De Slechtvalksage van De Mortel ~ seizoen 2009.

-------------------------------------------------

 

De slechtvalksage seizoen 3.

 

 

HALLO WONDERE WERELD SLECHTVALKFANS.

 

Een nieuw broedseizoen staat ons te wachten in De Mortel bij de slechtvalken in het Brabantse De Mortel.

Een seizoen waarin de cams op volle toeren gaan draaien.

Het zijn die cams waar wij met zijn allen voor hebben gezorgd dat deze ons die fascinerende beelden weer kunnen laten zien.

Een groep van bezielende mensen hebben daar daadkrachtig aan gewerkt.

Zij houden het ook scherp in de gaten.

Onze Dank is hiervoor enorm groot!

Onze techneut Roel houdt de gehele zaak draaiende en is daar dagelijks mee bezig en heeft een scherp oplettend oog hiervoor en laat niets aan het toeval over, zich in zijn hele nabijheid gesteund wetend door zijn steunpilaartje Anita.

Wij allen steunen hen hierin met naast hen alle anderen die weten wat daadkracht is om dit ten uitvoer te brengen.

Wij als verdere groep mogen ook best trots op ons zelf zijn omdat wij met zijn allen de handen uit de mouwen hebben gestoken om daarmee in onze portemonee te duiken zodat dit gehele camproject mede tot stand kon komen, naast de fantastische sponsors.

We gaan de beelden nu in een hele mooie kwaliteit zien.

De beelden van de prachtige Falco peregrinus laten ons mee op de wieken gaan.

En die mij  aanzet, samen met de Torenbezoeken van Sjef en mij, om weer mijn fantasie te laten borrelen en dat heel graag weer met een heel warm  gevoel met jullie allemaal deel  in die mooie Wondere Wereld.....

 

 

VEEL PLEZIER MET DE NIEUWE REEKS VAN DE SLECHTVALKSAGE....

 

12-2-2009.

 

 

********************************************************

 

Copyright ~ Els van de Donk-Pennings.

In een grijs verleden.

Pa zat op zijn lamp op de Toren in De Mortel.

De lamp gaf een rood lichtschijnsel waardoor zijn blonde spikkelbuikje in een rode gloed gezet werd.

De warmte wat de lamp verspreidde bezorgde zijn bevederde lijf extra warmte.

De tweebenerstijd maand genoemd kende geen warme dagen. De maand werd door de tweebeners uitgesproken als februari. Het telde 29 twee-benersdagen, maar meestal haalde het er slechts 28.

Wellicht dat die slimme tweebeners niet altijd even goed konden tellen.

Het waren van die dagen waarin Pa niet zoveel te doen had in die koude periode, behalve als het winterzonnetje hem een lentekriebel gaf!

Maar hij betrapte zich de laatste tijd op het feit dat hij steeds vaker met zijn slechtvalkgedachte in zijn grijze verleden zat. De gedachte welke hij daarover bezat werd ook wel herinnering genoemd, zelfs bij zijn soort.

Pa wist waarom hij steeds vaker in zijn grijze verleden belandde. Hij werd namelijk een dagje ouder en dan maakten je hersentjes steeds meer van die duikeltjes naar daar wat was.

Zo ook nu weer op deze grijze koude dag in de maand februari gezeten op dat warme torenlampje.

En wij gaan samen met Pa op de wieken mee naar zijn grijze verleden....

 

Toen Pa nog een klein slechtvalkkereltje was en totaal nog geen benul had wat de tweebenersterm Pa inhield, laat staat dat ie daarvoor de kunst van het bevliegen onder de slechtvalkknie moest krijgen, woonde hij met zijn ouders op een rotsricheltje in de bergen. Het was daar waar hun nestkast stond.

Pa luisterde toen naar de naam Hoebertoes. In de taal van het tweebe-nersland waar hij geboren was kon men nu eenmaal de klank  "U"  niet uitspreken.

Kleine Hoebertoes zat samen met zijn Vati - liefkozend voor pappie – op het rotsroostertje voor de nestkast temidden van de bergen waar menig hoog bergtopje bedekt was met sneeuw.

Dit alles lag vlakbij een grote tweebenersnestjesplaats waar zij veel nestjes hadden die vielen onder de categorie vakwerknestjes.

“Vati,” zei de kleine Hoebertoes.

“Ja, mijn kleine Hoebertoesje,” luisterde Vati.

“Ik denk dat het weer eens tijd wordt voor een oefenvluchtje. Straks wordt het menens als ik voorgoed jullie ga verlaten, meine lieber Vati en Moeti.”- liefkozend voor mammie - Maar ook hiermee lag de "U "klank een beetje moeilijk.

“Dat kan inderdaad geen kwaad, mijn kleine Hoebertoesje. Kijk weer goed uit en kom goed weerom!” stak Vati een hart onder het slechtvalkborst-veertje als een vaderlijke waarschuwing.

 

Kleine Hoebertoes steeg op vanaf het rotsroostertje en maakte een gerus-tellende jubelkreet naar zowel zijn Vati als naar zijn Moeti die een eindje verderop zat.

Weldra verdween hij uit hun gezichtsveld.

Kleine Hoebertoes’ oefenvluchten kregen hoe langer hoe meer grotere afstanden, zodat hij hoe langer hoe meer langere tijd weg bleef. Zo ook nu.

Deze keer koos hij voor een grensverleggend oefenvluchtje. Hij passeerde de grens van het hogere naar het lagere land. Het was het land aan dat grote water wat door de tweebeners Noordzee werd genoemd.

Kleine Hoebertoes had toen al voeling met de tweebeners die menschen heetten in de tweebenerstaal.

Zijn scherpe priemende ogen bespeurden alles wat zich beneden hem allemaal bevond.

Plotseling zag hij langs een gezellig binnenwatertje een mooi tweebeners-bouwwerk waarvan uitstekende delen je als het ware uitnodigden om daarop neer te strijken. Dat deed de kleine Hoebertoes dan ook.

Zonder aarzeling dook hij naar beneden en kwam hij op een van de uit-stekende delen terecht.

Hij zat heerlijk hoog. Wel niet zo hoog als op zijn thuisricheltje, maar toch gerieflijk hoog genoeg.

Hij overzag de zanderige linten tussen al het groen en de tweebeners-nesten en het water wat daar vlakbij lag. Dit kon niet de Noordzee zijn, daarvoor was het veel te klein.

Het hoge bouwwerk waar hij op zat bezat vier van die uitstekende delen. Het zag er alles bij elkaar imposant uit.

De zwoele zomerbries zorgde voor een aardig aanwakkerend windje.

Onverwachts was er beneden hem bedrijvigheid rondom dat aparte bouwwerk. Er liepen tweebeners rond waar uit de keeltjes een voor de kleine Hoebertoes eigenaardig klankje voort kwam.

De tweebeners verdwenen plotseling in de buik van dit bouwwerk.

Het werd weer rustig.

Kleine Hoebertoes genoot opnieuw van de weldadige rust om hem heen.

Maar niet voor lang!

Want onverhoeds kwam er beweging in het uitstekende deel waarop hij zat! Verschrikt keek hij om zich heen. Hij zag dat de vier uitstekende delen zich gelijkwaardig in beweging zetten!

Toen begonnen zij met een flinke vaart rond te draaien!

Met een enorme krijs van schrik fladderde de kleine Hoebertoes van het uitstekende deel af. Hij kon geen richting meer bepalen en vloog pardoes in het binnenste van het bouwwerk via een kleine opening bovenin.

Hij kon niet weten dat dit mooie bouwwerk een Hollandse molen was. Hij kon niet weten dat de molenaar de roeden in beweging had gezet waarop de wieken zaten. Op een der wieken had de kleine Hoebertoes gezeten.

Nu bevond hij zich krijsend van angst in het hart van de molen.

De tweebeners keken daar beneden verschrikt naar boven naar daar waar het vreemdsoortige gekrijs vandaan kwam.

Kleine Hoebertoes passeerde onbeholpen vliegend het luiwerk. Het had niets met hem van doen want lui was hij nu niet bepaald.

Kleine Hoebertoes passeerde het spoorwiel. Het klopte wel dat hij het spoor totaal bijster was!

Kleine Hoebertoes passeerde boven een stellingdeur. Hij had daar niets aan. Die zat potdicht, oftewel molendicht dus kon hij geen afdoende stelling innemen.

Van ellende passeerde de kleine Hoebertoes het maalwerk en de maalpijp waar hij maling aan had, omdat hij beneden de inritdeur ontdekt had, langs het luitouw afvliegend. Opnieuw trok hij zich van dat lui-zijn niets aan en aan dat touw trok ie zich ook al niet op.

Hij zag dat de inritdeur open stond. Rakelings langs de tweebeners af, hij slechtvalktelde drie exemplaren, vloog hij als een speer uit een boog naar buiten linea recta de hoogte in. Hij botste in al zijn gehaastheid tegen de wipstok aan, naast het schoor, tussen de gevaarlijk zoevende wieken door!

Schoorvoetend was hij hiermee nu niet bepaald geweest ook al moest ie toch nog eventjes wachten voordat hij de wipstok daadwerkelijk kon ge-bruiken!

Kleine Hoebertoes maakte toen dat ie er weg kwam, opnieuw tussen de gevaarlijk suizende wieken door.

Het wijdse ongestoord luchtruim kwam hem als een verademing tegemoet 

Hij zette er de vaart in. Daarbij vergat hij echter niet te zien hoe mooi en vredig het in feite beneden hem was.

Toen de kleine Hoebertoes buiten adem op zijn thuisrotsricheltje tussen de hoge bergen neerstreek kwamen Vati en Moeti hem meteen tegemoet  ge-vlogen. Ze belandden naast hem op het richeltje.

“Je hebt iets meegemaakt!” zag Moeti meteen aan haar kleine slechtvalk- ventje.

“Ja Moeti. Ik heb een bouwwerk leren kennen van de menschen. Je weet wel, die kale figuren beneden ons met van die jasjes aan en die twee benen hebben. Daarvoor ben ik het lage land eventjes ingedoken!” bekende de kleine Hoebertoes.

“Vertel, kleine Hoebertoes!”

“Vertel, klein Hoebertoesje!” vroegen zijn ouders.

Kleine Hoebertoes deed zijn verhaal.

Toen hij uitverteld was wist zijn Vati hem te vertellen dat hij in Holland was geweest en dat het unieke bouwwerk een Hollandse molen was.

“Ik heb weer héél wat bijgeleerd!” snoefde de kleine Hoebertoes. Hij liet zich niet kennen. Hij wilde plotseling niet meer weten hoe hij binnen in die molen slechtvalk geklungeld had, maar ook daar buiten!

“Als je nog een keertje zo’n molen bezoekt wil je dan voortaan buiten blijven, anders eindig je wellicht in een meelzakje!” gniffelde Moeti.

“Meelzakje?” vroeg de kleine Hoebertoes.

Er werd verder gezwegen. Kleine Hoebertoes besloot liever niet te weten wat dat betekende omdat het niet iets goeds voorspelde....

 

 

Pa zuchtte zijn ouderlijke slechtvalkzucht terwijl de torenlamp zijn enorme poten ook verwarmde.

Zijn lieve Vati en zijn lieve Moeti waren altijd erg zorgzaam voor hem geweest.

Nu wist hij wat het ouderschap betekende.

Nu wist hij dat dat lage land toch aan hem was blijven trekken, omdat de Brabantse molen hem in dit deel van dat land uiteindelijk gebracht had om er niet meer uit weg te gaan.....

 

Ik sloeg Pa vanaf de spottersplaats met mijn scoop gade.

Ik bespeurde een rust in hem.

Ik besefte dat Pa in mijn spotterswerk nu drie jaar ouder was, en ik zelf ook....

 

Els – 12 februari 2009.

---------------------------------------------------------

 

 

Een uniek schouwspel.

Het natuurgebied rondom de Toren kent vele bewoners.

Pa Slechtvalk en moeke Sterre kennen ze ook allemaal.

Vanaf grote hoogte bovenop de Toren hebben zij alle bewoners vaak genoeg kunnen gadeslaan.

Maar wat zich deze keer afspeelde daar beneden ging ieders fantasie te boven, zelfs bij de valken!

Pa was toch al gefrustreerd en dat kon ie er eventjes toch niet bij hebben.

Deze keer had hij moeke Sterre getrakteerd op Belgische bonbonnekes. Elk madammeke was er verzot op. Hij had het helemaal in het tweebenersnest Luik gehaald, daar waar zijn borstveertje vlakbij geboren was.

Moeke Sterre wilde niet weten hoe hij de bonbonnekes verkregen had. Moeke Sterre had ze nog niet met één teennageltje aangeraakt!

Was ze hem niet dankbaar voor deze ware delicatesse waar hij omwille van hun eerste eitje haar op getrakteerd had? Hij durfde het haar niet te vragen. Wie weet, zou ze toch op een dag overstag gaan!

Pa zat op de plaat met gaatjes voor de nieuwe kast waarin hun nest was, terwijl zijn veldboeketje op het eitje zat.

Voortdurend keek hij naar beneden.

Vanuit de bossen achter het water dat altijd zonodig zo snel moest lopen, werd hij drie dieren gewaar. Hij herkende ze meteen. Het waren de drie reetjes die dankbaar hier telkens uit het snelle water kwamen drinken. Dat deden zij nu ook. Vervolgens stapten zij met hun hoefjes over het rots-dammetje heen. Dat had Pa nog niet eerder van hen gezien. Ze bereikten veilig en wel de overkant.

Omdat het geluid ver droeg daarboven op het grijze rotsmassief van de tweebeners hoorde Pa dat de drie reetjes druk aan het praten waren. Hij kon ze echter niet verstaan.

"Hoe heet die tweebenerman?" vroeg reetje Bakeltje aan reetje Gemertje.

"Hij heet Walt," antwoordde Gemertje.

"En die wil jij na gaan doen," beklemtoonde Bakeltje de eerdere uitspraak van Gemertje.

"Nee, ik wil niet dat wij Walt gaan na doen, maar tekenfilmscene's van hem!" benadrukte Gemertje.

"Wat is in Mortelsnaam een tekenfilmscene?!" zuchtte Loopje, het andere reetje.

"Dat zijn bewegende beelden op een wit vlak met geluid erbij en wat Walt getekend heeft met zijn poten....eh....benen.....eh...,"   hakkelde Gemertje.

"Kom mee!" verzocht hij hen toen. Hij werd een beetje reetjeskriegel van al dat gevraag.

Hij kon het niet helpen dat hij verstand had van tweebenerszaken.

"Waar woont Walt?" vroeg Bakeltje.

"Hij woont in Disneyland! En dat ligt niet alleen in Amerika, maar ook hier in Europa. Daar heeft hij overal huizen staan en kastelen! Zelfs in Japan waar de ogen van de tweebeners een beetje scheef staan," antwoordde Gemertje toch opnieuw weer geduldig.

"Hoe lost Walt dat daar op, met zijn ogen bedoel ik?!" vroeg Loopje zich toch af.

"Dat weet ik niet!" moest Gemertje toegeven met toch weer een nieuw reetjeskriegeltje.

"Die vent zit dus overal!" begreep Bakeltje.

"Precies! Hij is wereldberoemd!" zei Gemertje en voegde daar nog aan toe: “Hij schijnt ook iets in Heaven te hebben. Dat klinkt heel mooi. Maar laten we het maar op Disneyland houden. Dat klinkt logischer.” Dat vonden de anderen ook. Anders werd het allemaal veel te ingewikkeld.

De drie reetjes bereikten de bosrand nabij de hoge grijze Toren wat deze drie reetjes ook erg goed kenden.

Ze begonnen in het groene gras te happen. Aan de takken van de bomen en struiken waren de eerste tekenen van het voorjaar al zichtbaar. Het aangename zonnetje vertelden hen ook dat het voorjaar met rasse schreden naderde.

Plotseling begon Gemertje te roepen naar alle windstreken. Het was een onbekende klank voor een reekeeltje. Verbaasd keken Bakeltje en Loopje hem aan. De verbazing werd nóg groter bij datgene wat zich nu voltrok!

Van alle kanten kwamen er dieren aan gelopen. Haasjes, konijntjes, dui-ven, roodborstjes, eksters, merels, mollen. En het middelpunt waren de drie reeën.

“Dit lijkt op een filmscene van de eerste grote tekenfilm van Walt “Sneeuwwitje!” vertelde Gemertje hen.

“Sneeuw-WIE!?” vroeg Loopje.

“Sneeuwwitje. Een prinses!” beantwoordde Gemertje de gestelde vraag.

“Sneeuwwitje….een PRINSES…,”zuchtte Loopje die er geen jota van snapte. Hij wist zelfs niet wat een jota was!

