tochten nu voerden hen hoe langer hoe verder weg, waarbij zij ook langer van huis bleven.
Groot was dan ook de vreugde van Nina, Noor, Nero en Naud toen er een brief, niet op een deurmat, maar op de plaat met gaatjes neer viel, gebracht door de post-andescondor.
Pa maakte ogenblikkelijk de enveloppe open waar de brief in zat. Hij herkende ogenblikkelijk het pootschrift in slechtvalktekens van zowel Hope als Faith.
Moeke Sterre keek over Paake’s bevederde schouder heen.
“De brief is van mijn twee morteltjes Hope en Faith!” riep Pa blij uit.
“O, lees voor, Pa!” riep Noor blij uit.
“Doe ik. Daar gaat ie dan:

 

“Hallo Pa, moeke Sterre, Noor, Nina, Naud en Nero.

Wij maken het uitstekend hier in wat de tweebeners Spanje noemen.
Verder heet het hier Costa del Sol.
We weten inmiddels dat het jullie ook erg goed gaat. We weten ook dat
jullie viertjes Noor, Nina, Naud en Nero hoe langer hoe meer op de wie
ken gaan, en hoe langer hoe meer verdere vluchten maken.
We weten ook dat dit oefenvluchten zijn voor jullie definitieve vertrek.
Wij nodigen jullie allevier uit om bij ons te komen logeren, voordat jullie
afscheid nemen van Pa en moeke Sterre.
Jullie zien tevens hoe wij hier leven en leren om op eigen poten te staan
om over één tweebenersjaartje elk onze eigen weg te gaan om een eigen
gezinnetje te gaan stichten.
Jullie viertjes leren ook iets van ons leven wat wij hier nu hebben.

Graag zien wij jullie komst een dezer tweebenersdagen tegemoet!

Valkenknuffels aan Pa en moeke Sterre en aan Noor, Nina, Naud en Nero,
van Hope en Faith.”

 

“Wat zijn zij al volwassen!” merkte Pa geroerd op na de laatste woorden van de brief.
“Mogen we Pa?” vroeg Nero.
“Natuurlijk, mijn veldbloempjes. Jullie valkeninstinct wijst jullie de weg. Morgenvroeg mogen jullie viertjes vertrekken. Wat zeg jij ervan, mijn veldboeketje?”
“Maar wát graag zeg ik ook "ja" . Mijn zoetekes, jullie leren hier héél veel van, “ was het madammeke ook verrukt hierover.

De volgende morgen onder een aangenaam zomerzonnetje stonden Nero, Nina, Noor en Naud op de dakrand van de Toren in de slechtvalkstart-blokken.
Ze kregen enkele ouderlijke instructie’s van Pa en van moeke Sterre.
Toen kon de verre reis beginnen. Noor, Nina, Naud en Nero werden nagezwaaid met een van de mooie vleugels van Pa en moeke.
“Joeheieieiei….!” riep Nero verrukt uit bij deze bijzondere onderneming, nadat zij aan de lange slechtvalk-Spanje-vlucht begonnen waren.
“Altijd zuid aanhouden, daar waar het steeds warmer wordt!” beklemtoonde Nina nog eens, denkend aan de woorden van Pa en moeke. Het woord “zuid” was een tweenenerwoord, maar wel noodzakelijk voor hun slechtvalkeninstinct!
Ze vlogen en dartelden daar hoog in de lucht vanwege de vreugde waar-mee zij allevier behept waren. Feilloos hielden zij de juiste koers aan. Hun snelheid was enorm. Een vliegtuig kon deze snelheid wat zij nu bezaten bijna niet evenaren. Zij voelden dat het steeds warmer werd.
“Hoe weten we nu welk plekje Costa del Sol heet?” vroeg Noor plotseling toen zij voelden dat zij in het gebied Spanje waren.
“We moeten niet de stoeprand in de gaten houden, maar de rand van het land. Dat is de kust en costa in de Spaanse rollende “r” tweebe-nerstaal,” bleek Naud heel wijs te zijn.
“Hoe weet jij dat allemaal en wat is een stoeprandje?” vroeg Nero zich af.
“Ik weet dit omdat wij allemaal een tweebeners-tik hebben, net als Pa. Wij hebben hen dan ook al menig tikje gegeven. Denk maar aan die douchecabine, aan die gekleurde outfit wat oranjegekte betekent en aan nog veel meer dingetjes, hihihiiii….!” gniffelde Naud, en liet daar op-volgen: “En met die douchecabine en die oranjegekte hebben we met stoeprandjes te maken gehad….Daar is de kust!
Nu goed opletten op een gebouw wat” Hotel Costaatje” heet. Daar wonen onze broers!” riep tenslotte Naud uit.
Met hun goed speurende ogen keken zij allevier oplettend naar beneden. De Costa hadden ze reeds onder zich. Nu nog de Sol en dat hotel.
“Jaaaa…jippieieieie…!” riep Noor plotseling uit. De drie anderen zagen het toen ook. Op een hoog grijs nest langs de costa en langs het enorme grote water, en op de rand van een Spaans nestjestweebenersplaats zagen zij onder de brandende Spaanse zon twee wild zwaaiende slechtvalken bovenop het nestdak staan. De zon was enorm heet. Je kreeg het er haast Spaans-benauwd van.
De vier valken wisten nu ook meteen wat Sol was.
Alle vier doken zij naar beneden.

Bovenop het dak van een log, hoog grijs gebouw vielen zes slechtvalken van blijdschap in elkaars vleugels.
Het valkengekrijs was van de lucht en voor elkaar. Hier was zonder meer sprake van een vreugdevolle ontmoeting en een fantastisch slechtvalkonderonsje!
Er ontstond daarop een conversatie door elkaar heen wat bijna niet te volgen was.
Toen de eerste vreugde van dit samenzijn voorbij was, waren zij weer goed te volgen.
“Ook al wonen wij hier voorlopig heel tevreden, toch is er iets waar wij graag jullie mening over willen horen. Beloof ons, om niets tegen Pa en moeke te zeggen. Zij zouden zich ogenblikkelijk grote zorgen maken!” was Hope plotseling heel ernstig.
Zijn jongere broertjes en zusjes keken hem meteen zorgelijk aan.
“Vertel!” was Noor ook en en al oor.
“Wij zijn niet zo geliefd hier!” was Hope héél duidelijk.
“Niet geliefd hier? Hoe dat zo?” was Nina verbaasd.
“Jullie zijn toch tevreden hier!” herhaalde Nero Hope’s woorden.
“Klopt. Maar daarnaast zijn we niet echt geliefd bij de tweebeners. Zij beseffen hier niet hoezeer wij van hen houden, en hoeveel wij van hen afweten!” toonde Faith aan hen hun verdriet.
“Hoe komt het dan dat jullie bij de tweebeners hier niet zo geliefd zijn?” vroeg Noor hen.
“Omdat wij hier er een kakzooitje van maken omdat het een kakhotel is, en wij in deze plaats weleens spulletjes van hen lenen,” was Hope overduidelijk in zijn antwoord.
“Lenen!” beklemtoonde Nero.
“Juist!” bevestigde Faith.
“Wij lenen ook al veel van de tweebeners bij ons. Toch zijn wij er geliefd. De plaats met die puntdraadjes en met dat zitdingetje wordt voller en voller. Er zijn zelfs zitdingetjes bij geplaatst,” liet Nina hen weten.
“Over lenen gesproken: ik kríjg me toch een lumineus idee!” riep Nero plotseling uit.
“Wat dan!?” riepen ze allemaal uit.
“Als wij nu eens van die gewebte cammetjes gaan lenen van de tweebe-ners? Zij kunnen dan ook hier zien hoe jullie leven. Net als bij ons vallen zij dan vast en zeker als een tweebenersblokje voor jullie!” Nero straalde bij zijn eigen idee.
“Geweldig!”, “Fantastisch!”, “Schitterend!”, “Doen we!” weerklonk het van alle kanten daarboven op het dak van het kakhotel.
Zij vormden ogenblikkelijk een slechtvalkkringetje om te bespreken hoe de koe direct bij de horens te pakken, ook al ging het om webcammetjes die nog nooit van horens hadden gehoord.
Plotseling vlogen zij alle zes op, om zich in de tweebenersnestjesplaats te gaan begeven.