“En wij zij drie BAMBI’S! In feite is er maar een, uit de tekenfilm van Walt “Bambi.”

“BAMBI!?” kreunde Bakeltje.

“Bambi, een reetje uit de tekenfilm!” bleef Gemertje heel kalm. Want Gemertje genoot intens.

Hij zei maar niet dat hij twijfelde tussen een reetje en een hert!

Plots riep hij uit: “Is dit niet mooi om ons heen! Is dit geen uniek schouwspel?!” Gemertje’s keelklankje klonk verrukt.

“Het heeft wel iets, ja. Mooi ook van Walt!” moest Loopje bekennen.

Alle dieren genoten vredig van elkaars gezelschap.

 

Pa Slechtvalk, toch al gefrusteerd, sloeg het schouwspel beneden hem gade. Het moest bij de Toren niet veel gekker worden. Zijn natuurlijk gevoel vertelde hem dat die dieren daar beneden zich onnatuurlijk gedroegen.

“Wat daar beneden toch aan de poot is!?” vroeg hij zich plotseling hardop af.

“Wat bedoelt ge, mijn Paake?” vroeg zijn madammeke.

“Hier beneden staan allerlei dieren om drie reetjes heen. Ze gedragen zich allemaal alsof ze niet van deze wereld zijn!”

“Wat raaskal je, m’n stoer ventje?” en moeke Sterre kwam overeind en stapte voorzichtig over hun eitje heen naar buiten. Samen stonden ze toen naar beneden te kijken voor de nestkast op de plaat met gaatjes.

“Je raaskalt niet!” merkte het madammeke op bij het zien van het vreemde en tevens unieke schouwspel beneden hen. De drie reetjes herkende zij ook.

“Wat gedragen zij zich allemaal vreemd!” moest ook zij concluderen.

“’t Lijkt een sprookje,”wist Pa.

“Een wát!?” vroeg moeke Sterre.

“Laat maar, veldboeketje van me. Want ik zie ook iets anders. Daar beneden lopen ook geduifde prooitjes rond, terwijl ik hier rammel van de honger. En jij? Heb jij geen honger?”

“Awel, m’n Paake. M’n maagske rammelt!”

“Dan lever ik je een prooivluchtje vanaf de grond. Da’s net zo stoer als het jatte….eh.....lenen van bonbonnekes….,” kon Pa niet nalaten om toch eventjes dat onderwerpje ter sprake te brengen. Hij wachtte moeke’s reactie niet af en ging er vandoor.

“Paake-lief, da ga nie lukke!” riep zijn madammeke. Pa hoorde het niet.

 

Hij vloog met een ruime boog naar de plek boven het veld aan de bosrand. Soms moest een valkje een prooitje op de grond vangen. Zijn honger-gevoel vertelde hem dat dit nu eventjes noodzakelijk was.

Met kluwende poten liet hij zich naar beneden vallen recht op de groep dieren af.

De drie reetjes zagen hem als eerste. De duiven vlakbij hen zagen niets.

Gemertje gaf een snerpende ree-krijs! De dieren schrokken, evenals de duiven. Ze zagen toen hoe Pa op hen afgesuisd kwam! Wild fladderend en met een mislukt roe-koetje vlogen de duiven net op tijd weg de bomen in!

Pa stortte pardoes het veld in tussen de grashalmen. De andere dieren stoven alle kanten op!

“Wat is dit? Soms ook een scene van Walt!?” riep Loopje verschrikt uit en rende met een snel loopje recht naar het water dat ook snel liep. Alsof hij elke dag niets anders deed joeg hij zich zelf vlekkeloos het rotsdammetje over! Gemertje en Bakeltje deden hem feilloos na! Ze doken de bossen daarachter in nabij een tweebenersnest en waren heel snel uit het ge-zichtsveld van Pa verdwenen.

Pa voelde aan al zijn veertjes. Gelukkig, alles was nog heel!

Strompelend kwam hij overeind. Er was geen geduifd prooitje meer te bekennen. Ook de andere dieren waren in geen velden of tweebeners-wegen meer te ontdekken.

Pa keek omhoog naar de plaat met gaatjes voor de kast met hun nest erin. Hij zag dat zijn struis lief madammeke, zijn veldboeketje, bezorgd naar hem keek. Hij wist dat ie een dagje ouder werd.

Zijn bonbonnekes-traject was al tot mislukken gedoemd en dit prooi-vluchtje was ook al niet succesvol te noemen. Hij werd een ouwe L… . 

Het laatste kreeg hij niet volbracht, omdat hij de kennis van de rest van 

dat woord niet bezat. Dat was misschien maar goed ook.

Pa vloog naar zijn borstveertje. Hij ging weer naast haar zitten.

“We zullen nog even langer honger moeten hebben, vrees ik!” moest Pa toegeven.

“Ach, we hebben de Belgische bonbonnekes nog!” giechelde moeke Sterre en kroelde tegen haar lieve slechtvalkkereltje aan…..

 

Aan de bosrand achter het water dat snel liep, nabij het bekende poortje, stond tussen het struikgewas een damhert!

Hij had dit alles rustig gadegeslagen. Nu stond hij echter verbaasd te wezen. Hij had gedacht dat hij voor zijn roedel een nieuwe plek gevonden had. Een plek waar hij in de tweebenerstijd april ook zijn gewei kon afwerpen. Waarom hij dat elk tweebenersjaar zonodig moest doen begreep hij zelf niet. Hij vond het verspilde energie en sonde voor het exemplaar dat zijn mooie kop nog altijd sierde.

“In dit gekkenhuis hier waag ik mijn roedel niet!” besloot hij.

Hij keerde zich resoluut om.

De Veluwe was toch een betere plek voor damherten…..

 

Ik had alles gadgeslagen vanaf de spottersplaats samen met hij zonder veren.

Toen we huiswaarts keerden moest ik telkens aan “It’s A Small World” denken. Eenmaal thuis liep ik het zelfs te neurieën.

Ik snapte niet waarom.

 

Maar het liet mij niet los dat Pa en S2 niets te eten hadden. En uitgerekend nu.

Er ligt een heel mooi eerste eitje in de nestkast.

Ik ben onze koelkast ingedoken en graaide in de vleeswarenbak. Pijlsnel zijn we diezelfde avond terug gegaan.

Wat ik hoopte gebeurde. Ik stond klaar bij het dammetje van de Snelle Loop. Pa zag mij.

Moeke Sterre bleef bij het eerste lieve eitje. Pa dook het nestrooster af, waar hij op stond.

Hij kwam neer op het rotsdammetje. In goed vertrouwen nam hij het vlees uit mijn handen.

Zijn blik van zijn ogen vertelde mij dat hij mij enorm dankbaar was. Hij vloog weer weg naar zijn madammeke. Hij verdween met het vlees de nestkast in.

Met een gerust hart verliet ik De Mortel wetende dat ook ik met Pa voor een uniek schouwspel had gezorgd….

 

( ….je zou dit bijna niet geloven. Maar het is echt gebeurd….scrol maar naar beneden….)

 

Els 15 maart 2009.

 Het is écht waar (!) ~ 13-3-2009.  ---klik voor vergroting.

 

 

---------------------------------------------------------

 

 

Een appeltje schillen.

Pa en moeke Sterre zaten nabij de uitgang van de nestkast knus samen naar buiten te kijken, terwijl de vier eitjes nabij hun blonde buikjes onder de vleugels verwarmd werden.

Er scheen een vrolijk zonnetje op deze mooie lentedag.

"Als straks onze donsjes uit hun eitjes zijn en groter worden, en hun oefenvluchtjes gaan maken, moeten we er weer voor zorgen dat wij hen voor alle gevaren behoeden!" zei Pa.

"Awel, m'n Paake. Dat moeten we zeker!" was het madammeke helemaal met Pa eens.

"Toch knaagt er bij mij telkens iets, mijn veldboeketje," bracht Pa naar voren.

"Wat knaagt er bij je ?" wilde het madammeke weten.

"Jij weet vast nog wel dat ik vorig tweebenersjaar onze kindjes een opvoedkundig lesje gaf, door samen met jou op pad te gaan hier nabij ons nest. We kwamen toen dat gekke dier tegen dat vooral goed knorren kon en die idiote tweebener met dat gevaarlijke knalding voor zijn oog!" begon Pa haar uit te leggen.

"Ge bedoelt Pinky het varken en die tweebener, een boer, die met veel geweld zijn geduifde prooitjes beschermde. Wij waren toen uitgedost als tweebeners met een kleurtje wat met een of andere tweebenersport van doen had," herinnerde moeke Sterre dat ook maar al te goed.

"Voetballen E.K. ," wist Pa.

"Zeg me wat er bij oe knaagt, m'n stoer kereltje," drong het madammeke aan.

"Ik ben bang dat onze donsjes, als zij die kant uitvliegen, die tweebener tegenkomen met dat knalding voor het oog!" Het hoge woord was er uit!

"Och alle patattekes nog aan toe!" werd ook moeke Sterre door Pa's angst bevangen.

"Daarom ben ik genoodzaakt om dat te voorkomen. Ik heb me er in alle stilte al op voorbereid! Ik heb een appeltje te schillen met die tweebener!"

"Wij houden niet van appels!"

""Ik schil ze voor die tweebener! "was Pa niet te vermurwen.

"Paake, wat bende gij nú weer van plan?! Moet ik me angstige zorgen én om onze kindjes én om jou gaan maken? Ik heb me al jouw fratsen vorig tweebenerjaar nu wel laten welgevallen. Moet dat nu wéér?!" En een bezorgd slechtvalkangstzuchtje ontsnapte uit madammeke's keel.

"Ik vrees van wel, mijn allerliefst borstveertje. Maarre.....ik doe bepaalde dingen omdat zij noodzakelijk zijn!" beklemtoonde Pa.

"Wat is nú dan weer nodig?!" gaf het madammeke het maar weer op.

“Ik ga op dat varken en die tweebener af. Ik laat hen zien níet bang van hen te zijn! Ik waarschuw ze dat ze niet het lef moeten hebben om onze kindjes ook maar één veertje te krenken, laat staan álle veertjes!” Pa’s stem verraadde zijn bezorgdheid. Moeke Sterre vleide zich tegen haar stoere kerel aan.

“Ge hebt ge voorbereid! ”benadrukte ze.

“Ik heb me voorbereid!” bevestigde Pa.

“Ga maar!”

Pa stapte de plaat met gaatjes op, spreidde zijn vleugels en vertrok. Moeke Sterre keek hem na.

Een vluchtige blik op de dakrand gericht vertelde haar dat daar een dik langwerpig voorwerp lag.

Ze wist door Pa dat dit een boek genoemd werd door de tweebeners.

Sinds wanneer bezat Pa zo’n ding?! De tekenen erop kon zij niet ont-letteren.

Er stond op ”Van Dalen Woordenboek – Nederlands”.

 

Pa hoefde niet te zoeken. Hij hield al langer dit tweebenersnest in de gaten. Het nest werd door de tweebeners boerderij genoemd.

Pa dook naar beneden en kwam op de weg pal voor het nest terecht. Hij voelde hoe hij slechtvalkenmoed bij elkaar moest sprokkelen om dit te durven volbrengen. Maar hij móest wel. Hij had geen keus. Niets, maar dan ook niets mochten hun vier kindjes overkomen die nu gekoesterd

werden door vier eitjes.

Toen trok Pa zijn stoute poten aan en met dappere tred betrad hij de grond van het nest, dat door de tweebeners de naam erf gekregen had.

Hij passeerde het nest en kwam oog in oog te staan met dat idiote kale beest met dat gekke tintje.

“KNORRRR…..ieieiekkkkk……wég slecht valkje!” krijste Pinky achter de afrastering van takken.

Het beest had hem direct herkent!

“Ik ga niet weg. Ik wil de tweebener spreken. Zit dat persoon soms te schranzen in dat wat dat soort keuken noemt!?” sprak Pa in de algemene dierentaal stoer en dapper, maar bovenal heldhaftig, en sprong op een boomstronk waar meerderen het erf sierden.

“Knorr…..nee. Boer Stam Pot is in de koeienstal…..Knorrrr…..weg hier.....anders zwaait er wat…

Knorrr….ieieieie….!” schreeuwde Pinky.

“Koeien….zwaaien,” dacht Pa. Twee woorden wat hij zo eventjes niet plaatsen kon.

Pa keek naar het nest van de geduifde prooitjes. Wat daar aan lekkers rond scharrelde was heel wat! Pinky zag Pa’s blik.

“KNORRRR…..IEIEIEIEIEIEIEIEIEIEIEIEIEIEKKKKK!!!!”

Op dat gekrijs kwam boer Stam Pot aangestormd!

“KNORRRR….HAHAHIEIEIEIEIEIE……IK WAARSCHUWDE JE NOG….KNORRRR!” riep Pinky uit puur leedvermaak.

Pa had geen tijd om daar acht op te slaan. Hij geloofde namelijk bij Pinky niet in een welgemeende waarschuwing!

Hij zocht de ziedende ogen van de boer en vond ze. De boer keek recht in Pa’s ogen. De man was een boom van een kerel met enorme oren en een kromme neus die nu niet bepaald zijn hoofd sierden!

“Jij mormel!!!” riep Stam Pot.

“JIJ MISBAKSEL!!”riep Pa in een slechtvalkkrijstweebenerstaal!

De mond van de boer viel wagenwijd open van verbazing! Maar hij gunde zich geen tijd om zich te verbazen over het feit dat die valk kon praten! Hij herstelde zich snel.

“Wacht maar eens! Ik ZAL JE! Jij blijft met je poten van mijn kampioens-duiven af!” bulderde Stam Pot. En weg was hij!

Pa slikte een benepen slechtvalkslikje. Nu kwam het er van op aan. Hopelijk had hij baat bij dat dikke tweebenersboek gehad!

Zijn voorbereiding hierop was het van buiten leren van de nodige tweebenerswoorden.

De boer kwam terug gestormd met het knalding voor het oog. Dat had Pa al verwacht! Het zag er net zo gevaarlijk uit als bij hun vorige broedsel.

“WEG HIER, OF IK SCHIET!” bulderde boer Stam Pot.

“KNORRRR…..HIE HIEIEIEIEIEIEIE……KNORRRR!” schaterde Pinky.

Pa nam toen zijn meest heldhaftige slechtvalkhouding aan wat hij als stoere slechtvalkkerel op zijn leeftijd in zijn nest had! Hij schraapte zijn keel onder zijn blonde veren.

“DRIE-DUBBELE-OVERGEHAALDE BÓERRR!!!.....JIJ SCHIETEN, IK NIET MEER LEVEN!!!!....

JIJ OP MIJN KINDJES SCHIETEN ALS ZIJ KOMEN HIER VLAKBIJ, ZIJ NIET MEER LEVEN!!!!....

DAN KOMT DE ANDES CONDOR OP JE AF!!!....NIET ÉÉN MAAR HONDERDDD!!!” bulderde Pa krijsend net zo hard terug in de woorden-schat welke hij in het tweebenerswoordenboek gevonden had.

 Wellicht klopte het niet helemaal, maar zijn taal was duidelijk genoeg!

Het woord “honderd” was een gokje. Hopelijk was het afschrikwekkend genoeg!

Pa trilde op zijn poten, maar liet daar niets van merken.

“WATTE!?” bulderde de boer opnieuw.

“ANDES CONDORRRR. HONDERD STUKS!!!!” was Pa niet klein te krijgen.

Opeens een oorverdovende knal. Pa voelde iets pal boven zijn kop suizen. Dat was vast zo’n knalballetje.

Maar Pa bleef heldhaftig staan!

De boer gaf een krijs en stamelde: “Weg…..ga weg…..WEGGGGG!!!!”

Pinky krijste: KNORRRRRR……IEIEIEIEKKKKKkK……KNORRRRR……WEGGGG!!!!”

Pa zag tot zijn stomme verbazing dat hij zojuist die stomme boer en dat domme varken de schrik van hun leven bezorgd had!

Dat knalballetje was uit een schrikreactie van boer Stam Pot per ongeluk gelanceerd. Naar waar!?

Pa draaide zich resoluut om en zag een geduifde prooi op de grond liggen. Hij begreep ogenblikkelijk dat deze prooi de knal opgevangen had.

Snel dook hij er opaf, zette er zijn poten in en vloog zo snel zijn vleugels hem dragen konden met deze geduifde malse prooi in zijn poten weg, met de valkenkrijs: “ANDESSSS CONDORRRRRR....

HONDERD STUKS!!!!”

 

Uitgeput van de spanning kwam Pa op de plaat met gaatjes met een plof neer.

“Ennn!?” vroeg moeke Sterre meteen. Gelukkig, Paake was niets over-komen!

“Missie geslaagd!” En Pa begon te vertellen.

Toen hij uitverteld was lagen ze beiden in een slechtvalkdeuk.

“Dus dat tweebenersboek ……hahahieieieie….!” hikte het madammeke.

“….heeft onze donsjes gered! Dank U wel van Dalen!” riep Pa blij uit en begon het geduifde prooitje te plukken. De duivenveertjes vlogen vrolijk in het rond. Weldra aten Pa en moeke Sterre er smakelijk van.

“Gatver!” riep moeke Sterre plotseling uit.

Een woord wat men in haar geboorteland ook bezigden, althans de twee-beners!

“Wat is er?” vroeg Pa aan zijn veldboeketje.

“Dit…,” en het madammeke spuwde een zwart rond balletje uit.

“Een knalballetje. Dat ding heeft ervoor gezorgd dat we nu een heerlijk maaltje hebben, ha, haaaa, hieieieie…!” lachte Pa méér dan tevreden. Hij wist, ook al begonnen zijn jaren te tellen, dat hij nog sterk en stoer genoeg was en nog heel wat voor de boeg had…..

 

Die avond ben ik naar de boerderij gegaan van boer Stam Pot.

Daar stond een bord op een paal. Het was geplaatst langs de kant van de weg nabij het erf. Er stond op geschreven met een ferm handschrift: “VERBODEN VOOR SLECHTVALKEN EN DE

ANDES CONDOR!”………………

 

Els 31 maart 2009.

---------------------------------------------------------

Een Wondere Wereld.

Pa zat in de nestkast. Hij keek toe hoe zijn veldboeketje hun vier donskindjes aan het voederen was in de hele vroege morgen. Hij had hen een mals geduifd prooitje geleverd.

Begerige geopende snaveltjes boven bollende kropjes en smekende krijsjes vertelden hem en moeke dat hun donskindjes een razende honger hadden.

Het voederen was helemaal aan het madammeke besteed. Zij was er heel bedreven in.

Zorgzaam sloeg zij niemand over.

Ondertussen gebeurde er buiten de nestkast beneden aan de voet van de Toren iets geheel merkwaardigs. Daar stond plotseling een vreemd manspersoon. Hij keek gebiologeerdnaar boven. De man keek tegen de onderkant van het nestrooster aan, rakelings langs de Torenringen af.

Plotseling begon zijn nek die toch al een wel zeer opvallende lengte ver-toonde, langer te worden! Het ging in een gestaag tempo. Als Pa en moeke Sterre met hun vier donskindjes het niet zo druk hadden, konden ze zien hoe vanuit de diepte een opvallend groot tweebenershoofd met uitpuilende doordringende ogen voor de nestkastopening verscheen.

Het hoofd was daar waar het moest zijn. Het gelaat van de man had een verbaasde grimas.

Het was die gelaatsuitdrukking dat wereldwijd bekend was!

Plotseling een krijs!

Niet van de vier donskindjes. Want die deden dat sowieso al. Het kwam uit de keeltjes van Pa en moeke Sterre.

“Hoe…..wat…..hoe kán dit?!” krijste Pa. Samen met zijn veldboeketje zag hij nu dat enge tweebenershoofd.

“Awel, tweebener, gij hebt een grote kop!!.....HIEIEIEIE…..!!” gilde het madammeke er nog met een slechtvalkgil achteraan.

“Wat is dát voor een rare kop?” vroeg het jongste donsje zich af. De vier kleintjes waren geenszins geschrokken. Hen verontrustte niets wat er om hen heen gebeurde. Alles was juist even interessant.

“Hallo, ik ben Langnek. Ik woon in De Efteling”, stelde Langnek zich aan hen voor.

“De Efteling?”vroeg Pa, toch inmiddels van de schrik bekomen.

”Wat is dat?” vroeg moeke Sterre, wiens angst weggegleden was uit elk veertje.

“De Efteling is een Wondere Wereld hier in het Brabantse land. Ik heb daar mijn vaste stek.

Ik kan door mijn lange nek overal overheen kijken. Daarom werd mijn blik gevangen toen ik deze Toren zag met dit nest wat erop staat. Ik heb in De Efteling mijn eigen laptopje.

Daar kwam ik erachter dat jullie wereldberoemd zijn. Ook zag ik dat jullie avonturen niet meer in een Dagboek staan maar in een Wondere Wereld. Dat geeft een band!”

Het was een mondvol wat Langnek bezigde. Hij deed dit moeiteloos in de valkentaal!

Toch moest hij Pa, het madammeke en de vier donskindjes uitleggen wat een laptopje was, een Dagboek, en wat Wondere Wereld nu precies inhield.

En hoe konden zij met hun avonturen daar “in staan”!?

Geduldig legde Langnek hen alles uit.

“Dus de Wondere Wereld waarin onze avonturen staan is een andere dan waar jij woont?” vroeg Pa.

“Héél goed begrepen!” bevestigde Langnek. Zijn bekende grimas maakte plaats voor een beminnelijke glimlach. Langnek was de beroerdste niet. Geduldig legde hij hen ook uit wat het verschil was tussen beide Wondere Werelden. Waar hij woonde bestonden sprookjes.

Dat was een irrealistische wereld. Waar de avonturen in stonden van de familie Slechtvalk vertegenwoordigde de echte Wondere Wereld. Dat was de realistische wereld!

Hij voegde er nog aan toe, dat sprookjes mooie fantasieën zijn die in zijn Wondere Wereld tot leven kwamen!

Tenslotte deed Langnek een voorstel.

“Graag nodig ik jullie uit om met mij mee te gaan naar De Efteling. Je leert dan de sprookjes in mijn mooie Wondere Wereld kennen. Ik heb inmiddels begrepen dat jullie leergierig zijn.

Ik verzeker jullie hier leer je van!”

“Ge bedoelt, wij allemaal? Nu? “ vroeg moeke Sterre verbaasd.

“Nee, jij en Pa. De vier kleintjes zijn nog te klein. Jullie kunnen wat jullie hiervan meekrijgen overbrengen op deze vier lieve kindjes”.

“Dat heb je allemaal goed ingeschat!”vulde Pa hem aan.

“We laten onze donskindjes NIET alleen!” was moeke Sterre rigoureus.

“Dat hoeft ook niet, veldboeketje van me! Ik zet de post-andescondor op de plaat met gaatjes neer. Een betere bescherming kunnen ze niet hebben!” was Pa snel van beslissen.

Hij dook meteen naar buiten. Moeke Sterre en de vier donskindjes hoorden hem toen buiten roepen. Even later dook Pa het nest weer in.

Opeens een zware dreun. Voor de nestkastopening op de plaat met gaatjes verscheen daar de post-andescondor.

“Je had geroepen?” vroeg Andes in de algemene dierentaal, en hij keek tevens naar die rare tweebener die er zo opvallend uitzag.

Pa knikte en zei: “We gaan even met meneer Langnek mee. Zou jij even op onze vier donskindjes kunnen passen? Niemand beter dan jij kan dat!” vroeg Pa hem.

“Dat weet ik. En ja, ik zal graag op hen passen. Niets zal jullie vier donskindjes overkomen!” voelde Andes zich vereerd.

Dat betekende dat eventjes later Pa en moeke Sterre met Langnek mee vlogen, met diens grote wonderlijke passen dat hij pootteerde.

 

Alledrie kwamen ze bij De Efteling aan.

“Er komen hier altijd bezoekers. Nu nog niet. Daarvoor is het te vroeg. Dat is maar goed ook. Nu worden we niet gestoord. Kom maar mee,” nodigde Langnek Pa en moeke Sterre uit.

Ze betraden de Wondere Wereld waar Langnek woonde. Hij deed zijn naam alle eer aan.

Het was maar goed dat zijn nek nu weer uit practische overwegingen voor een groot deel gekrompen was.

De Wondere Wereld lag midden in het bos, waarin een sprookjespark en een prettig park waren gesitueerd.

“Papier hierrrr!”weerklonk daar een diepe stem.

Pa en moeke schrokken zich te pletter. Wat was dát voor een rare snuiter?

“Ik héb geen papier!” bleek Pa die bolle snuiter te verstaan.

“Kom mee, wegwezen!” vond Pa en trok zijn borstveertje aan een borst-veertje mee.

Langnek zweeg. Ze liepen verder.

“Kleine boodscháp…..kleine boodscháp….”, klonk er een vriendelijke stem van een grappig tweebenermanneke met een rood punthoofdddeksel op, die alleen maar één armpje kon bewegen.

“Boodschappen doe ik niet!...Ik jat ….eh…. léén alleen maar. Weg hier!” riep Pa en trok een ook verbaasd kijkend madammeke opnieuw met zich mee.

Langnek zweeg. Ze liepen verder.

Ze betraden een tweebenersnest. Ze kwamen oog in oog te staan met een reus van een tweebenerkerel. Hij zag er broos en oud uit. Tot dat ie zijn mond open deed en het over bokkenrijders had. De stem klonk dwingend. Zonodig moest ie ook met zijn ogen rollen.

Blijkbaar had dat iets met bokkenrijders van doen! Van schrik vlogen Pa en moeke Sterre naar buiten.

Langnek kon ze met zijn lange nek nog bijtijds ontwijken. Hij liep hen achterna.

Hij zweeg. Ze gingen verder.

Ze kwamen bij een oosters bouwwerk aan. Langnek vertelde aan Pa en Moeke dat het “Fata Morgana” heette. Ze gingen een groot nest binnen. Ze moesten een wiebelige boot in.

Angstvallig keken Pa en moeke Sterre om zich heen. Tot hun verbazing begon de boot uit zich zelf te varen. Ze kwamen in donkere ruimtes terecht. Telkens zagen zij tweebeners langskomen die een raar brabbeltaaltje spraken.

Opeens boven hen een enge tweebenerkop met uitpuilende ogen en een masker wat hen niets goeds voorspelde!

Pa en het madammeke gaven een oorverdovende krijs en vlogen ijlings weg.

“Kom HIERRRR!” riep Langnek. Maar tevergeefs. De twee valken ver-dwenen uit zijn gezichtsveld. Langnek restte nog maar één ding. Dat deed hij dan ook. Hij stapte uit het bootje die in tegengestelde richting verder dobberde, alwaar de twee valken verdwenen waren.

Met enorme stappen banjerde hij terug door het water. De valken hadden geluk dat zij de weg terug hadden gevlogen. Buiten kwam Langnek ze weer tegen.

“Dit is niet leuk meer!” riep het madammeke uit.

“Okee, okee. Sorrie voor dit ongemak. Maar zo erg is het allemaal niet!” suste Langnek het voorval en voegde daar nog aan toe: “Ik geef de moed niet op. Kom mee!”

Pa en het madammeke volgden Langnek. Hij zweeg nu.

Hij leidde hen vervolgens Droomvlucht binnen. Dat pakte erg goed uit bij de valken.

Langnek zweeg. Ze liepen vol goede moed verder.

Ze kwamen bij het sprookje van een heuse koningin aan! Het bleek de vroegere koningin te zijn van het geboorteland van moeke Sterre. Deze koningin beweerde dat waterlelie’s konden dansen. Vooral het madam-meke wilde dat weleens met eigen valkenogen zien!

Ze betraden het tweebenersnest waar dit te zien was.

Toen het schouwspel begon werd het eerst aardedonker. Plotseling weerklonk daar een diepe galmende onheilspellende stem. Vanuit het niets verrees daar een enge tweebenersvrouw met lange sluike veren die niets goeds met je voor had!

“Dat IS onze Koningin helemaal niet!” krijste moeke Sterre. En weg vloog ze! Pa vloog haar achterna. Ze kwamen weer buiten waar de ochtendzon vrolijk scheen.

Langnek verscheen.

“En de dansende waterlelie’s dan!” zuchtte hij.

“Geloof jij nu écht dat die dansen bij zo’n enge tweebeenster......…..Hahaaaaa….!” lachte moeke Sterre haar honende slechtvalklach.

“Okee…..we gaan verder!” legde Langnek zich bij deze situatie neer. Hij wilde bijna zijn hoofd moedeloos neerleggen. Maar dat ging niet vanwege zijn lange nek.

Ze liepen verder. Langnek zweeg.

Ze kwamen bij het Spookslot aan. Voor Langnek betekende dit alleen maar ware sensatie. Hij leidde beide valken het slot binnen, zonder zich af te vragen of dit goed uit zou vallen! Een zwiepende lamp aan een geklauwd tweebenerspootje deerden de valken niet. Ze liepen verder door.

Ze kwamen daar waar het allemaal ging gebeuren. Het was er aarde-donker. Een muziekinstrument zette mooie akkoorden in. Lichtflitsen doorkliefden het duister.

Het spektakel begon. Pa en het madammeke begonnen al angstig naar elkaar te kijken.

Graftombes begonnen te bewegen. In skeletten bleek leven te zitten!

Plotseling een tweebener in de spotlights hangend met zijn nek bungelend aan een touw! Pa voelde met zijn poot aan zijn nek. Toen zette hij het op een lopen!

Van angst vergat hij dat hij vleugels had! Ook het madammeke vond dat ze even goed als Pa lopen kon. Een ijselijke kreet ontsnapte uit haar keel.

Hijgend kwamen ze beiden weer buiten. Langnek stond met zijn grote stappen snel weer bij hen in de vrolijke ochtendzon. Wat moest ie nog zeggen? Dus zweeg hij. Ze liepen verder.

Op een hoge sokkel stond een ezel.

Plotseling zei het: "IEhaaaa......IEhaaaa......!” en vanonder zijn staart tuimelden er enkele gouden munten. Langnek raapte ze op.

“Als ík dit doe ziet dat er héél anders uit! Wat is dít voor een gekken-huis hier!?” werd Pa kwaad en ging. Het madammeke keek dat idiote dier met gefronste veerwenkbrauwen aan en zei: “Awel, rare snoeshaan. Zelfs da bende nie! Gij zijt een zot!” en liep vervolgens Pa achterna.

“Ik laat jullie mijn plekje zien!” stelde Langnek hen achterna sjokkend moedeloos voor.

“Niet meer nodig! We gaan!” besliste het madammeke. Samen met Pa verlieten ze het plekje van de ezel die plotseling geen trek meer had. Meewarig keek hij die twee rare vogels na.

Langnek zweeg. Hij liep de valken achterna.

Plotseling doemde daar een immens grote vogel op.

“Wat is DAT!?” vroeg Pa met een slechtvalkbulderkreet. Hadden ze nog niet genoeg te verduren gehad?

“Vogel Rok!” antwoordde Langnek gedwee. Opnieuw zag hij dat ook dit niet goed bij de valken in goede aarde viel.

“Wie!? Een vogel met een rók!?”vroeg het madammeke smalend en voegde daaraan toe: “Het is een mislukte andescondor! Komde gij mee, Paake. Onze post-andescondor ziet er beter uit!”

Samen vlogen ze weg het park uit.

Langnek’s nek rees de hoogte in. Hij zag dat de valken buiten het park weer neergestreken waren. Met grote stappen liep hij naar hen toe en hij zei: “Ik wilde jullie nog de heks van Hans en Gietje laten zien, de vuurspuwende draak, de wolf die de geitjes wil opvre….eh…eten, Sneeuwwitje die maar niet wakker wordt, Doornroosje die ook al in slaap gevallen is, een stelletje mislukte autobanden die overal tegenaan botsen in een waterbaan die wild is, een snurkende reus die ook veel slaapt, en de piranha, en Roodkapje die door een wolf wordt opgewacht, en die ……”

De valken vlogen weg.

“Wondere Wereld!? Sprookjes!?....HA!” lachte Pa ook honend. En weg waren zij.

Langnek betrad moedeloos zijn plekje en pakte zijn laptopje. Daarop zag hij op een cam dat de post-andescondor zijn taak goed vervulde.

 

Eenmaal thuis vertelden Pa en moeke Sterre aan de post-andescondor wat ze allemaal meegemaakt hadden. Toen bedankten ze hem, omdat hij niet alleen altijd uitstekend de vleugelpost verzorgde maar ook een goede oppas was.

Andes vertrok met de woorden: “De echte Wondere Wereld is nog altijd het mooiste!”

“Zeker weten…!” riep moeke Sterre blij uit.

Niet veel later ontfermden zij en Pa zich weer over hun vier donskindjes.

 

Ik had weer heel wat neer te pennen.

Tot mijn stomme verbazing zag ik een poterig getikt bericht in het ( vorige) Gastenboek van Mijn Wondere wereld.

Ik voelde me gevleid.

Geloven jullie mij niet? ……

 

Els 26 april ’09.