Het wemelde in de tweebenersnestjesplaats van schaars geklede twee-beners. De valken stoorden zich daar nu even niet aan, hoe lelijk zij die kale niet bevederde soort ook vonden.
Noor, Nina, Nero en Naud wisten inmiddels hoe een modern tweebeners-teeveescherm eruit zag.
Hope en Faith wisten hoe een klein teeveetoestel eruit zag. Alle zes wisten ze hoe een gewebt cammetje eruit zag!
Het nest die zulks in het nest had staan, wat etalage genoemd werd door de tweebeners, was dan ook snel gevonden.
In de etalage van de nestwinkel zagen zij ook de cams! Ze vlogen in cirkels hun verkenningsrondjes.
“Het is een kwestie van in dat nest te duiken, en dan achter die doorzich-tige plaat zo’n cam te pakken zien te krijgen!” beredeneerde Faith.
“Precies! Het is mijn idee, dus ik offer me op!” was Nero zeker van de zaak.
“Weet je dit héél zeker?!” vroeg Hope hem.
“Héél zeker! Iemand van ons moet het toch doen!” was een duidelijk slechtvalklogicaatje van Nero.
“Wij beschermen jou!” zei Hope broederlijk.
“”Ga maar! zei Faith.
Nero dook peilsnel naar beneden. Ze zagen hoe hij in een grote zwenkende bocht het nest in dook. Ze hoorden tweebenersgegil. Het geluid klonk bij elk van hen inmiddels bekend in de oren, dus hoefden zij zich daaraan ook niet te storen.
Ze zagen dat Nero al heel snel het nest vliegend verliet, nadat hij een duikeltje in de etalage had gemaakt. Ze hoorden hem tot hun grote ver-bazing in tweebenerstaal zeggen: “Wij lenen dit alleen maar. MEER NIET! HET KOMT JULLIE TEN GOEDE!” En weg was hij.
Alle zes vlogen zij terug naar het kakhotel, terwijl Nero de cam die nog niet gewebt was in een van zijn twee poten had geklemd.
Bovenop het dak van dit hoge, logge gebouw stond ook een antenne. Het was rakelings langs de dakrand af. Daar plaatsten zij de cam, en bonden het snoer wat aan de cam bungelde aan de antenne.
“Hopelijk wordt er nu een verbinding tot stand gebracht. Nu gaan wij een siësta houden!” pufte Hope van de inspanning en van de spanning.
Daarna was het goed prooitjes eten daarboven op dat dak.

De volgende morgen, na de eerste logeernacht van de vier kindjes van Pa en Moeke Sterre bij hun twee oudere broers in het verre Spanje, hoopten zij alle zes dat er een gewebte verbinding tot stand was gebracht. Er was maar één manier om daar achter te komen, wist Hope.
Daarom belandden Noor, Nina, Nero en Naud in een venster van de bovenste verdieping van het nest. Daarop volgend deden zij dit van venster naar venster op de verdiepingen daar weer onder. En waar zij via zo’n venster ook naar binnen keken, zagen zij hoe tweebeners zich vergaapten aan het teeveescherm van hun hotelkamer, zoals zo’n ruimte in tweebe-nerstaal heette.
Op het scherm zagen ook de vier valken hoe Hope en Faith rondvlogen nabij de dakrand van het gekakte hotel, en feilloos telkens op die rand neerstreken. Ze zagen de verrukte gezichten van de tweebeners bij het zien van deze spectaculaire beelden.
Noor, Nina, Naud en Nero wisten niet hoe vlug zij zelf weer op het dak terug wilden. Ook al wisten zij dat niet, ze kwamen er wel en konden met veel vreugde vertellen aan Hope en Faith dat de cams gewebt waren!
Enkele dagen later zagen zij hoe tweebeners op zitdingetjes met van die dingetjes voor het oog naar boven tuurden. Zij zagen hoe voor de nestwinkel de eigenaar tweebenersreclame maakte voor webcams en fototoestellen, zoals die dingetjes in tweebenerstaal heetten!
Een teeveescherm was voor de nestgevel geplaatst en liet de beelden van Hope en Faith ook zien.
MISSIE GESLAAGD!