---------------------------------------------------------

 

 

Een rotsmassief.

Moeke Sterre keek toe hoe Pa hun vier donskindjes onder zijn vleugels probeerde te krijgen.

Maar het lukte hem nu niet bepaald. Hun vier donserige scharrelaartjes groeiden dan ook met de dag.

Moeke Sterre kon een slechtvalkgrinnikje dan ook niet onderdrukken en probeerde dat ook niet, terwijl ze op de plaat met gaatjes zat en vrolijk toe keek.

Pa keek haar met een schuin slechtvalkoogje ietwat zich beledigend voelend aan, door haar kritische blik.

"Geeft niets hoor, mijn stoer kereltje. Gij doet Uw best!" gniffelde het madammeke.

"Als je dat maar niet vergeet!" sprak Pa verbolgen.

"Nooit, Paake. Nooit!" was moeke Sterre daarin overduidelijk.

"Jij redt je nu vast wel!" liet ze erop volgen toen ze zag hoe onder elke vleugel twee donskindjes verborgen zaten, de donserige veertjes ietwat gekreukt.

"Ik red mij wel!" liet Pa weten en met een moeizame zucht zeeg hij boven hun vier veldbloempjes neer.

"Dan ga ik er even vandoor. Vindt gij vast wel goe, hé," gaf het madammeke te kennen.

"Ja hoor. Geniet jij maar even van het warme zonnetje, borstveertje van me," was Pa toegeeflijk voor haar. Maar dat was hij altijd. Dag na dag. Nacht na nacht.

Hij zag hoe zijn ferme Belgische veldboeketje het luchtruim koos.

 

Moeke Sterre doorkliefde met een stevige vleugelslag de blauwe lucht, die versierd werd door mooie geel/witte wolkjes.

Het madammeke vond het tijd worden dat zij nu eens iets voor haar stoere kerel deed!

Voorheen had hij haar altijd verrast. Paake verdiende het om nu zelf verrast te worden.

Hopelijk volbracht zij dit succesvol, omdat zij slechts een slechtval-kamateurtje was in het lenen van spulletjes van de tweebener. Ging Pa bij het vorige broedsel incognito, zij koos er voor rustig te laten zien dat zij een Falco Peregrinus was, een tweebenersuitdrukking voor hun soort dat erge interessante en unieke klanken bezat!

Had Pa tijdens het vorige broedsel haar verblijd met kasseien en wat de tweebeners een veldboeket noemden vanuit haar geboorteland, koos zij nu ook voor het geboorteland van Pa en dacht ook zij aan de geboorte-streek van Pa met zijn bergen en rotsmassieven.

Goed oriënterend keek het madammeke naar beneden.

Onder haar was het land nog vlak. Ze spitste haar slechtvalkoren om de klanken van de tweebener goed te kunnen ontwaren van wat zij noemen in het Nederlands naar het Duits.

Hier hoorde zij veel ei-klanken. Het Duits maakte er ai-klanken van. Was men hier goed in de “sssss”, daar ging hen “sch…” beter af.

Het leek haar verstandiger om lager te gaan vliegen. De eerste lage bergen werden reeds zichtbaar diep onder haar. De glooiingen werden dieper.

Voor het madammeke was alles wat glooide een berg!

“AAAAIIII…!!” hoorde zij plots. Een tweebener sloeg met een voorwerp nabij zijn nest op een stuk tak. Hij stond echter nijdig naar zijn poot te kijken. Maar daar lette moeke Sterre niet op. De nadrukkelijk aaaaaiii aaaaaaiii-----klank zei haar méér dan genoeg. Ze was in het geboor-

teland van Paake!

Opeens werd zij een langerekt rotsmassief gewaar. Ze zat slechtvalk gebeiteld!

Op een plaat bevestigd op een tak stond in de tweebenerstaal geschreven “Kasteel Valkenburg”. Het was de ruïne van wat eens een mooi kasteel was in het Limburgse Valkenburg.

Maar dat ontging moeke Sterre!

Het madammeke voelde zich als het ware hier thuis. Ze voelde de term “valken” op de een of andere manier van heel nabij.  Wonderlijk maar waar!

De vele keelklanken van de tweebeners onder haar lieten overduidelijk geheel andere klanken horen.

Het klonk Duits.

“Goed gedaon, mien jong!” zei een tweebenersvrouw tegen haar kui-kentje.

Het madammeke grinnikte tevreden, omdat ze op de plaats van haar missie was.

Plotseling  kreeg zij een nest beneden haar in het vizier, nabij het rotsmassief, waar achter een doorzichtige plaat in de voorgevel dezelfde rotsmassiefjes stonden uitgestald als wat zij hier in het echt zag! Dat was een mooi aandenken voor Paake van zijn geboorteland!

Zonder slechtvalk na te denken dook moeke Sterre naar beneden. Haar snavel kwam onpotig in aanraking met de doorzichtige plaat, die door de tweebeners glas genoemd werd, of ook wel een ruit of een raam. Ogenblikkelijk zag ze langs dat raam een opening waar gillende

tweebeners maakten dat zij wegkwamen. Paake moest al vaak met deze situatie te maken hebben gehad, dus moest zij dat ook kunnen verhapstukken!

Zonder aarzeling dook zij via die opening het nest binnen. Ze raakte plotseling haar richtingsgevoel kwijt, omdat het er veel donkerder was dan daar buiten. Ze kwam in aanraking met alles wat daar uitgestald stond!

“Schaise!” riep een tweebener gevat in een ijselijke kreet.

“Schai…”, dacht het madammeke. “MOOI ZO!”

Zij oriënteerde zich toen op het licht en ontdekte de uitgestalde rots-massiefjes achter het raam. Ze dook erop af en griste een massiefje met haar geklauwde poten er vandaan, vond de opening en koos vlie-gensvlug het luchtruim.

MISSIE VOLBRACHT!

Als zij achterom gekeken had, had zij gezien dat haar actie elke profes-sionaliteit miste!

In de souvenierswinkel was er sprake van een ruïne! Het was één grote ravage. Het madammeke had daarmee een slecht valksouveniertje achter gelaten!

Het winkelpersoneel durfde weer vanachter de toonbank vandaan te kruipen, althans wat er nog van over was!

 

Moeke Sterre verliet het glooiende landschap voor het vlakke land en herkende al weer snel de ei-klank en de “S “ van de tweebeners onder haar.

In haar poten had ze het rotsmassiefje stevig geklemd.

In de verte doemde de Toren op. Een tevreden slechtvalklachje ontsnapte haar keel.

Klabats, deden haar beide poten op de plaat met gaatjes. Zij deden dit voorzichtig omdat zij iets kostbaars daarin vast hield.

Met een hupje kwam ze hun kast binnen waar hun nest was. Pa keek blij naar haar op. De vier donskindjes wilden niet langer verkreukte donsjes zijn. Zij scharrelden daarom vrolijk in het nest rond.

“Alsjeblieft lief Paake van me!” en moeke Sterre legde datgene in de kiezels voor Pa neer wat zij met veel bravour verkregen had.

“Helemaal uit je geboorteland. Het is een rotsmassief!” zei moeke vol trots.

“Heb jij dit voor mij….!?”en Pa’s ogen blonken plotseling verraderlijk.

“Voor jou geja….eh…..geleend. Omdat gij een bovenstebeste Pa bent voor onze donskindjes!

En jouw bonbonnekes uiteindelijk toch mijn tongske strelen konden!” antwoordde het madammeke met de nodige slechtvalkemotie.

Pa keerde het rotsmassiefje toen hij het in zijn poten nam.

Onder op het massiefje stonden tweebenerstekens. Hij ontletterde het. “Kasteel Valkenburg -made in China.” Hij zweeg hierover. Het tweebe-ners woordenboek bood hem ook hierbij hulp.

Hij herkende de tekens!

Hij herkende ook het rotsmassiefje. Hij was immers al overal geweest op zijn tochten.

“Je bent een ontzettend lief borstveertje van mij. Dank je wel!” was hij geroerd. Hij begreep dat het moeke van hun vier veldbloempjes er beslist van overtuigd was dat dit exemplaar een rotsmassief was gehaald uit zijn geboorteland. Hij zette het in een hoekje van de nestkast neer.

“Wat is dat Pa?” vroeg het grootste donskindje.

“Een rotsmassief!” antwoordde Pa het guitige donsje.

“Heus Pa? Kom nou, het lijkt veel op een Limburgse ruïne!”

 

De laatste regel schreef ik van opperste verbazing zelf poterig in mijn kladblok neer. Een paar keer moest ik mij zelf verbeteren. Ik wilde er zeker van zijn dat ik deze zin van een klein donskuikentje goed moest vast-leggen.

Want ik weet zeker dat dit kleintje een heel slim valkje wordt!....

 

Els 10 mei 2009.

---------------------------------------------------------

 

----------------------------------------------------------

 

Op Ingrid's forum...

 

Quoot Steenarend/Jan-stukje uit zijn Torenverslag van wo. 6 mei....

 

Een Moeder met twee kinderen, zaten bij aankomst op het bankje. Dan maar meteen mijn grote kijker uit de bus pakken dacht ik zo, kunnen de kinderen ook Valken zien. Terwijl de kinderen zaten te kijken vroeg de Moeder of ze al eieren hadden. Ik heb haar verteld, hoe de stand van zaken was. Waarop ze mij vertelde,dat er nu geen valken meer dood zouden gaan, zoals de vorige keer. Want zei ze: Er worden nu speciaal Duiven los gelaten voor de Valken. En heel De Mortel praat er over.

 

Quoot reactie van Ober/Gretha-do. 7 mei....

 

Lijkt me iets voor een sage!

 

Quoot reactie van Amelandse/Ingrid-do. 7 mei....

 

Sleutel van de kooi - Ik dacht ook meteen aan Els en een nieuwe aflevering van haar sage.

 

En dat alles was NIET tegen dovevrouwsoren gezegd, want Elsje hoorde dit!

 

Hieronder het resultaat!

 

-----------------------------------------------------------

 

De sleutel van de duiventil.

 

"We zijn stapelgek!" foeterde kampioensduif Paris, terwijl zij er de spurt inzette. Haar vleugels lieten haar niet in de steek.

"Doorvliegen. We hebben geen keus!" waarschuwde Sprinter die naast haar vloog.

"Onzin. We zijn prooivoer. Niks meer. Niks minder!"

"We kunnen niet terug, Paris. Dus moeten we vooruit!"

"Ik wil wél terug! Ik laat me niet langer meer kisten!" werd Paris kwaad. Ze was een mooie kampioene die al heel wat retourtjes op haar naam had staan De Mortel-Parijs, Parijs-De Mortel.

Sprinter sprintte nu liever niet terug. Ze moesten naast de anderen als één groep bij elkaar blijven. Hij en Paris vlogen in een losgelaten groep naast elkaar naar de Toren in De Mortel.

Eenmaal daar mochten ze pas terugkeren! En bij elkaar blijven leek hem het veiligste, hoewel niet iedereen dat telkens deed!

Sprinter, die heel wat sprintjes gemaakt had van De Mortel naar Londen en van Londen naar De Mortel, was een beetje verliefd aan het worden op Paris.

"Ik ga terug!" riep Paris, "ik ben geen prooi, voor niemand!" en weg was ze.

"NEE!!!!....", riep Sprinter angstig uit in het kielzog van de Toren!

Hij zag voor zich gebeuren hoe een valk Paris in het vizier kreeg!

Sprinter moest zijn oog op een ander vrouwtje laten vallen!

De gehele groep keerde terug op de duiventil van boer Stam Pot, nadat zij rondom de Toren waren gevlogen. Allemaal doken ze snel hun onderkomen in, op helaas één na.

Wie was bij de volgende zonsopgang het slachtoffer!?

De mooie kampioensduif Sprinter voelde zich eenzaam die nacht.

 

De volgende morgen werden zij wederom gewekt door die angstaan-jagende grote vogel Andes! Hij bracht de post rond bij heel wat roofvogels, waaronder de slechte valken die op die grijze hoge Toren woonden bij het water in tweebenersnestjesplaats De Mortel.

Er was geen ontkomen aan. Andes stond met de sleutel dagelijks dreigend te zwaaien nabij de vliegopeningen op een balk die bevestigd zat op een staander. De sleutel was van de toegangsdeur waar dagelijks duivenmelker Stam Pot ook gebruik van maakte,ook al kwam er geen melk aan te pas. Echter dat deed hij nooit op dit hele vroege tijd stip. Zelfs Pinky het varken lag nog op één rôse oortje in zijn varkenskot.

Het bord buiten het erf langs de weg “Verboden voor slechtvalken en de Andescondor”,

zette geen zoden aan de dijk, laat staan aan de kant van een weg!

De duiventil was een groot nest van hout, gebouwd op hoge staanders waar een duiven verblijf was, met daarachter een grote ruimte waar Stam Pot al het voer bewaarde.

Andes’ dreigement was de sleutel van de toegang die hen vertelde: als jullie niet doen wat ik van jullie verlang, kom ik bij jullie naar binnen en vreet ik jullie allemaal op!   Hij had hen zelfs al getoond hoe dit moest: trappetje op tussen de staanders die naar de toegang leidde. Sleutel in het slot, draaien ennn….voila!

Sprinter kwam als eerste via zijn vliegopening naar buiten, gevolgd door de anderen.

Hij trotseerde de dwingende sleutel die hen vertelde te moeten doen wat van hen verlangd werd:   prooivluchten maken voor Andes’ goede vrienden de slechte valken die op de Toren woonden. Sinds Andes oppas was ge-weest voor de vier kuikens Slechte Valk was zijn hart week ge-worden voor deze vogelsoort, en zeker voor die vier jongen met hun lieve grijpklauwtjes en happende sterke snaveltjes.

Bewust liet hij dagelijks in alle vroegte deze duiven los om het de valken gemakkelijker te maken, zodat de vier slechtvalkkindjes er altijd genoeg te eten hadden!

Sprinter trad naar voren, vloog van zijn platje af, of ook wel vliegplankje genoemd, en landde op de balk tegenover Andes! Provocerend bleef hij voor de sleutel staan.

“Waarom laat je ons niet los, als onze duivenmelker wakker wordt en ons van voer en water voorziet?!” vroeg hij.

“Ik zal nogal gek zijn. Dan kan ik het wel vergeten. Die duivenmelker is dan wel bang van mij, maar ik riskeer géén knalballetjes van hem… HA!” lachte Andes’ diens honende condorlach.

“En nu wegwezen jullie, anders worden jullie MIJN prooi met huid en veer!” siste Andes nijdig en zwaaide wild met de sleutel dat elke vroege morgen door hem werd weggehaald onder de vierde bloempot links van de ach-tertoegang van het nest van Stam Pot.

“BOEOEOE!!!!” riep Andes en sperde zijn gevaarlijk uitziende snavel wagenwijd open.

Alle duiven maakten dat ze weg kwamen!

“Bij elkaar blijven!” schreeuwde Sprinter uit toen ze eenmaal op weg waren, “dan krijgen die slechte valken ons niet te pakken!”

“Vast wel!” kreunde Melkmuiltje, de kleinste kampioensduif die altijd wel wat te melken had. Haar vluchten waren goed voor De Mortel-Brugge, Brugge-De Mortel.

“Snavel dicht! Vertrouw me nu maar!” riep Sprinter naar haar.

In de verte doemde de Toren weer op. Ze hoorden ogenblikkelijk de roep van de valken.

Ze werden weer opgewacht!

Prooi vangen kregen die slechte valken op de dag van vandaag op een valkpresenteerblaadje!

De duiven naderden de Toren. Nabij en op de plaat met gaatjes zagen zij hoe de vier juvenieltjes begerig naar hen keken.

“Moet je die vier zien! Het water loopt ze in de snavel! Zolang IK er maar niet……niet in be…..beland!!” sloeg de schrik om Melkmuiltje’s duivenhart.

“BIJ ELKAARRRR BLIJVENNN!!! OM DE TOREN, NÚ!!” schreeuwde Sprinter welhaast zijn longen uit zijn bevederde duivenlijf.

Allemaal volgden ze de raad van deze kanjer op, wat heel verstandig hen ter duivenoren kwam. Ze vlogen als één hechte groep rondom de Toren. Zo snel als hun duivenvleugels hen dragen konden, maakten zij vervolgens dat ze weg kwamen. De twee volwassen slechte valken ondernamen tevergeefse pogingen om een enkeling los van de groep te krijgen.

Luidkeels riep een jonge slechte valk: “Pa en moeke zet ém op! We heb-ben hongerrrr!!”

Wat dacht ie wel niet van ze! Sprinter triomfeerde. De groepsvlucht was geslaagd!