Na één tweebenersweekje namen Hope en Faith weer afscheid van hun geliefde broertjes en zusjes, in de wetenschap hoezeer zij van elkaar hielden. Dat was ook de reden waarom deze twee zo goed geholpen waren door deze vier mooie kindjes van Pa en moeke Sterre.
Het afscheid viel niet echt zwaar, omdat Nina, Noor, Nero en Naud beloofden bij hen aan te komen vliegen als zij allevier voorgoed op de wieken gingen. Zij beloofden Hope en Faith om aan Pa en moeke door te geven of zij in de wintertijd bij hen op Spaanse visite wilden komen, voordat Hope en Faith zelf voorgoed deze plaats gingen verlaten, om een eigen gezin elders te gaan stichten. Allemaal wisten zij dat Pa en moeke dit vast zouden gaan doen.
Noor, Nina, Naud en Nero verlieten het kakhotel, hoewel dat nu niet meer zo voelde, met een duidelijk Tot Ziens en met een aandenken voor hun zelf en voor hun ouders in de poten geklemd.
Zij wisten dat ook voor hen het afscheid van hun ouders nabij was.

Ik zag hen allevier, samen met hij zonder veren, terugkeren op de Toren. Ik zag aan het souvenier waar ze naar toe waren geweest. In hun poten hadden zij in totaal zes beeldjes geklemd.
Het was de beeltenis van de slechtvalk op een rode lap met een stier-afbeelding erop, met onder het sokkeltje de tekst “Made in Taiwan”, waar dat dan ook, volgens de valken, in Spanje mocht liggen…..

 

 

Els 22 juli '08.

---------------------------------------------------------

 

 

--------------------------------------------------------------

 

HALLO  MEDE-WONDERE WERELD SLECHTVALKGENIETERS.

Zo zachtjes aan gaan de vier jonge valken vertrekken.
Telkens worden er twee van de vier gezien.
Ook Sjef en ik zagen er twee.

De Slechtvalksage kent daarom een toepasselijk afscheids-
verhaal van de vier prachtige jongen van Pa en S2 , hun eer-
ste nest samen.....

VEEL LEESPLEZIER.....

 

--------------------------------------------------------------

 

 

Een feestelijk etentje.

 


Onder een warme zomerzon zat ik naast Sjef op de spottersplaats op het bengske te genieten van de valken hoog boven ons in de lucht.
We wisten dat het moment daar was dat Noor, Nina, Naud en Nero afscheid zouden gaan nemen van Pa en moeke Sterre.
Ik zat daar op het bengske met een weemoedig gevoel. Ik wist immers dat ook wij tweebeners afscheid van deze vier prachtige jonge valken moesten gaan nemen!
Hoog in de strakblauwe lucht cirkelden de zes valken speels om elkaar heen. Ze lieten zich meevoeren op de thermiek. Ze sloegen met hun vleugels om plezierige buiteltjes om elkaar heen te kunnen maken en om elkaar speels met de poten aan te raken. Ze riepen juichend naar el-
kaar.
Sjef en ik wisten ons temidden van de mooie valken. Zij lieten aan ons hun vliegkunsten zien.
Zij lieten aan ons hun keelgeluiden horen.
Alsof het afgesproken werk was, belandden zij vervolgens gelijktijdig alle zes op de dakrand van de Toren tussen de webcam en de nestkast in. Het leek of ze hiermee wilden zeggen tegen alle tweebeners-valkenvrienden: nu kunnen jullie ons alle zes via de cam tegelijkertijd gadeslaan.
Sjef en ik keken via onze verrekijkers naar de valken op de dakrand.
Wat een prachtig valkengezin! En dit was te danken aan een heel mooi vruchtbaar broedseizoen wat nu afgesloten zou worden!
Tot onze verbazing, alsof het weer afgesproken werk was, doken alle zes de valken weer tegelijk van de Toren af. Gezamenlijk doken zij naar beneden met een zwenking naar de spottersplaats. Voordat we het goed en wel beseften wat er gebeurde, zaten zij alle zes plotseling rondom ons in het gras!
Overdonderend keken Sjef en ik naar de zes prachtige vogels bij onze beschoende voeten.
Met ontzag bekeek je hun felle koppen, met die doordringende ogen en de krachtige vormgeving van de snavel. Je keek met bewondering naar hun schitterende verenpak waaraan elk veertje op de juiste plek zat!
Een valk trad naar voren.
“Hallo, ik ben Pa. Maar jullie herkennen mij vast!” zei Pa plotseling tegen ons beiden.
“Ja hoor. Ik herken jullie alle zes!” lachte ik blij vanwege dit unieke en bijzondere moment wat ons ten deel viel. Zonder het te beseffen ver-stond ik de valkentaal. Aan Sjef’s gelaatsuitdrukking te zien, verstond hij ze ook! Wellicht vonden Pa en de anderen dit fenomeen maar heel gewoon. Zij hadden immers al heel wat buitengewone tweebeners-momenten beleefd!
“Jullie weten dat onze veldbloempjes nu gaan vertrekken,” sprak Pa ver-der. Sjef en ik knikten.
“Daarom lijkt het ons een goed idee om aan dat zitdingetje met hetzelfde kleurtje als dit veld een soort van afscheidsetentje voor jullie te geven. Jij bent voor ons zij met het ding voor het oog en jij bent voor ons hij zonder veren die ons altijd liefdevol gadeslaan. Jullie ver-dienen het om met ons een dergelijke maaltijd te nuttigen. Allebei houden jullie evenveel van onze vier veldbloempjes als mijn veldboeketje en ik. Ik beschouw het zelfs als een feestelijk etentje om dit met jullie gezamenlijk te kunnen doen!”
Er viel een ogenblik een grote stilte. De ogen van mij en Sjef prikten. We voelden opwellende tranen van ontroering bij dit mooie aanbod.
“Eh….lieve Pa, waar had je aan gedacht? Wij tweebeners kennen heel veel soorten prooitjes voorbereid en al!”zei Sjef.
“Dat weet ons Paake maar al te goed!” lachte moeke Sterre. Haar rond-borstige blonde veertjes wapperden er vrolijk van.
“Wij pakken wat wij lekker vinden en jullie pakken wat jullie lekker vinden!” stelde Pa practisch voor.
“Ik wil graag een feestelijk prooitje geduifd, Pa!”giechelde Noor. “Ik ook!” “Ja, ik ook!”
“Oef ja, altijd feestelijk lekker!” kakelden de jonge valken vrolijk door elkaar heen, alsof zij gekipt leken.
“Okee, dan nemen wij alle zes een geduifd prooitje, mijn zoetekes!”grinnik-