Allemaal landden ze ongedeerd elk op hun platje hijgend en wel. Ze schaterden het uit.

Met een knallende dreun landde Andes opnieuw op de balk. De sleutel lag weer onder de vierde bloempot links van de toegang van het nest van boer en duivenmelker Stam Pot.

Hij had niet alleen verstand van koeien melken maar ook van duiven melken!

“Ennn!?” vroeg Andes.

“Die stomme valken hadden het nakijken. Wij waren slimmer! “ lachte Sprinter.

“Hoe kan dit?!” werd Andes kwaad.

“Dat gaan wij jou niet aan je snavel hangen!” gaf Sprinter hem duidelijk te verstaan en verdween door het vlieggat. Dat deed de rest toen ook.

Andes vloog nijdig op, om een rondje Andesbergje te maken. Dat lag nu niet bepaald naast deze duivenmelkerdeur! Maar het was ver genoeg om af te koelen voor de volgende ochtend!

 

Nog vóór het mortelhaantje kraaide stond Andes met de zwaaiende sleutel weer op de balk in het nieuwe ochtendgloren. Alle duiven hoorden de condordreun en kwamen weer naar buiten. Andes las minder angst in de duivenogen. Hij begreep daaruit dat ze vertrouwen hadden in hun tactiek om niet ten prooi aan de valken te vallen!

“Scheer je weg!” siste Andes nijdig.

Gelijktijdig vlogen de duiven in één groep zonder protest weg, met Sprinter in hun vizier.

Andes keek ze na, in de hoop dat de duiven té veel vertrouwen in zich zelf hadden!

De duiven waren plotseling overmoedig. Dat zorgde er echter voor dat zij slordiger in groepsverband gingen vliegen met alle nare gevolgen van dien. Er verdwenen niet één maar twee kamioensduiven in de snavels van de slechte valken, onder luid gejuich van de vier juvenieltjes in de nestkastopening.

Andes stond de groep duiven op diens balk op te wachten. Alle duiven landden op hun platjes na hun terugkeer.

“Ennn!?” vroeg Andes dwingend. Maar hij las het al in de duivenogen.

“Twee!” kermde Melkmuiltje.

“DE LAATSTE!....JE BENT GEWAARSCHUWD!” spuwde Sprinter zijn woorden in het aangezicht van Andes.

Alle duiven verdwenen in de duiventil.

 

De volgende morgen bij het allereerste zonnestraaltje knalde Andes weer op de balk.

Hij wachtte en glunderde.

“DE LAATSTE!” herinnerde hij Sprinter’s woorden.

“Wat een lef!” mompelde Andes   sarcastisch.

Hij wachtte!

De sleutel in een der grote klauwen van Andes begon ongeduldig te zwaaien. Wachten duurt lang. Wachten duurde véél te lang!

“IEIEIEKKKKK!!! KNORRRR!!!” klonk daar plotseling een snerpende krijs achter Andes.

Andes draaide zich ogenblikkelijk om. Hij stond oog in oog met een raar rôse kaal beest.

Het was Pinky.

“KOP DICHT!” siste Andes.

“IEIEIEKKKKK…..KNORRRR….IEIEIEKKKK!!!” krijste Pinky van schrik nóg harder!

“WAT VOOR DE BLIKSEM….DONDE…..!” bulderde opeens een tweebe-nersstem bij het tweebenersnest.

Andes keek ogenblikkelijk in de woeste blik van boer en duivenmelker Stam Pot met een gevaarlijk knalding op hem gericht!

“SODE….!”, vloekte Stam.

“ANDESCONDOR….D…..DA……DADELIJK ZIJN HET ER HO....HO.....

HONDERD!” kermde hij binnensmond. Hij herinnerde zich de waarschu-wende woorden van die pratende

slechtvalk. Hoe kon dit? Hij had niets verkeerds gedaan. Stam Pot zag dat al zijn kampioensduiven in hun verblijven bleven. GÉLUKKIG! Want hij had er al een stelletje verloren!

Zijn ogen richtten zich weer razendsnel op deze gevaarlijke vogel die tot zijn stomme verbazing de sleutel van de duiventil in een der klauwen liet bengelen!

“SÓDE….!” riep Stam weer uit. Plotseling knalde hij zijn jachtgeweer leeg. Ontelbare knalballetjes vlogen rakelings langs Andes heen. Van schrik liet hij de sleutel vallen. Hij maakte dat hij weg kwam om er niet meer terug te keren!

De duiven kwamen naar buiten. Sprinter haalde opgelucht adem. Zijn plan was geslaagd!

 

De volgende vroege morgen vlogen Pa en moeke Sterre tevergeefs hun prooivluchtjes rondom de Toren. De vier kindjes die nu onder de categorie juveniel vielen keken naar dat wat in feite komen moest, maar niet kwam.

“Ik denk Paake-lief, dat we geen duifjes van Andes toegespeeld krijgen. Dat wordt voor ons weer aanpoten!” zei moeke Sterre voorzichtig.

“Ik vrees het ook, borstveertje. Er moet iets gebeurd zijn!” moest ook Pa concluderen.

“Waarom heeft Andes ons niks verteld?” riep een van de vier juvenieltjes. Zijn slechtvalkwoorden waren nog niet koud of daar kwam Andes met donderend geweld aangevlogen. Zonder iets te zeggen liet hij een brief vallen voor de poten van de vier juvenielen op de plaat met gaat-jes. Andes gedroeg zich weer als een post-andescondor, zoals van hem verwacht werd. Met een week, warm kloppend hart voor het mooie viertal verdween hij.

Pa dook op de post af en griste de enveloppe open. Condor poterig stond in een briefje vermeldt dat boer en duivenmelker Stam Pot lucht had gekre-gen van zijn actie en dat ontelbare knalballetjes bijna zijn deel waren ge-worden…..”….Hoogachtend Andes.”

“Ach guttegut!” had moeke Sterre medelijden met Andes.

“Ik heb hongerrrrr!” jammerde een van de slechtvalkkindjes.

“Ik ga even een prooivluchtje maken…..hoewel….even…..”, besloot Pa en vertrok.

 

Bij deze waarneming, niet alleen op de gerieflijke spottersplaats, kunnen hij zonder veren en ik bij deze definitief bevestigen dat het gerucht als zouden in De Mortel duiven losgelaten worden voor de slechtvalken, dit inderdaad op een waarheid berust…….

 

Els – 30 mei ’09.

---------------------------------------------------------

 

 

Een noodoplossing.

Terwijl de vier juvenieltjes Isis, Hathor, Horus en Osiris dan wel in de lucht, dan wel op het Torendak zich vrolijk vermaakten, keken Pa en moeke Sterre naar beneden de Hemelsbleekweg op, terwijl zij samen pootje aan pootje op een dwarsstang van de hoogste antenne bovenop de Toren zaten.

In de berm langs de weg stonden een aantal tweebenersvoertuigen elk op vier schijven met opvallende kleurvlakken in een wit geheel. Daaromheen stonden tweebeners druk met elkaar geluid te maken. Het had de aandacht van Pa en het madammeke.

"Da lijken wel champetters, Paake-lief. Da bevalt me niks!" merkte het madammeke op.

"Champetters, omdat ze petten op hun kop hebben?" begreep Pa haar niet.

"Een pet? Bende gij nu mal. Da's ne klak!" lachte moeke Sterre.

"Dat is een pet! En wat is dan een champetter?" werd Pa valkjeskriegel.

"Da's een veldwachter!"

"Dat is dus politie daar beneden!" schrok Pa.

"Nee nee, d'n veldwachter. We zitten hier midden in het veld. 't Stikt van de champetters!" werd moeke Sterre ongeruster.

"Ophouden, veldboeketje van me. Geen Bels gewauwel. We zitten een tweebenersgrensje verder. Dit is politie!" corrigeerde Pa haar en keek met argusogen naar beneden.

"Politie. Ook goe, stoer ventje van me. Die handhaven ook de tweebenerswet. Gij mag nie jatten. Gij mag nie doden....O.....shi....!" ontsnapte er een tweebenersvloekje uit madammekes keel.

"We doen het allebei!" kreunde Pa.

"Het laatste doen we om niet om te komen van de honger!" bracht het madammeke wijs naar voren.

"Dat is waar, veldboeketje. Maar dat jatten...," zuchtte Pa.

"Ik dacht dat da lénen was!?" en een slechtvalkgrinnikje buitelde uit moeke Sterre's keel.

"Hou op!" waarschuwde Pa haar en voegde daaraan toe: "We kunnen beter opletten. Kijk, ze komen nu deze kant op. Daar.....zie je.....die politietwee-beners. Ze zijn naar iets op zoek! Ik vertrouw het niks!

"Ik ook niet, Paake!"

Allebei zagen ze hoe de politietweebeners de berm afzochten van het grijze lint dat tussen de velden en de bossen liep die regelrecht naar hun rotsmassief de Toren leidde! De politietweebeners kwamen akelig dichtbij.

Plotseling voegde zich een andere tweebener bij hen. Deze droeg geen klak, oftewel geen pet.

Hij droeg ook een andere jas.

"Waar komt díe vandaan? Waar is zijn voertuig, zijn voiture?" vroeg het madammeke.

"Zijn wát!?" vroeg Pa ongeduldig, omdat hij hoe langer hoe meer van zijn angst bevangen werd.

Hier boven lag te veel spul van de tweebeners dat ook tijdens dit broedsel bijeen geja.....geleend was!

“Die dingen op die schijven bedoel ik!” legde moeke Sterre hem uit.

“Zo heet hun voertuig?”

“Ja Paake!”.

“En nu als de bliksem naar ons nest! We moeten de spullen verbergen! Ze komen vast voor ons!”

was Pa plotseling overduidelijk.

“Mijn hemel!” riep het madammeke uit en vloog van de antenne af.

 

Samen kwamen ze bijna gelijktijdig in hun gehaastheid de nestkast ingetuimeld. Onder de cam griste Pa een stel gevulde bierblikjes vandaan. Soms waren hij en zij nog wel eens lollig.

Moeke Sterre greep naar het rotsmassiefje. Met krachtige vleugelslagen verlieten zij hun nest.

“Hieronder…..er staat een doorzichtige plaat open!” zag het madammeke. Ze vloog er ogenblikkelijk   naar toe. Pa zag wat ze bedoelde en vloog haar achterna. Net onder de nestkast was een raam dat open stond. Allebei vlogen ze het binnenste van hun hoge rotsmassief de Toren binnen. Tot hun stomme verbazing zagen zij op platte platen hun eigen nest in de kast van binnen en van buiten.

“Geen tijd!!”   riep Pa. Hij kwakte de bierblikjes achter de platte platen. Moeke Sterre mikte haar Duits geleende rotsmassiefje onder het blad waar die platte platen op stonden. Ogenblikkelijk vlogen ze weer naar buiten om vervolgens gehaast in het nest weer te verdwijnen.

”Wat zijn júllie aan het doen!?” vroeg Isis, het enigste juvenielmeisje. Samen met haar broertjes stonden zij ineens op de plaat met gaatjes. Zij zagen hoe hun ouders van alles in hun poten klauwden.

“Uit de weg!” riep moeke Sterre.

“Opzij Isis. Snel, ook al was jij niet de snelste!” riep ook Pa. De vier valk-kindjes weken uiteen.

Pa en moeke Sterre vlogen rakelings langs hen het nest weer uit om door het geopende raam weer te verdwijnen. De vier juvenieltjes vlogen hen nieuwsgierig achterna.

“Wat is dit hier allemaal?!” vroeg Hathor. Alle vier zagen zij ook de beelden van hun eigen nest. Tegelijkertijd zagen zij hoe Pa verpakkingen aan prooitjes van een tweebenersnestjesplaats geleend, onder een bord met toetsjes frommelde. En dat moeke achter een langwerpige grijze toren, door de tweebeners computer genoemd, een platte schaal gevuld met stukjes vlees kieperde, geleend van het tweebenersnest achter de plaats gelegen die afgezet is met takken met van dat draad er langs met van die puntjes eraan.

Ogenblikkelijk vlogen Pa en moeke Sterre weer naar buiten.

“Meekomen!!” riep Pa.

“Jullie gedragen je té opvallend!” liet hun moeke erop volgen.

Alle zes belandden ze hijgend in hun nest.

“Is alles weg?” vroeg Pa.

“’k Weet het niet!” hijgde het madammeke.

“Wat is er in hemelsnaam aan de hand!?” vroeg Osiris.

“Beneden zijn champetters!’ steunde moeke Sterre.

“cham…wat!?” begreep Isis er geen snars van.

“Politie. Dat zijn tweebeners die je in je nekvel kunnen grijpen als je iets geja…..eh………geleend hebt.   Ze zoeken nu van alles hier af en liepen naar ons rotsmassief! Ik vrees dat ze onze geleende spullen zoeken!” legde Pa hen gehaast uit.

“Als we die spulletjes geleend hebben dan is er toch geen probleem. Jatten is een ander verhaal!’ meende Horus te weten.

“Shi….!” riep Pa, die de term ook kende. Zijn oog viel op het woorden-boek van tweebener van Dale. Hij dook er ogenblikkelijk op af, klauwden zijn poten er omheen en vloog er mee weg.

Peilsnel dook hij weer door het geopende raam naar binnen en smeet het boek achter het geval waar al het tweebenersmateriaal opgesteld stond, ook wel bureau genoemd.

Tot zijn grote schrik hoorde hij binnen in het rotsmassief tweebeners-geroezemoes. De politie was ín de Toren!

Hij maakte dat hij weg kwam!

Hij zag, eenmaal weer buiten, hoe zijn verrukkelijk veldboeketje en zijn vier lieve veldbloempjes op de plaat met gaatjes stonden.

“Ik ga de dwarser op!’ riep hij, door ons tweebeners de dwarsstang van de antenne genoemd.

“Waarom?” riep het madammeke.

“Stil! De politie is ín het rotsmassief!” fluisterde Pa in diens vlucht naar de antenne. Eenmaal

daar kon hij de zaak goed overzien.

Alle zes wachtten zij gespannen op wat komen ging. De vier juvenieltjes waren nu toch argwanend over het feit of spulletjes lenen wel zo onschul-dig was.

Het bleef rustig binnen het rotsmassief. De valken hoorden het ruisen van de wind door de bomen en de geluiden van de andere vogels om hen heen.

Opeens zagen zij allemaal hoe de tweebeners die zich champetter of ook wel politie noemden, met de tweebenersman zonder klak of pet erg ont-spannen aan de voet van hun rotsmassief de Toren verlieten.

Zij hadden geen geleende spulletjes van hen gevonden. Ze hadden name-lijk alleen zich zelf bij zich.

Zij verdwenen uiteindelijk elk in hun voiture.

“Mogen we weer spelen?” vroeg Isis.

“Jullie mogen weer spelen!” antwoordde moeke Sterre met een bevrijden-de keelklank.

De vier juvenieltjes gaven daar ogenblikkelijk gehoor aan. Ze vlogen het rotsmassief Torendak op.

Pa vloog terug naar de plaat met gaatjes en streek naast zijn veldboeketje neer.

“Wat doen we met de geja….eh….geleende spulletjes, Paake-lief?” vroeg moeke Sterre zich zorgelijk af.

“Dat weet ik nog niet. Maar mijn gevoel zegt dat ze daar niet goed lig-gen!”……

 

Het leverde diezelfde avond onvaste cambeelden op!

 

De volgende dag las ik in de regionale krant dat de politie in het gebied Bakel/Gemert op zoek is geweest naar een verborgen geldbuit die ergens rondom de Toren verborgen zou zijn.

Diezelfde nacht zijn hij zonder veren en ik terug naar de Toren gegaan…..

 

Els 16 juni 2009.

---------------------------------------------------------

Inspiratie in overvloed.

 

Pa, moeke Sterre en de vier juvenieltjes Isis, Horus, Hathor en Osiris zaten op het platte dak van hun rotsmassief de Toren. Tussen hen in lagen zes champetter petten, oftewel politiepetten. Daarlangs lagen zes zwarte stropdassen van de politie. De slechtvalken wisten niet hoe dat laatste

te moeten noemen, omdat zij de tweebenersbenaming ervan niet kenden. Zij wisten echter wel hoe zij gedragen werden. Zij wisten tevens dat het stropperig zou aanvoelen als je het te strak aantrok!

"Hoe kom de gij daaraan, Paake?" vroeg moeke Sterre en wees met haar wijsteentje van een poot naar de petten en de stropdassen.

"Geleend!" antwoordde Pa ogenschijnlijk braaf.

"Waarom?" vroeg het madammeke weer aan Pa.