te het madammeke.
“Ik heb een erg goed idee hoe we dit alles het beste kunnen aanpakken!” bracht ik naar voren.
Ik dacht meteen aan de al dan niet incognitostunts wat Pa maar al te graag uitvoerde. Dat moest ik voor zien te blijven. Ik zag mij zelf geen lekkere dingetjes oppeuzelen wat ik even geleend had!
“Hoe wil je het aanpakken, zij nu zonder het ding voor het oog, Els?” vroeg Pa met een slechtvalkolijk lachje, omdat zij allen immers wisten dat zij met het ding veelal voor het oog Els heet te en dat hij zonder veren Sjef heette.
“Hier in het dorp De Mortel wat jullie een tweebenersnestjesplaats noemen is een nest, dat wij een winkel noemen. Alles is daar “Troef”. Het lijkt welhaast op een markt. Je kunt er zelfs gezellig koffie drinken. ” begon ik hen uit te leggen.
“Koffie?” vroeg Nina.
“Dat is een drankje wat wij tweebeners lekker vinden,” maakte Sjef Nina duidelijk.
“O, dát is dus koffie,” was Nina tevreden met het antwoord.
“In de winkel”, legde ik hen verder uit, “ kunnen we het nodige kopen. Ook geduifde prooitjes.
Deze getroefde winkel is helemaal ingesteld op de wensen van elke klant hier in de regio. Ik weet dat jullie geen centjes hebben om mee te betalen. Dat doen Sjef en ik voor jullie. Dan trakteren we elkaar. Ik vind het fantástisch dat jullie voor ons dit gebaar willen maken!” Ik glunderde bij dit voorstel.
“Centjes!” zuchtte Nina bij weer zo’n moeilijk tweebenerswoord.
“Ja, je weet wel, wat wij dus niet hebben en waarom wij het een en ander in zo’n tweebenersnest vaak van de tweebeners hebben geleend!” legde Naud zijn zusje uit, die wel het woord kende. Hij liet er een schalks slechtvalklachje op volgen.
“Ik stel voor dat ik dit samen met jou Els te poot ga lenen…eh….kopen. Zoeken we samen al het lekkers in die markt uit. We laten ons er niet aftroeven, maar we laten ons zelf daar even lekker verwennen!” besloot Pa. Zijn stem bezat ook een slechtvalkschalkje net zoals bij zijn zoon Naud.
“Je zult incognito moeten!” zei het practische madammeke moeke Ster-re.
“Klopt!” was Pa het met haar eens, en voegde daaraan toe: “Bij elke actie van mij op de grond is incognito gaan geen overbodige luxe!”
“Hoe doe je dat zo gauw!?” kreunde Nina. Ze zag weer allerlei moeilijke leencapriolen van haar Pa voor zich, om incognito te kunnen gaan! Het lenen had meer weg van jatten, wat dat dan ook inhield. Het klonk in ieder geval of zij dicht bij de waarheid zat!
“Moment!” riep Sjef. Ogenblikkelijk stond hij op, liep van de spotters-plaats af, rommelde wat in onze auto die langs de weg stond, en kwam snel weer terug. Nee, geen leenactiviteitje nu! Dat vond hij, dat vond ik in dit geval helemaal niks.
Op Pa’s kop zette Sjef een zwart petje. Om Pa’s hals knoopte hij een zakdoek met de strijkvouwen er nog in.
“Dank je wel!....Eh….Sjef….waarom heb jij geen veren!?” knalde opeens Pa’s vraag in Sjef’s oren. Sjef grinnikte en antwoordde: “Omdat ik die nooit gehad heb!” het antwoord viel onder de categorie gewiekst.
Pa was tevreden met het antwoord!
“We lopen nu naar dat troefnest”, besloot Pa en keek daarbij mij aan.
“Doen we!” zei ik en ik stond meteen van het bengske op. Samen met Pa verliet ik de spottersplaats die bakte in de warme zon.
“Ik hou de valkjes wel even gezelschap!”riep Sjef ons na.

Daar liep ik dan. Wie had ooit kunnen denken dat ik over de Hemels-bleekweg zou lopen met een slechtvalk aan mijn zijde die een pet droeg 
  en een zakdoek als sjaal om geknoopt had van Sjef! Telkens moest ik vol ongeloof naar Pa kijken. Daarnaast had ik nog niet eerder het geluk gehad de valken van zo nabij zo goed te kunnen bekijken. Mijn bewondering was al zo groot voor deze vogels, maar mijn bewondering werd nu alleen maar groter! Wat is een slechtvalk een schitterende roofvogel. Wat een sterk karakter bezaten zij!
“Jij was erbij hé, toen Ma, mijn morteltje, moest vechten voor haar leven met moeke Sterre!”begon Pa opeens.
“Eh…ja,” antwoordde ik met een hakkeltje, omdat voor ons een autobestuurder bijna de sloot inreed bij het zien van mij met de aangeklede roofvogel! Ik concentreerde me op Pa’s opmerking.
“Tja, die dag bracht ook voor mij een ommekeer in mijn valkenliefde voor jullie! Dat gevoel werd vanaf die dag alleen maar groter en intenser. Allemaal houden we ontzettend veel van Ma!” zei ik geroerd.
“Dat weet ik….Els. Ik wist op die dag dat ik haar ging verliezen. Ik wist ook dat het madammeke mijn nieuwe vrouwtje werd!” legde Pa mij uit. Ik knikte begrijpend. Ik zei hem maar niet dat ik dat al vermoedde. Ik zei hem ook niet dat de natuur hard kon zijn, niet wreed. Mensen konden
wreed zijn. Het is de enigste soort die zich soms teveel liet leiden door allerlei denkpatronen wat niet altijd de mens sierde. Pa zou er maar verdrietig om worden. En dat wilde ik niet.


We liepen het dorp De Mortel in. Ik had daar tegenop gezien. Maar wie “A” zegt moet ook “B”
zeggen! Dus liep ik met Pa aan mijn zijde verder.
Links van ons viel iemand van verbazing van diens fiets. De jonge berijder zag mij met Pa.
De beste houding van mij was om te doen alsof het de normaalste gang van zaken was te lopen in gezelschap van een aangeklede slechtvalk! En toch, ik kon nauwelijks een lach onderdrukken toen de fietser gehaast overeind krabbelde en het op een lopen zette met de fiets aan de hand, met het nodige gegil.
“Ik kan beter fietsen!” giechelde Pa. Toen proestte ik het uit.
Hoe meer we de winkel naderden, hoe meer mensen we tegen kwamen, hoe meer angstig gegil we hoorden. Ik was dat niet gewend. Pa liep onge-stoord verder met zij typisch Pa-strompeltje. Hij was het allemaal al lang en breed gewend!
Gelukkig, we waren er! De deur van de winkel stond wagenwijd uitnodi-gend open. Op een uitgeklapt reclamebord dat op het trottwoir stond voor de winkel werden zoals gewoonlijk de appelflappen smakelijk aangeprezen die men er onder andere verkocht.
Alsof ook dit de gewoonste zaak van de wereld was, ik had geen keus, omdat ik niet iets anders kon verzinnen, stapte ik met Pa de winkel binnen. Ik pakte een winkelmandje. Een oude vrouw achter een rollator liet aan mij zien toch nog een uitstekende koprol te kunnen maken met enthousiast gegil daarbij!
Een jonge kerel van bijna twee meter lang rende plotseling met een lengte van één meter de winkel uit.
Een jonge blonde dame met schoenen met naaldhakken had spijt naalden als hakken te hebben!
Een oude man vergat dat hij een kunstgebit had. Hij zette zijn tanden in het handvat van zijn winkelwagentje omdat hij wild zwaaiend met zijn armen de winkel verliet. Gillen kon hij eventjes niet! Hij wist niet dat ie nog zó hard rennen kon!
Ik was blind voor dit alles, omdat ik nu eenmaal besloten had te vinden dat het lopen met een aangeklede slechtvalk de normaalste zaak van de wereld was! Ik snapte daarom niet waarom ik dit allemaal wél gezien had!
In het vriesvak pakte ik zes verpakte geplukte duivenprooitjes. In de koe-ling pakte ik zes flesjes met bronwater erin. Pa knikte tevreden.
Voor Sjef en mij pakte ik twee bakjes met daarin elk een gekruid voor-gebakken kippenboutje met een sausje erover heen. In de koeling pakte ik voor Sjef en mij twee blikjes frisdrank. In een schap pakte ik voor Sjef en mij wegwerpbestek.
We liepen naar de kassa en ik pakte mijn portemonee uit het tasje wat ik bij me had.
Niet eerder stond ik zó snel weer buiten een winkel! Ik wist nauwelijks wat ons overkomen was! Ik kon mij ook niet herinneren dat ik bij de kassiére afgerekend had. Ik herinner mij wel de ijselijke gil van de kassiére.
We liepen het dorp De Mortel uit en sloegen eindelijk rechtsaf de Hemelsbleekweg weer op.
Ik had het samen met Pa Slechtvalk volbracht!