"Dat heeft twee uitermate belangrijke redenen! Het eerste is, dat deze tweebenersattributen van de politie een uitstekende vermomming is. De politie denkt, als zij ons hier zien in deze vermomming, dat ons rotsmassief valt onder de categorie betrouwbaar!"

"Wij dus!" was Hathor slim. Pa knikte en grinnikte gewiekst.

"Het tweede", vervolgde Pa, "het is ook een uitstekende vermomming voor het opvoedkundig lesje wat ik, lieve veldbloempjes, voor jullie in petto heb!"

"Pette....pet.....," kreunde moeke Sterre. Zij herinnerde zich het opvoedkundig lesje van Paake tijdens hun vorige broedsel als de dag van gisteren! Zij kleurden toen oranje en kregen de knalballetjes van boer en duivenmelker Stam Pot langs hun oren en verenpak!

"Wat zijn Uw plannen nú weer, PAAKE!?" vertrouwde moeke Sterre het absoluut niet.

"We gaan naar tweebenersnestjesplaats Valkenswaard, nog net niet gelegen in jouw geboorteland, borstveertje van me! We vermommen ons als tweebenerspolitie en gaan naar een wat de tweebeners "Inspiration Point" noemen. Onder het genot van een heerlijk hapje en drankje geven de tweebeners je een ware opvoering recht uit het tweebenersleven gegrepen! Zelf hoeven we niets te doen. Lieve veldbloempjes, terwijl wij temidden in onze veilige vermomming als tweebenerspolitie zitten, kunnen jullie leren hoe het in het leven van de tweebeners er aan toe gaat. Zoals je weet zijn het zij die van ons houden en voor ons mooie nest hebben gezorgd!"

"En tweebener Stam Pot?" vertrouwde Isis het niet.

"Dat is een uitzondering!" was Pa zeker van zijn zaak.

"We hoeven niets te doen ? We zitten temidden van andere tweebeners terwijl weer andere tweebeners een uitvoering opvoeren?" vroeg moeke Sterre. Ze speelde graag op safe!

“Ik had het niet beter kunnen zeggen! Zo is het precies!” lachte Pa te-vreden.

“Wat is een uitvoering opvoeren?” vroeg Osiris.

“De tweebeners voeren een stuk uit hun leven op. Zij bootsen dat na! Wij hoeven er alleen maar naar te kijken! Jullie leren hiermee uitstekend de tweebeners kennen!” legde Pa hem uit.

“En omdat wij van de tweebenerspolitie zijn in onze vemomming, doen zij ons natuurlijk niks!” begon Horus het te begrijpen.

“Héél goed. En nu de petten op, en dat dingetje om de hals dat stropt!” beval Pa hen.

Ze deden wat van hen verlangd werd, inclusief het madammeke en Pa zelf.

“Tevreden!?” vroeg Pa aan zijn borstveertje.

“Wat is tevreden? Het klinkt wel veilig. Dus we zien wel!” kon het madam-meke niet volledig tevreden zijn.

Toen vlogen ze van het Torendak af. Ze gingen Pa achterna.

 

Pa wist feilloos de weg. Moeke Sterre kon welhaast haar geboorteland ruiken toen ze neerstreken voor de ingang van het tweebenersnest “Inspiration Point”, een dinner theater bij uitstek! Ze zagen om hen heen dat tweebeners het nest betraden.

“Opgelet, lieve kindjes!” waarschuwde Pa zijn vier juvenieltjes, “gedraag je als een tweebener.

Gebruik je vleugels NIET om te vliegen, maar om dadelijk te gebruiken als een tweebenersarm.

Gebruik NIET je keelklank. Als je dat wél doet kun je je opvoedkundig lesje wel vergeten! En let vooral op datgene wat je gaat zien. Dáár leer je van! Kom, we gaan!”

Pa sloeg een vleugel om moeke Sterre heen. Hij had gezien hoe tweebe-nersparen dat deden.

Isis, Horus, Osiris en Hathor liepen hen gedwee achterna. Ze kwamen een grote zaal binnen waar tafels en stoelen stonden. Daarachter hing een grote lap stof in plooien. Daar konden heel wat tweebenersjasjes van gemaakt worden!

Daarachter ging het podium schuil, wat door de tweebeners zo genoemd werd.

De valken zagen hoe tweebeners op die zitdingen gingen zitten achter die planken. Dat deden zij toen ook, waarna Pa hun diner via de menukaart met pootaanwijzingen bestelde.

Het boek van tweebener van Dale had hem een pootje geholpen!

Familie Slechtvalk kreeg elk op een platte plaat verrukkelijk vlees let-terlijk voorgeschoteld, met daarbij in een doorzichtig dingetje op een steeltje sprankelend water met een geel kleurtje.

Het dinner theater kon beginnen!

De tafels en stoelen raakten bezet. De zaal zat vol.

Isis begon ongemakkelijk op haar zitdingetje te schuiven. Ze vond het allemaal maar niks.

Ze kreeg prompt een vleugelpeut van Pa die naast haar zat.

Opeens een heleboel herrie wat door de tweebeners muziek genoemd werd. Het werd geacht mooie klanken te zijn, maar de slechtvalken hoorden liever hun eigen klanken. Maar dat mochten ze nu helaas niet ten gehore brengen!

Het lap stof recht voor hen schoof in twee stukken van links naar rechts uiteen. Tot hun stomme verbazing zagen de valken op de woeste baren een enorm zeilschip. En de kreet "Schatten en Schavuiten" bereikte hun oren. Echter de kreet werd niet begrepen, maar door Pa wel!

Hij ontletterde ook de naam van het schip “Zeildoek naar de Haaien”!

Voor hen ontrolde zich een ware show wat zelfs Pa in opperste verbazing gade sloeg. Hier kon zelfs hij nog van leren. Het begrip jatten werd hier grof gepoteerd. Pa’s jatten verbleekte daar bij.

Tesamen met alle tweebeners zagen zij het schuim van de zee die zich met piraterij in leven hield. Maar de tweebeners, inclusief het schip, waren uit een ver verleden!

Het zag er allemaal angstwekkend uit!

De tweebeners op het schip zetten een keel op van je welste terwijl het net leek alsof het schip door woeste golven gevaarlijk het zeewater door-kliefde!

Kapitein Stuurloos zag er onguur uit met zijn ooglapje voor een oog. Er was een uitdagende tweebenersjuffer Lekkere Neeltje die meer liet zien dan je lief was, maar piraat Geeltje en piraat Groentje was niets lief genoeg. Piraat Schatbewaker kwam niet van de kist af waarin hun veroverde buit verborgen zat.

Zij bevoeren de zeven zeeën en maakten deze onveilig.

Pa begon onrustig op zijn zitdingetje te schuiven. Isis ontging dat niet en deed met hem mee.

Wat hij mocht, mocht zij nu ook! Ma keek hen met gefronste veerwenk-brauwen aan.

Het vlees smaakte hen wel, wat bestond uit kipnuggets.

Opeens werd er naar hen gewezen. De familie Slechtvalk keek elkaar aan. Waarom werd er naar hen gewezen? Waarom keek iedereen nu naar hen?

De woest uitziende tweebeners sprongen van het schip af de zaal in en schreeuwden hun stemmen schor.

“We zijn tweebeners, vergeet dat niet!” durfde Pa zachtjes zijn keelklank te gebruiken.

De groep tweebenerswildebrassen uit een ander tijdperk stormden op hen af! Voordat zij het goed en wel in de gaten hadden werden zij alle zes opgetild en op het schip gezet met de kreet uit de piratenkelen: “Politie aan boord. HELLUPPPP!” Joelend sprongen de tweebeners op het dek om hen heen. Vervolgens tussen de touwen van het tuig door werden zij bruusk op de reling neergezet. Piraat Mislukkeling hield hen in de gaten. Piraat en tevens kok Braadlap keek naar hen alsof ze prooi-en waren!

Opeens werden ze van hun politiepetten ontdaan! Moeke Sterre en Isis kregen een pruik van lange donkere veren over hun kop getrokken onder luid kabaal niet alleen van de piraten op het schip maar ook van de twee-beners in de zaal!

De vier juvenieltjes prentten zich voortdurend in dat ook zij nu tweebeners waren. Hun poten klauwden angstvallig om de reling. Hun vleugels hingen bibberend langs hun lijf.

Pa kreeg een piratenkopdeksel op en een ooglapje voor! Hathor, Horus en Osiris kregen elk een gelijkwaardig woest uitziende pruik op.

“ZING-ZING-ZINNNNGGG! De politie is nu nergens meer te bekennen! “ zongen de piraten tegen de slechtvalken, maar ze keken daarbij Pa aan!

“”Zingen?!” kermde Pa binnenssnavels. Hij wist wat dat betekende. Ze werden geacht nu tweebenerspiraten te zijn uit een andere tijd!

Er zat niets anders op. Hij móest zijn keelklank gaan gebruiken en de anderen aansporen!

Amper kon hij om zich heen kijken omdat dat gekke ding voor één oog hem het zicht voor een deel belemmerde. Moeke Sterre en de vier juvenieltjes keken hem met angstige ogen aan.

“We zijn tweebeners - we zijn tweebeners - we zijn tweebeners,” gonsde het in de zes valkenkopjes!

Pa opende zijn snavel omdat de piraten voortdurend ZING-ZINGGGG riepen en hem daarmee bleven aankijken! Uit Pa’s keel kwam echter geen geluid.

Opeens stond rondborstige lekkere Neeltje voor hem.

Ze pakte zijn kop beet.

“Voor mij zing je vast wel, hé. Binkie van me!” kirde de tweebeners vrouwenstem. Lachend duwde ze Pa’s kop tegen zich aan tussen twee dingen waardoor hij even naar adem hapte.

Luid gejoel en gelach klonk uit de zaal. Pa zag de humor er niet van in. Toen zijn kop losgelaten werd keek hij naar daar waar hij zojuist met zijn snavel tussen gefrommeld had gezeten.

Waar maakten de tweebeners zich druk om. Die twee kale dingen zonder veren deels zichtbaar was het meest lelijke dat hij ooit gezien had!

“ZINGGG….!” riep “piraterin” Lekkere Neeltje uit.

Pa opende opnieuw zijn snavel. Hij zag opnieuw de blikken van zijn madammeke en van zijn vier veldbloempjes. Hij zag hoe zij bibberden van angst. Hij MOEST iets doen!

Hij sperde zijn snavel wagenwijd open en gaf een ijselijke kreet wat niets menselijks had!

“WEGGGG HIERRRR!” riep hij en nam ogenblikkelijk de wieken. Wild fladderend van schrik deden moeke Sterre, Isis, Hathor, Osiris en Horus hem na. Pa griste in elke poot drie politiepetten van het dek. Hij vloog hiermee laag over het dek van stuurboord naar bakboord rakelings langs de piraten en touwen af. Het madammeke en de vier juvenieltjes deden hem na.

De piraten waren plotseling zo heldhaftig niet meer. Krijsend renden ze over het dek van zeilschip “Zeildoek naar de Haaien” met het angstige gevoel dat ze inderdaad naar de haaien gingen!

In de zaal waren in een mum van tijd alle tafels en stoelen leeg.

“Grijp wat je grijpen kunt!” riep Pa en vloog de zaal in waar gillende tweebeners maakten dat ze wegkwamen. Pa dook op de tafels af.

Moeke Sterre griste vele stukken vlees van allerlei planken af wat door de tweebeners tafel genoemd werd. Osiris, Isis, Hathor en Horus zagen wat hun moeder deed en wat Pa op doelde en deden haar daarom na.

Boven de koppen van de wegvluchtende tweebeners heen wisten zij snel vliegend buiten te komen.

“Zijn we nog steeds tweebeners!?” vroeg Isis toen ze alle zes het lucht-ruim kozen.

“Niet meer, want we vliegen!” krijste moeke Sterre haar angstgevoelens eruit.

 

Geheel buiten adem ploften zij na een angstige vlucht op het dak van hun rotsmassief de Toren neer. Ze smeten de pruiken van hun kop af. Pa gooide het ooglapje en het kopdeksel op het dak bij de pruiken en de politiepetten. De zes stropdassen gingen dezelfde weg.

“Is me dát een inspirerende les geweest, Pa!” was wat Horus van zich zelf moest zeggen.

“Van de tweebeners níets dan goeds! HA!” was daar de honende slechtvalklach van Hathor.

"Ik dacht dat we alleen maar hoefden mee te kijken!" snoefde Iris nijdig.

“We hebben geleerd dat tweebeners er een raar en gevaarlijk leventje op na kunnen houden. Ze noemen dat piraterij. Zoet volkje die tweebeners!” merkte Osiris sarcastisch op.

“Ze zijn knettergek!” was moeke Sterre het met de uitspraken van hun kinderen eens.

“Hoe wil je dit opvoedkundig lesje nu noemen, Pa? Valt het onder de categorie geslaagd!?” vroeg Horus.

“Het valt onder de categorie heldhaftig. We hebben ervan geleerd dat er onder de tweebeners rare snavels rondlopen, over snuiten maar niet te spreken! We hebben ervan geleerd dat naast die rare snavels vooral goede tweebeners zijn. Je hoeft hier maar om jullie heen te kijken. Daarnaast geef ik het zomaar niet op. En daar ga ik over nadenken!”was Pa niet te vermur-wen.

“PAAKE!” slaakte moeke Sterre, die de bui alweer zag hangen.

“We hebben al genoeg geleerd!” vond Isis wiens angst in al haar veren nog voelbaar was.

“Je zult nog ontdekken dat er veel te leren valt!” vond Pa en vloog op en nam plaats op de dwarser van wat de tweebeners de dwarsstang van de antenne noemden.

Moeke Sterre en de vier juvenieltjes zagen in dat Pa niet om te praten was. Ze verstopten de pruiken en het piratenkopdeksel, het ooglapje, de politie-petten en de stropdassen onder de nestkast aan de achterzijde. Toen doken ze alle vijf de nestkast in om een voorraadje kipnuggets erin op te slaan. Het had hen in ieder geval wel een aardig portie verrukkelijk prooi-vlees opgeleverd!

 

Ik had alles via onze scoop gadegeslagen beurtelings met hij zonder veren. Als je het niet beter wist zou je geloven dat de Toren het slachtoffer was geworden van piraterij.

Gelukkig wist ik beter.

 

De andere avond zaten Sjef en ik in Valkenswaard aan de dis van het Dinner Theater “Inspiration Point” te wachten op voorstelling “Schatten en Schavuiten”. Wat we buiten bij de ingang op een pamflet niet gelezen hadden was dat de show was afgelast…..

 

Els 30 juni ’09.

---------------------------------------------------------

 

 

Een gewiekt opvoedkundig lesje.

De zon stond te bakken aan een wolkenloze hemel. De lucht was helderblauw.

Er was een aangenaam windje.

De familie Slechtvalk zat in een boomtop nabij hun rotsmassief de Toren. Ze zochten vaker de bomen op. Ze waren vergroeid met de omgeving waarin zij woonden.

"Lieve veldbloempjes en lief veldboeketje van mij, het zal heerlijk zijn om in deze warmte de vleugels uit te slaan en het windje langs ons bevederde lijf te voelen stromen. Dat geeft verkoeling. Het biedt ons tevens de gelegenheid om het plekje te gaan opzoeken dat ik als kind in dit mooie platte land ontdekte. Het is een lokatie dat ons een ongevaar-lijk opvoedkundig lesje kan gaan opleveren", bracht Pa naar voren.

"Ongevaarlijk!" herhaalde moeke Sterre Pa's woorden.

"Hoezo, ongevaarlijk?" vertrouwde Isis het toch niet.

"De lokatie is hier in het wat de tweebeners Brabantse land noemen. Het is een molen, een indrukwekkend tweebenersnest. Ik heb het als kind ontdekt en ervan geleerd hoe vernuftig tweebeners iets kunnen maken met hun poten. Deze ontdekking ging mij toendertijd feilloos af!" hield Pa zich groot.

"Dat durf ik wel met oe aan!" werd moeke Sterre direct gerust gesteld.

"Het was in de tijd dat ik nog Hoebertoes was, nog geen Pa!" liet Pa er nog op volgen.

"Ik hoop dat dit tweede opvoedkundig lesje de laatste is. De rest leren we ons zelf wel!"

vond Horus, die het toch ook niet helemaal vertrouwde.

"Dit is voldoende, Horusje van me. In lesje één leerden jullie hoe tweebeners kunnen leven, naast het feit hoe zij hier met ons nest en met ons om gaan. In dit tweede lesje leren jullie hoe potig ze zijn. Kom, we gaan!" was Pa weer zeker van zijn opvoedkundig lesje.

Alle zes sloegen zij hun vleugels uit, om weldra op de wieken te gaan.

 

Zwevend dan wel vliegend scheerden zij boven het landschap van het Brabantse land.

Ze passeerden tweebenersnesten, grijze linten, water, landerijen en bossen die vredig met elkaar verenigd waren in zachte contouren gelijk de twee-benersklank het zachte geetje.

Ze genoten alle zes van het landschap onder hen.

“We zijn er!” riep Pa plotseling.

In een ruime bocht dook hij naar beneden. Juvenielsentiment stroomde door zijn bevederde lijf. Hij zag dat de wieken van de molen in ruste waren. Gelukkig!

Alsof hij het dagelijks deed, landde Pa op een der wieken. De anderen kwamen naast hem terecht.

“Erg mooi!” moest Isis toegeven. De molen stond in een rustige omgeving. Op een weiland recht voor hen graazden dieren die op de beesten leken die ook bij hun rotsmassief woonden en waar Vreemdgangertje inmiddels niet groeide als kool, maar als een laag –naar een hooglandertje geschotst en wel! Deze dieren echter waren gevlekt en bezaten niet zoveel veren.

Ze maakten wel hetzelfde geluid.

Pa had gezien dat het raampje nabij de wieken weer openstond. Dat kwam goed uit!

“Wat is een molen?” vroeg Osiris.

“Daarin werken tweebeners. Je hebt bijvoorbeeld een korenmolen, een houtmolen, een zaagmolen. Deze molen maalt koren om er meel van te maken die uiteinelijk in meelzakken gaan.

Van meel wordt brood gemaakt. Daar zijn de tweebeners verzot op. Zij vinden het een ware lekkernij. Wij niet. Wij vinden het niet te vreten!” legde Pa dit uitvoerig uit.

“Wat is koren?” vroeg Hathor.

“Dat is wat je hier veel op het land aantreft. Dat zijn van die wuivende gele halmen die voortzo helemaal rijp zijn. Sommige zijn het al, omdat de warme zon ze snel doen laten rijpen. De halmen dragen graankorrels. Deze molen maalt de korrels tot meel”, legde Pa uit.

“Wat weet gij veel!” moest moeke Sterre toegeven. Dit opvoedkundig lesje was inderdaad een makkie.

“Zien jullie dat gat hier opzij?”vroeg Pa hen toen. Iedereen volgde Pa’s blik. De vijf kopjes gaven een knikje.

“Mooi zo! Dat geeft toegang tot de molen. Daar ben ik als kind ook naar binnen gegaan. Ik kan jullie nu daar binnen laten zien hoe mooi de tweebeners een molen kunnen maken tot wat hij is. Kom!” zei Pa en steeg op.

Zes valken verdwenen vervolgens feilloos in de molen. Zij bevonden zich nu op de kapzolder.

Ze keken hun ogen uit. Ze herkenden in al dat houtwerk de takken van de bomen gelijk nabij hun nestkast.

“Kom!” zei Pa weer. Ze deden wat hij van hen verlangde. Via het trapgat vlogen ze naar beneden. Het bracht hen naar het maalwerk. Pa streek daarbij neer. Dat deden moeke Sterre, Horus, Hathor, Osiris en Isis toen ook. Ze keken naar een ingenieuze constructie van hout.

“Dit alles wordt in gang gezet door de uitstekende delen aan de buitenkant. Op een ervan zijn we neergestreken. Nu ligt het hier stil omdat die delen niet bewegen. De delen heten wieken,” legde Pa hen weer uit.

“Hoe weet U dat toch allemaal?!” was moeke Sterre opnieuw verbaasd hierover.

“Ik ben hierin geïnteresseerd geraakt, nadat ik deze molen op een van mijn oefenvluchten dus tegen ben gekomen,” antwoordde Pa.

Er klonken plotseling geluiden beneden hen in de molen! Ogenblikkelijk keken de valken elkaar aan. Het waren geluiden die Pa direct herkende!

“Ssssstttt!” siste Pa en legde een teentje van zijn rechterpoot tegen zijn snavel aan. Pa was rechtspotig.

Opeens onder luid kabaal werd het maalwerk in beweging gezet.

“De wieken bewegen!” schrok het madammeke. Maar nu zagen ze tevens hoe vernuftig het maalwerk werkte. Echter niet voor lang. De snelheid van de bewegende delen van deze mooie houten constructie, hoe knap ook gemaakt, werd opgevoerd. Zonder het te beseffen stonden de val-ken er met hun nieuwsgierige snavels er te dichtbij. De juvenieltjes be-seften dat plotseling wel en vlogen van angst krijsend op, echter niet wetend welke richting te moeten kiezen!

Ook moeke Sterre werd door angst bevangen omdat het maalwerk met veel geweld zijn werk deed. Pa moest lijdzaam toezien hoe zijn veldboe-ketje hun kindjes vliegend volgde in hun chaotische vlucht.

Plotseling doken ze naar beneden!

Pa kon niet anders doen dan hen te volgen, ook al riep hij waarschu-wend: “Jullie gaan de verkeerde kant op!”

Ze belandden in het onderste deel van de molen. Pa zag lege en volle meelzakken opdoemen.

Tweebeners waren er druk mee doende. Hij herinnerde zich de opmer-king hierover toen hij nog een Hoebertoesje was, van zijn lieve Moettie.

“Let op!” riep hij naar zijn veldbloempjes en veldboeketje. Maar het was al te laat. En omdat het te laat was, en hij zijn lievelingen angstig achterna vloog, kon hij niet meer voorkomen dat zij elk in een meelzak verdwenen, inclusief Pa!

De tweebeners die dit alles ontzet gadegeslagen hadden, waren met stomheid geslagen. Ze waren zodanig geslagen dat zij in hun eigen angst snel hun werk deden, zodat de zes meelzakken, zonder op te letten, met een koort dicht gebonden werden! De tweebeners begrepen daarom niet waar die krijsende grote vogels plotseling gebleven waren, door de snel-heid waarin alles gegaan was!

“W w wat was dat!?” stotterde molenaar Jaap Korenwiek.

“V vogels!” stotterde molenaarsknecht Teun Knechtjes met de molenaar mee.

“R roofvogels!” stotterde Stijn Korenwiek, de zoon van de molenaar. Maar hij stotterde zijn hele leven al.

 

Er kwam een vrachtwagen voor gereden, terwijl de wieken van de korenmolen in de warme zomerzon ijverig bleven draaien. De vrachtwagen stopte voor de inrit van de molen.

Werklustige mensenhanden sjorden de gevulde meelzakken op de laadbak van de wagen.

Het waren er heel wat, waaronder de zes waarin zich niet alleen meel bevond, maar ook zes slechtvalken!

Na een half uur reed de vrachtwagen weer aan. Hij tufte voor een deel door het zonovergoten Brabantse land en stopte telkens, waarbij er meelzakken zijn bestemming vonden.

Na ontelbare tweebeners uren, leek wel, voelden Pa, moeke Sterre, Osiris, Hathor, Horus en Isis hoe zij, gezeten elk in een meelzak bij een niet meer te tellen stop, opgetild werden.

Zij hadden het ondertussen niet Spaans benauwd van angst gekregen, maar Brabants benauwd!

Hoe zou het met hen aflopen!?

Wat was hun lot!?

Soms een ambachtelijk Falco peregrinus volkorenbroodje!?

Ze voelden hoe zij ergens neer gekwakt werden als een zak meel.

Toen werd het akelig stil.

Door het stof van de zak heen zagen zij dat de ruimte waarin zij zich bevonden niet rijkelijk bedeeld was met het ’s zomerse daglicht.

“PAAKE!” klonk een voorzichtig bibberstemmetje van moeke Sterre.

“IK WIL HIER UIT!” riep Isis opeens.

“STIL! KALM BLIJVEN! KOMT TIJD, KOMT RAAD!” bleef Pa ogenschijnlijk kalm, hoewel er geen toeziend slechtvalkoogje aan te pas kwam, om de eenvoudige reden dat zij geen steek zagen. En de wijze raad was ook ver te zoeken.

“Jij met jouw idiote lesjes!” foeterde Horus nijdig.

“Door Paake de schuld te geven schiete gij niks mee op. Hier kan hij niks aan doen!” vond moeke.

Ze vond dat Pa het uitstekend gedaan had. Nee, het waren de tweebeners die alles danig door de war hadden gepoot!

“Ik wil ERUITTTT!” schreeuwde Hathor van angst.

“STILLL!” riep Pa, “je maakt met dat keelgeluid van je de zaak er alleen maar erger op!”

“Je waarschuwde ons toch voor die meelzakjes? Waarom zit jij er dan zelf ook in!?” waagde Osiris Pa te vragen.

“Om ervan te leren!” siste Pa een onnozel antwoord uit nijd.

Opeens wel licht en het geluid van hout! Ze herkenden het geluid van de toegang. Zij hadden die ook gehoord toen ze in deze vreemde ruimte belandden.

Tweebeners!

Er werd aan de zakken gemorreld!

De zakken gingen open. De zes valken, elk in hun nu geopende meelzak, kwamen oog in oog met de tweebeners!

De slechtvalken zetten een angstige keelklank op, maar de tweebeners lieten ook een afgrijselijke gil horen! Zij zagen hoe zes krijsende witte meel roofvogels het magazijn verlieten van de warme bakkerij “Het Morteltje”! van bakker Bas Torenwortel.

Via de bakkerij waar het warm was, verlieten de meelvalken dit nest, het bevrijdende luchtruim tegemoet die hen altijd welgezind was!

“WE ZIJN WEER THUISSS!” krijste Isis van geluk.

“Ik ken tweebener Bas Torenwortel. Hij maakt van die lekkere worsten-broodjes. Daar zit vlees in!” krijste Pa ook van geluk.

“Als ik het niet dacht!” joelde het madammeke vrolijk.

Ze belandden alle zes op het dak van hun rotsmassief. Ze keken elkaar toen stom verbaasd aan.

“Hoe komen we aan die rót kleur!?” schrok Isis.

“Hoe krijg ik ooit een vrouwtje!?” kermde Horus. Alle zes zagen zij spierwit!

Plotseling schaterde Pa zijn slechtvalkschaterlach. Vervolgens schudde hij flink zijn veren uit. Alle mooie kleuren van zijn verenpak kwamen weer tevoorschijn.

De rest deed hem toen lachend na. Het leverde de nodige meelwolken op, die spoedig door de zachte zomerwind verdwenen.

“Ge zult Uw vrouwtje heus wel krijgen!” grinnikte moeke Sterre met een slechtvalkgrinnikje en keek haar zoon Horus gewiekst aan. Het was nog net niet gewiekt. Gelukkig maar, want daar hadden zij nu hun bekomst van…..

 

Vanaf de spottersplaats had ik samen met hij zonder veren gescoopt gezien hoe er op het Torendak zes vreemde vogels verdwenen. Ik was opgelucht en hij zonder veren met mij,

dat vervolgens zes mooie slechtvalken er weer vandaan vlogen.

We bleven lang bij de Toren, nadenkend over het feit waar die witte vogels gebleven waren.

Toen we huiswaarts keerden verkocht de plaatselijke warme bakker van De Mortel broodje Falco Peregrinus.

We kochten er zes…..

 

Els 14 juli 2009.

---------------------------------------------------------

 

 

Een bevrijdende kus.

 

Hathor, Horus, Osiris en Isis kwamen allevier gelijktijdig terug gevlogen na een van hun vele oefenvluchten.

Ze waren al menige tweebenersgrens overgestoken. Ze leerden op hun tochten steeds beter wat het betekende om op eigen poten te staan. Binnenkort was het dan echt zover. Ze waren er klaar voor!

Op hun oefentochten hadden ze gezien hoe het met Hope en Faith ging. Faith was in Spanje gebleven. Hope was de zee overgestoken en voelde zich reeds thuis boven en op de geboortegrond van de Schotse hooglan-ders.

Noor en Nina bivakkeerden ook in Spanje.

Naud was in Turkije gesignaleerd waar hij de Turkse slechtvalkentaal moeizaam leerde vanwege de moeilijke slechtvalkentongval.

Nero zat in Italië en maakte het Vaticaan erg onrustig! Voortdurend droeg hij een wit kalotje!

En dat alles hadden Hathor, Osiris, Horus en Isis met eigen ogen gezien!

Menig prooitje hadden zij al geslagen met een snelheid van ver boven de 350 kilometer per uur.

Dat wisten ze zeker, want Hathor was in het bezit van een tweebenersstopwatch, eerlijk geleend!

Nu keerden zij terug van tweebenersbuurland België en hadden er de zus van moeke Sterre bezocht tante Vrouwke.

De velden van De Mortel onder hun krachtige vleugels doemden weer op met aan de horizon in vrolijk zonlicht hun rotsmassief de Toren.

Ze werden zelf heel vrolijk van deze aanblik en doken prompt naar bene-den. Zij waren daarmee echter te ontstuimig. Voordat ze het goed en wel beseften landden ze met veel geweld in de kikkerpoel pal bij de Toren.

"KWAAAKKK....KWAAAKKK......Scheer je weg! Stelletje idioten!" kwaakte een kikker verschrikt die zich in de zonovergoten poel op een waterlelie bevond. Het was een uit de kluiten gewassen opvallend groot exemplaar!

Osiris, Isis, Horus en Hathor kwakten in het water en gingen zelfs eventjes kopje onder.

"We scheren....uche-uche.... helemaal niks!" kwam Hathor proestend naar boven, die het gekwaak van de schrikkende kikkers had gehoord en vooral de kwaakopmerking van die grote kikker.

“Moeten we zo onze oefenvlucht beëindigen!?” vroeg Isis zich af en liet er een slechtvalkgniffel op volgen.

“Zijn jullie die idiote beesten die zo’n rotherrie maken? Soms kunnen we er ’s nachts niet van slapen!” mopperde Hathor opnieuw.

“We zijn niet idioot. Dat zijn jullie zelf. Jullie willen toch niet zeggen dat dit badderen is, hé!” lachte de grote kikker honend. De andere kikkers kwaak-lachte met hem mee.

“Dat is badderen ja!” liet Hathor zich niet kennen.

“Wat heb jíj op je kop zitten?” vroeg Horus plotseling aan de grootste kikker.

“Een kroon!” Het antwoord kwam er vol trots uit.

“Een kroon!? Dat misbaksel aan takken!?” schaterde Horus .

“EEN KROON! Ik ben in feite een Prins. Een tweebener! Daarom ben ik ook zo groot!” liet de kikker zich niet kennen.

“JIJ!? HA-HA-HAAAA….”lachte Isis die dit niet geloven kon.

“ECHT NIET!” gooide Hathor er een schepje bovenop.

“Tweebenerskronen zien er héél anders uit!” wist Isis.

“Hoe weet jij dat?” vroeg de kleinste kikker.

“Ach Mini, dat weet je wél. Deze valken jatten immers alles wat los en vast zit van de tweebeners!” bracht de prinselijke kikker smakelijk naar voren.

“Geen kronen!” versprak Isis zich.

Toen kwaaklachten alle kikkers in het poeltje dat het een lieve lust was.

Echter niet voor lang.

“HOUDT OP!” krijste Hathor nijdig. Het gekwaaklach verstomde meteen.

“Toch zie jij   er niet verkeerd uit!” was daar de nuchtere kwaakklank in de algemene dierentaal plotseling van de gekroonde kikker.

“Dat weet ik ook wel!” snoefde Isis. Alle vier stonden ze met hun poten nog steeds in het niet al te diepe poeltje.

“Wat wil je daar nu mee zeggen?” vertrouwde Hathor deze ommekeer niet.

“Ik wil daarmee zeggen dat deze vrouwelijke schone mij wellicht kan bevrijden van het zware juk dat ik al veel te lang met mij mee draag”, was de prinselijke kikker erg serieus.

“Je bedoelt dat zelf gevlochten takkengeval op je kop?” lachte Horus.

“Niet zelf gevlochten. Het zat er al!......Schoonheid….”, keek de pri-selijke kikker met een zwijmelende blik naar Isis.

“Ja!” antwoordde Isis deels gevleid en deels achterdochtig.

“Zou jij mij de bevrijdende kus willen geven zodat ik weer wordt wie ik ben, een tweebener van adelijke bloede, een mens, een PRINS! De kikker-vrouwtjes hebben tevergeefs poginkjes geleverd daartoe.”

“Geloof jij in sprookjes? Dan moet je naar De Efteling gaan. Onze Pa en moeke hebben daar hele verhalen over! Ha-ha-haaaa….” gierde Hathor.

“Snavel dicht!.....Hoe heet je valkenschoonheid?” liet de prinselijke kikker zich niet van zijn apropos brengen.