Aan de groene tafel gezeten met de groene verankerde banken zaten we heerlijk te genieten van dit feestelijke etentje. De valken kwebbelden er lustig op los, terwijl we genoeglijk van het lekkers aten.
Opeens tikte Sjef mij op mijn arm. Hij zat links naast mij.
“Er zit nog net zoveel geld in onze portemonee als….,” ….. “SSSSSSTTTT…!!!” siste ik.
Sjef hield wijselijk zijn mond en at weer smakelijk verder.

Na een uurtje van heerlijk tafelen was alles opgepeuzeld. Het afval werd door mij keurig in de afvalbak gedaan. Het moment was aangebroken dat Sjef en ik afscheid moesten gaan nemen van de vier prachtige valken-kinderen van Pa en moeke Sterre!
Door het gezellig tafelen wisten we nu van Pa dat alle geleende spulle-tjes van de tweebeners weer terug gebracht waren. Zelfs de douche-cabine. Het madammeke baadde zich voortaan in een meertje verderop waar zij alle privacy had wat zij nodig had. Pa vertrouwde mij toe
dat de koeienbel in de nestkast bleef en dat het ringetje in het ukkie-hoekje er nog altijd lag en daar ook voorgoed bleef, evenals de krant met daarin de berichtgeving van Ma’s einde.
We wisten ook dat de vier jonge valken reeds afscheid hadden genomen van Vreemdgangertje, van Trekje, van Luwtje en zijn gezin. Ook hadden zij zelfs afscheid genomen van Tokje’s kindje, waar pappa Haan met argus-ogen naar gekeken had.


Ik nam geroerd innig afscheid, samen met Sjef, van Noor, Nina, Naud en Nero. Menig slechtvalkteennageltje priemde in mijn armen toen zij zich tegen mij aanvleidden. Menig vleugelstreeltje kietelde in mijn gezicht. Menig snaveltje beroerde voorzichtig mijn wang.
Plotseling was het voorbij en vlogen zij alle zes terug naar de Toren.
Zo’n twee uurtjes later zagen Sjef en ik de vier jonge valken voorgoed weg vliegen, nagestaard door Pa en moeke Sterre die elkaar innig omvleugeld hadden.
Vier sterke, mooie, jonge valken verlieten nu het ouderlijke nest om hun eigen weg te gaan…..

Als jullie vier jonge valken tegenkomen met elk in één poot een doosje geklemd, weet dan dat het Noor, Nina, Naud en Nero zijn.
In elk doosje zit het donsjasje wat deze vier jonge valken eraan herinnert dat zij een prachtige valkenjeugd hebben gehad in De Mortel waarop zij verder kunnen bouwen….

 

 

Els 11 augustus 2008.

 

 

--- klik voor vergroting.

---------------------------------------------------------

 

Zie nieuwe reeks in DE SLECHTVALKSAGE SEIZOEN 2009.

 

--------------------------------------------------------

------------------------------------------------