“Ik heet Isis!” Ze kon ternauwernood een slechtvalklach onderdrukken.

“Isis…bevrijd mij!” klonk daar de smekende dramatische stem van de gekroonde prinselijke kikker, wier geluid veel weg had uit een toneelstuk van Shakespeare.

“Bevrijden? Hoe!?’ vroeg Isis hem.

“Zoals ik al zei, door mij een kus te geven op mijn prinselijke mond met je bevallige snavel!" bleef de prinselijke kikker in zijn dramatische rol.

“AI JAKKES!” gruwde Isis. Ze begreep hem nu meteen.

Horus, Hathor en Osiris gierden het toen uit.

“STIL!” kwaakte de prinselijke kiker uit. Hij had genoeg gezag want de drie valken zwegen.

Het was de gekroonde kikker ernst!

De stemming sloeg om bij de valken. Ze zagen het verdriet in de ogen van de prinselijke kikker.

Zou het dan toch echt….?

“Zal ik ….?” vroeg Isis aarzelend, maar duidelijk toch met een voorzichtig toegeefslechtvalk klankje wat toch elk slechtvalklogicaatje miste!

Horus, Hathor en Osiris knikten!

In het water schuifelde Isis met natte poten naar de kikker met diens rare kroontje van gevlochten takken op zijn kop. Ze tuitte haar snavel. Ze wist niet dat ze dat kon. Ze zag dat de prinselijke kikker ook zijn mond tuitte. Isis gruwde bij de aanblik van de lelijke kikker. Ze vergat dat en plantte haar snavel op de prinselijke groene kikkerlippen! Ze bleef kussen, want wat moest gebeuren gebeurde niet!

Haar ogen rolden van links en naar rechts. Ze keek liever niet naar de ogen van de kikker, want die vertoonde een kwaad wordende blik.

Plotseling trok de prinselijke kikker zich terug.

Hij was nog steeds wie hij was, een grote kikker met gevlochten takken op zijn kop!

“WEG JULLIE! WEGGGG…..UIT MIJN POELTJE!” kwaak-krijste de prin-selijke kikker.

“JOUW poeltje!?” werd een andere kikker kwaad.

“WEGGG….!” negeerde de prinselijke kikker die opmerking.

De vier valken maakten lachend met genoegen dat ze weg kwamen. Ze bemerkten dat het de kikker ernst was.

“Komt vast door die idiote kroon van je. Als dat geen neppert is, weet ik het niet meer!” krijste Hathor uit leedvermaak.

“WEGGG….!” kwaak-gilde de gekroonde kikker.

“Gillen kan ie goed. Maar in een tweebenersprins veranderen, da’s andere koek! Ha.......haaaa….!” lachte Horus.

“Koek….ha haaaa… dat eten kikkers niet!” schaterde Hathor terwijl zij alle vier hun vleugels uitsloegen en gehaast opstegen naar de Toren. Op de dakrand aangekomen lieten zij zich daarop neervallen.

“Heb ik iets verkeerd gedaan?” vroeg Isis plotseling onzeker.

“Nee hoor. Als die kikker een prins is ben ik een koning. Haaa...HAAAAAA…..!” slechtvalkbrulde Hathor.

Pa en moeke Sterre kwamen bij hen zitten omdat ze, gezeten op de an-tenne, hoorden hoeveel slechtvalkenlol zij hadden. Al snel wisten ze wat er was gebeurd.

“Pa, als jij nu eens een ECHTE kroon…..”, gniffelde Hathor.

“IK KUS GÉÉN KIKKERS MEERRR!!!” riep Isis uit.

Ze rolden allemaal bijna van de dakrand af van het lachen.

In het poeltje trok een gekroonde kikker zich stilletjes terug…..

 

Ik had via mijn gescoopt ding op drie poten alles met verbazing gade geslagen. Hij zonder veren Sjef herinnerde mij eraan dat er een kikker-kroontje te halen was op Ameland zonder het te hoeven jatte....eh.......

lenen......

 

Els 29 juli 2009.

---------------------------------------------------------

 

 

Hoe Els' wens in vervulling ging.

 

 

Dit is de laatste sage van 2009 na een heel mooi broedseizoen. Het tweede nestje van Pa en madammeke moeke Sterre S2....... 

---------------------------------------------------------

 

---klik voor vergroting.

Sjef en ik zaten op de spottersplaats op het bengske te genieten in de zomerzon van de capriolen wat de zes valken hoog in de lucht rondom de Toren uithaalden. Het leek welhaas op een laatste groet van deze mooie omgeving van de vier juvenieltjes Isis, Osiris, Horus en Hathor. Ze lie-ten zich uitdagen door Pa en moeke Sterre. Ze durfden elke uitdaging aan.

Welke vliegbewegingen zij ook maakten het ging ze perfect af. Het was een lust voor het oog!

Sjef en ik begrepen hiermee maar al te goed dat de vier juvenielen er klaar voor zijn.

Ze konden op de wieken gaan om een eigen weg te gaan kiezen!

Sjef en ik wisten dat dit ons afscheid was van deze vier schitterende valken! Pa en moeke Sterre hadden samen voor de tweede keer een heel mooi broedseizoen gehad.

Opeens doken alle zes de valken naar beneden. Ze kwamen regelrecht op de spottersplaats af.

Gebeurde er nu weer datgene wat ons bij het afscheid van het vorig broedseizoen ook overkomen was?

Ja, dat gebeurde!

Alle zes de valken streken rondom ons neer bij het bengske. We waren er weer helemaal beduusd van. Het gaf ons tegelijkertijd weer dat warme wonderbaarlijke gevoel!

"Hallo!" begroette moeke Sterre Sjef en ik.

"Hallo," groetten Sjef en ik vriendelijk terug. Net alsof het helemaal nor-maal was dat we elkaar opnieuw verstonden. Maar daar dachten we niet aan.

"Hebben jullie weer genoten dit jaar?" vroeg Pa aan ons.

"Nou en of, Pa! En daar zijn we jullie weer ontzettend dankbaar voor!" antwoordde ik enthousiast.

"Zeker weten!" vulde Sjef mij niet minder enthousiast aan.

"Dit zijn dus Els en Sjef," gaf Hathor zich zelf een bevestiging.

"Els zet ons in de Wondere Wereld door over ons te schrijven en daar tekeningen bij te maken," voegde Isis daaraan toe.

"Inderdaad, zo is het precies!" bracht Pa naar voren.

"Dat is heel mooi van haar!" vond Osiris.

"Vinden wij ook!" vulden Isis, Hathor en Horus haar aan.

"Dat vraagt om een mooi gebaar van ons!" vond Pa. Alle andere valken gaven een welhaast menselijk knikje, omdat zij Pa's stelling onderschreven.

"Regelmatig Els, hebben we jou horen zeggen: "Dat moesten wij mensen ook kunnen....vliegen!" begon Pa.

"Dat klopt helemaal," gaf ik lachend toe, daarmee verrast te zijn dat Pa dit wist. Maar ach, wat wist hij niet van onze soort.

"Wij laten jouw wens in vervulling gaan!" sprak Pa met een warme blijmoedige valkenkeelklank.

"Hûh!?" bracht ik onnozel uit.

"Wij gezamelijk willen jou meenemen op onze vleugels in het mooie luchtruim boven ons thuisgebied. Het gebied dat ook door zowel jou Els, als door zonder veren Sjef gekoesterd wordt!" stelde Pa voor.

"Klopt.....Maar dat is toch onmogelijk, dat meenemen bedoel ik!" kon Sjef niet geloven.

"Niets is onmogelijk in Els' Wondere Wereld. Daar maakt zij dan vast weer een leuke sage van en mooie tekeningen!" lachte moeke Sterre vol trots om wat zij waren en het feit dat zij zoveel vermeldt werden op mijn site.

"Menen jullie dit echt!?" vroeg ik benauwd. Ik wist dat ik een vroegere hoogtevrees voor het grootste deel overwonnen had, maar toch!

“We menen dit echt en dit lukt ons! Sta op, lieve Els en zet je schrap!” was Pa rigoureus. Ik durfde niet te weigeren. Gezeten naast Sjef op het bengske stond ik op. Sjef greep me vast om me tegen te houden uit bezorgdheid. Ik schudde welhaast onmerkbaar met mijn hoofd.

Sjef zag dat en liet me los.

Daar stond ik dan en zette me schrap. Ik wist plotseling dat ik deze zes mooie vogels zo nabij kon vertrouwen! De valken sloegen hun vleugels uit en groepeerden zich boven mij. Pa en moeke Sterre zetten behoedzaam hun poten geklauwd elk om een arm heen. Twee juvenielen pakten me

van achteren beet in mijn rug. Langzaam steeg ik op. Weer twee andere juvenielen pakten me elk bij een been beet.

Daar ging ik, een verbaasde Sjef op de spottersplaats achterlatend….

 

Ik zag de Toren regelrecht op mij afkomen.

“Je gaat nu zelf beleven waar je al jaren van genoten hebt!” riep Pa verrukt uit.

“Echt waar!?” vroeg ik en zag de velden van De Mortel steeds dieper weg onder mij en zag tevens de top van de Toren en de nestkast steeds dichterbij. Ik vertrouwde het vanwege een opkomende angst toch niet helemaal, hoewel de valken mij in een heel stevige veilige greep vast-

hielden.

Plotseling bleven ze voor de opening van de nestkast hangen.

“Ons nest!” riep moeke Sterre triomfantelijk uit.

“WOWWW!” riep ik verrukt. Want oef, dit had toch wel iets. Ik keek zomaar, leek wel, live de nestkast binnen door middel van mijn eigen ogen waar alleen maar brillenglazen voor zaten.

Prompt zwierde ik alweer er vandaan om in cirkels over het landschap te zweven hoger en hoger. Ik kon de wolken aanraken.

“FANTASTISCH!” riep ik plotseling overmoedig uit.

“Dat dachten we al!” riepen alle valken gelijktijdig.

In een ruime boog gingen we weer van de wolken vandaan.

“Een prooiduifje!” riep Osiris.

“Pak het!” riep Pa tegen mij.

“IKKE!?” vroeg ik hoogst verbaasd.

“Ja, jij. Ook daar heb je altijd van genoten!” riep moeke Sterre.

“Ja, zoals jullie dat doen!” riep ik terug.

“Pak het prooiduifje nou, desnoods met je bek!” riep Hathor ongeduldig.

“Bek? IK!? “ ‘k Dacht meteen aan mijn kunstgebit! Maar ik had géén keus!

Een houtduif vloog alsof zijn leven er van af hing. En ach, dat dééd het ook. Hoewel!

Het lukte mij om de duif te pakken te krijgen met één hand. Mijn kunstgebit bleef daarmee gespaard.

Ik voelde het duivenhartje van angst wild kloppen in het warme bevederde lijf.

“En nu?” vroeg ik vertwijfeld.

“Naar ons rotsmassief en plukken maar!” smulde Horus al.

“Nee, duifje leeft!” riep ik van angst omwille van de houtduif en mij zelf vanwege deze situatie.

“Doe daar dan wat aan!” vond Hathor.

“Ik ben een tweebener. Ik vang geen duiven en de rest doe ik ook niet!” Meteen liet ik het duifje los. Met een bevrijd gevoel koos het de witte wolken om een eigen weg te gaan.

“Sorrie lieve valken,” zei ik.

“Al goed, al goed. We hadden moeilijk van je kunnen verlangen dat je op ons rotsmassief de Toren samen met ons het prooiduifje ging plukken!” vond Pa.

“En opeten!” dacht ik stilletjes in mij zelf.

Ik vloog met de valken vervolgens over De Mortel nog bekomend van wat mij zojuist overkomen was. Ik zag diep beneden mij het dorp vredig tussen de velden en de bossen liggen.

De Toren leek plotseling ook maar héél klein!

Hoe hoog zaten we wel niet?

SHI…. We bevonden ons erg ver boven de wolken waartussen ik al dat moois zag! Ik werd plots bevangen van hoogtevrees maar ik durfde dit aan de valkjes niet te laten merken.

“Je bibbert!” merkte Osiris op.

“Nee hoor. Ik heb het juist verschrikkelijk heet!” riep ik terug.

Ik bibberde van angst!

WAT HOOOGGG!!!

“Je bent in de overgang zeker!” vroeg moeke Sterre.

“Z…zoiets!” wist ik zo gauw niet wat te zeggen. Hoe kan een valk dáár nu verstand van hebben? Maar ach, mij verwonderde van die valken immers niets meer!

“Daar hebben we een oplossing voor!” liet het madammeke me weten.

“Voor die overgang?” vroeg ik onnozel.

“Nee, voor jouw hitte!”

De valken maakten plotseling een pijlsnelle duik naar beneden met een snelheid van 385 kilometer per uur.

‘NEEEEE….!!!” gilde ik.

Sjef viel van het bengske af. Hij krabbelde overeind en bleef dit alles met schrik gade slaan.

De Snelle Loop kwam in een akelige snelheid naderbij.

Ik werd daar onverwachts ingeplonst!

De valken gingen nabij het rotsdammetje zitten. Beduusd krabbelde ik overeind. Ik was natter dan nat.

“’k Zie er niet uit!” hijgde ik van de consternatie en kroop druipnat het water uit.

“ENNN!?” hoorde ik een brul. Het was geen hooglander maar een tweebener. Het was Sjef!

“ALLES IN ORDE!!” krijste ik terug gelijk een slechtvalk.

Ik liet me opdrogen in de warme zomerzon.

“Ik ga naar het bengske,” zei ik nog steeds uit mijn balans.

“Geen hitte meer?” vroeg moeke Sterre.

“Nee, dat niet,” antwoordde ik. Zwabberend over het veld bereikte ik de spottersplaats.

Op handen en voeten kroop ik onder het prikkeldraad het vertrouwde plekje op om vervolgens op het bengske neer te ploffen. Sjef die er langs stond plofte naast mij neer.

 

De valken zaten plotseling weer rondom ons.

“Hoe vond je het?” vroeg Pa en we zagen aan hem dat hij vond dat ze mij succesvol gul bedeeld hadden met deze ware vlucht gelijk een slechtvalk.

“Dit vergeet ik mijn héle leven niet meer!” kon ik op dat moment alleen maar uitbrengen.

“Zie je nu wel veldboeketje en veldbloempjes van me. Mijn idee was zo slecht nog niet om hiermee onze dankbaarheid te tonen dat we op haar site staan!” zei Pa verrukt.

Zes paar valkenogen keken me warm aan. Ik werd er helemaal week van.

“D….Dank jullie wel!” bracht ik plotseling geroerd uit.

“Graag gedaan!” zeiden de valken weer gelijktijdig.

Toen vlogen ze op.

“We zij nu klaar voor onze grote reis!” riep Isis.

“Dat weten we!” riep Sjef terug. Tegelijkertijd hield hij mij ook in de gaten.

“Gaat het?” vroeg hij.

“Het gaat uitstekend met me!” stelde ik hem gerust.

“Het ga jullie héél erg goed! Ik wens jullie het mooiste valkenleven dat je je maar wensen kunt. Ik wens jullie hele mooie valkenkinderen!” riep ik hen na.

“Bedankt…..Bedankt……Be…..,” krijsten zij, totdat hun geluiden verstom-den omdat ze op het dak van de Toren verdwenen.

Na een half uur vertrokken vier juvenielen met elk een kistje in de poten geklemd. Ik wist meteen dat Pa opnieuw aan hun witte donsjasjes had gedacht.

Pa en moeke Sterre keken hun valkenkinderen na. Toen ze niet meer te zien waren hielden Pa en moeke Sterre in en achter de nestkast grote schoon-maak.

Sjef en ik keken elkaar gniffelend aan.

De gejat….geleende tweebenersspullen zouden de plaats weer terug krijgen van waar zij vandaan kwamen…..

 

Er werd opnieuw een mooi seizoen voor deze valken afgesloten en daarmee voor ons mensen ook…..

 

De laatste tekening maakte ik liever in zwart/wit.

Zo ben ik dit broedseizoen ook begonnen. Laten we het daar maar vooral op houden!

Ik zag er niet uit in de lucht. In zwart/wit komt dat minder nadrukkelijk over.

Het hoort nu ook in het grijze verleden….

 

MAAR ELS, WAAROM ZET JE ER DAN TOCH ZO’N OPVALLEND LIJSTJE OMHEEN!!

IK ZAG ER NIET UIUIUIUITTTT…..

                           

Els 11 augustus 2009.

 

---klik voor vergroting.

---------------------------------------------------------

Zie nieuwe reeks in DE SLECHTVALKSAGE SEIZOEN 2010.

 

--------------------------------------------------------

-------------------------------------------------